Johann Michael Bach
Herr, der König freuet sich (JMB21)
Cantate
Geschreven voor onbekend (sacraal)
Voor het eerst uitgevoerd: 1675?
Solisten SSATB koor SSATB orkest str vla2 cont
Totaal 2 delen, 1 koorwerk
Vertaling: Ria van Hengel
beluister
downloads uitleg
Bespreking
Johann Michael Bach (1643-1694) baseerde zijn ‘kirchenstück’ Herr, der König freuet sich op de verzen 1-6 van Psalm 21; het is geschreven voor vijf concertisten (‘solisten’), een vijfstemmig strijkersensemble (gesplitste altviolen), een vijfstemmig ripienistenkoor (tuttizangers) en een continuogroep. De strijkers zouden vervangen kunnen worden door cornetti en trombones.
De zes psalmverzen worden voorafgegaan door een instrumentale sinfonia en aan het slot wordt, als een da capo avant-la-lettre het eerste vers herhaald. Door de telkens wisselende vocale en instrumentale bezetting van de acht delen loopt het stuk vooruit op wat in de achttiende eeuw een cantate zou gaan heten; maar de delen gaan nog wel direct in elkaar over.
Na de sinfonia (1) met virtuoze vioolpartijen voert de bas in deel (2) een dialoog met het tuttikoor en in (3) met de violen. Het voltallig concertistenensemble treedt aan in (4) terwijl in de delen (5) en (6) respectievelijk de tenor en de alt soleren. Het laatste psalmvers, deel (7), klinkt in wisselzang tussen het concertisten- en het ripienistenkoor. Waarna deel (2) wordt herhaald.
Het is onduidelijk voor welke gelegenheid het stuk is gecomponeerd.
1. Sinfonia
2. Koor
sopraan 1, sopraan 2, alt, tenor, bas, SSATB, strijkers, altviool 2, continuo
1 Herr, der König freuet sich in deiner Kraft, | Heer, de koning verheugt zich over uw macht, |
und wie sehr fröhlich ist er über deine Hülfe! | en hoe blij is hij met uw hulp! |
2 Denn du gibest ihm seines Herzens Wunsch | Want u geeft hem wat zijn hart wenst |
und weigerst nicht was sein Mund bittet. (Sela.) | en weigert hem niet wat zijn mond u vraagt. (Sela) |
3 Denn du überschüttest ihn mit gutem Segen, | Want u overlaadt hem met rijke zegen |
und setzt eine güldene Krone auf sein Haupt. | en zet een gouden kroon op zijn hoofd. |
4 Er erbittet dich um das Leben; | Hij smeekt u om het leven, |
so gibst du ihm langes Leben immer und ewiglich. | en u schenkt hem een lang leven, altijd en eeuwig. |
5 Er hat große Ehre an deiner Hülfe; | Zijn roem is groot door uw hulp, |
du legest Lob und Schmuck auf ihn. | u geeft hem eer en luister. |
6 Denn du setzest ihn zum Segen ewiglich; | Want u maakt hem tot zegen voor altijd |
und erfreuest ihn mit Freuden deines Antlitz. | en verblijdt hem met de vreugde van uw gelaat. |
(1) Herr, der König freuet sich in deiner Kraft, | Heer, de koning verheugt zich over uw macht, |
und wie sehr fröhlich ist er über deine Hülfe! | en hoe blij is hij met uw hulp! |