Jan Dismas Zelenka
Requiem in d-klein (ZWV 48)
Mis
Geschreven voor Rouwplechtigheid
Voor het eerst uitgevoerd: 1731
Libretto: Mistekst
beluister
Bespreking
De Boheemse contrabassist en componist Jan Dismas Zelenka (1679 - 1745) kwam in 1710 naar Dresden in het gezelschap van jezuïten en koorknapen die in het protestantse Saksen een katholieke kapel moesten runnen aan het hof van August der Starke die - ter verwerving van de Poolse koningskroon - tot het katholicisme was overgegaan. Zelenka zou - behoudens enkele jaren studieverlof in Wenen - de rest van zijn leven in het hoforkest blijven werken, vele jaren als assistent-kapelmeester en de facto muzikaal leider gedurende de jarenlange ziekte van kapelmeester Heinichen en de vacature-periode na diens dood in 1729. Hij was diep teleurgesteld toen August II in 1733 de operacomponist Hasse als kapelmeester aanstelde. Dat hij, de bescheiden katholieke vrijgezel, in 1736 samen met zijn lutheraanse vriend Joh.Seb. Bach de eretitel Hofcompositeur verwierf veranderde daaraan weinig.
Zelenka componeerde hoofdzakelijk liturgische muziek ten behoeve van de hofkapel: meer dan 200 opusnummers waaronder dertig missen en vijf Requiems. Het Requiem in d-klein (ZWV 48) schreef hij omstreeks 1731 in opdracht van Maria Josepha, echtgenote van August II, ter gelegenheid van een jaarlijkse herdenking van de dood van haar vader, de Oostenrijks - Habsburgse Keizer Joseph I in 1711.
Omdat een Requiem-mis gecomponeerd wordt voor een specifieke gelegenheid (begrafenis of herdenking van een overledene, of overledenen, zoals op Allerzielen) is de tekst ervan een combinatie van de algemene delen van de dagelijkse mis (ordinarium) die elke miscompositie bevat (Kyrie, Sanctus, Benedictus etc.) met de specifieke Requiem-teksten uit de per dag wisselende mis-liturgie (proprium, ‘tijd-eigen'), i.c. Introïtus, Graduale, Offertorium en Communio. Uit het ordinarium worden evenwel de wat vrolijker delen Gloria en Credo weggelaten. Omdat het in Zelenka's Requiem om één heel bepaalde dode gaat wordt het Requiem dona gevolgd door het enkelvoud ei in plaats van het gebruikelijke eis.
In tegenstelling tot de lutherse kerkstijl (waarin Bach een buitenbeentje vormde) wees de katholieke kerkmuzikale traditie nog altijd terug naar de oude polyfonie van Palestrina. In Zelenka's Requiem vinden we dan ook niet minder dan zeven min of meer strenge koorfuga's. Zelenka verwerkt daarin echter zoveel chromatische (: buiten de heersende toonsoort vallende) noten dat kleurrijke harmonieën ontstaan die karakteristiek zijn voor Zelenka's idioom.
De voor een requiem-mis voorgeschreven Graduale-tekst is de lange Sequentia Dies Irae, een middeleeuwse hymne van 19 verzen. In de volgorde van deze verzen permitteert Zelenka zich een ingenieuze, de dramatiek verhogende ingreep. Na een tutti-zetting van vers 1 vertolkt de bas de verzen 2 t/m 6 die de dag des oordeels schetsen. Veelal gelijktijdig met een couplet van de bas zingen de andere stemmen beurtelings ieder twee van de volgende verzen die het geheel andere karakter hebben van een in de eerste persoon enkelvoud geformuleerd gebed om hulp en voorspraak. Zo ontstaat de volgorde
1 2 [7 8] 3 [9 10] 4 [11 12] 5 [13 14] 6 [15 16 17] 18 19
De twee aspekten van het Dies Irae - dreigende oordeelsdag en individuele smeekbede - worden door deze ‘polytextualiteit' intensief op elkaar betrokken. De verzen 18 en 19 worden weer door allen gezongen, a-cappella d.w.z. zonder zelfstandige instrumentale partijen. Deze laatste coupletten, die trouwens metrisch afwijken (3x2 i.p.v. 2x3 regels), werden later aan de hymne toegevoegd om van de individuele meditatie weer terug te keren in het objectieve liturgische kader. Zelenka's Dies Irae bevat prachtige passages voor de chalumeau, de voorloper van de klarinet.
Het Benedictus is een frappant contrapuntisch kunststukje in oude stijl (stile antico): het oogt aanvankelijk als een strenge vierstemmige koorfuga waarin de instrumenten colla parte de vocale stemmen ondersteunen, geheel geschreven in lange noten (er komen zelfs geen achtsten in voor). Maar vervolgens blijken de sopraan en de alt bovendien ook nog in canon te gaan; een nog veel strengere vorm van polyfonie waarbij de tweede stem (i.c. de alt) de eerste (sopraan) voortdurend letterlijk volgt, op een afstand van drie maten en een kwint lager, dus niet alleen in het thema maar ook in de thema-brokken en vrije variaties die daar in de rest van de fuga op volgen. Men beschouwt dit als een eresaluut van Zelenka, niet alleen aan zijn Weense leraar, de componist en theoreticus Johann Joseph Fux (1660 - 1741), auteur van Gradus ad Parnassum, het standaardwerk over polyfonie, maar meer in het algemeen aan het keizerlijk hof van de overledene waar Zelenka leerjaren had doorgebracht.