Johann Michael Bach
Die Furcht des Herren (JMB16)
Cantate
Geschreven voor Ratswechsel
Voor het eerst uitgevoerd: 1675?
Solisten SSATB koor SATB orkest str vla2 cont
Totaal 1 delen
Vertaling: Ria van Hengel
uit het Alt-Bachische Archiv, ABA II/8
beluister
downloads uitleg
Bespreking
De cantate Die Furcht des Herren is ons overgeleverd in het handschrift van Johann Christoph Bach maar blijkt bij nader inzien te zijn geschreven door diens broer Johann Michael Bach (1648 - 1694). Het is een Ratswahl-cantate, geschreven voor de inzegening van een nieuw stadsbestuur in Gehren, d.w.z. wanneer een aantredende factie in de tripartite gemeenteraad het stokje overneemt van een aftredende. De cantate is ontworpen als een Dramma per musica, een dialoog tussen stemmen die symbolische rollen vervullen, in dit geval een sopraan (S1) die een allegorische figuur, de Wijsheid, belichaamt en haar adviezen geeft aan respectievelijk aftredende burgemeester en penningmeester (ältere regierende Bürgermeister und Kämmerer, B en T) en hun opvolgers, de jüngere regierende Bürgermeister und Kämmerer (A en S2). Hun beden om Gods hulp worden steeds bevestigd door een vierstemmig koor (Capella, SATB) dat de gehele gemeenteraad representeert, en begeleid door een strijkkwintet (gesplitste altviolen) en continuo met een fagot dat ter opening een Sinfonia speelt.
De titeltekst, te horen uit de mond van De Wijsheid, is ontleend aan Psalm 111:10, de bede waarmee de raad haar beantwoordt komt uit het ”Boek der Wijsheid”, 9:1-4a, een boek dat door protestanten niet tot de bijbel wordt gerekend (‘apocrief’) en door katholieken een beetje (‘deuterocanoniek’).
Er zijn veel mooie tekstillustraties te horen: een langdurig ewig, een armzalig gering, de Könige regeren fanfareachtig, onder luide bijval van de verzamelde strijkers, maar de Ratsherren bakken maar een wankel, dun, glibberig stukje recht, geimiteerd door een enkele viool. Je zou er kritiek in kunnen beluisteren van de componist en - ongetwijfeld dienstdoende - stadsorganist Michael die in zijn functie van klerk ten stadhuize het bestuurlijk reilen en zeilen van dichtbij kon observeren.
Cantate
sopraan 1, sopraan 2, alt, tenor, bas, SATB, strijkers, altviool 2, continuo
SINFONIA | |
[S1, Die Weisheit] | (Wijsheid) |
Die Furcht des Herren ist der Weisheit Anfang, | Ontzag voor de Heer is het begin van wijsheid, |
das ist eine feine Klugheit, | dat is een mooie verstandige uitspraak, |
wer danach tut, des Lob bleibt ewig. | wie daarnaar handelt, zal eeuwig worden geprezen. |
[Alle Anderen] | (alle anderen) |
0 Gott meiner Väter und Herr aller Güte, | O God van mijn vaderen en Heer van al het goede, |
der du alle Dinge durch dein Wort gemacht | die alles door uw woord hebt gemaakt |
und den Menschen | en het voor de mensen |
durch deine Weisheit bereitet hast, | door uw wijsheid zo hebt geregeld |
daß er die Welt regieren soll | dat zij de wereld besturen |
mit Heiligkeit und Gerechtigkeit, | met heiligheid en gerechtigheid |
und mit rechtem Herzen richten: | en recht spreken met een rechtvaardig hart: |
Gib mir die Weisheit, die stets um deinen Thron ist. | Geef mij de wijsheid, die altijd om uw troon is. |
[S1, Die Weisheit] | (Wijsheid) |
Durch mich regieren die Könige, | Door mij regeren de koningen |
und die Ratsherrn setzen das Recht, | en de raadsheren stellen het recht vast, |
[Alle Anderen] | (alle anderen) |
Gib mir die Weisheit, | Geef mij de wijsheid. |
[S1, Die Weisheit] | (Wijsheid) |
Durch mich herrschen die Fürsten | Door mij heersen de vorsten |
und alle Regenten auf Erden. | en alle bestuurders op aarde. |
[Alle Anderen] | (alle anderen) |
Gib mir die Weisheit, die stets um deinen Thron ist. | Geef mij de wijsheid, die altijd om uw troon is. |
[S1, Die Weisheit] | (Wijsheid) |
Ich Weisheit wohne bei dem Witze | Ik, Wijsheid, woon bij het verstand |
und weiß guten Rat zu geben. | en weet goede raad te geven. |
[Alle Anderen] | (alle anderen) |
Gib mir die Weisheit, | Geef mij de wijsheid, |
[S2, jüngere regierende Kämmerer] | (jongere regerende fiscus) |
denn ich bin zu gering | want ik ben te gering. |
[S1, Die Weisheit] | (Wijsheid) |
Mein ist beide Rat und Tat. | Ik bied zowel raad als daad. |
[S2, jüngere regierende Kämmerer] | (jongere regerende fiscus) |
Ich bin zu gering | Ik heb te weinig verstand |
im Verstand des Rechts und Gesetzes; | van recht en wet; |
[S1, Die Weisheit] | (Wijsheid) |
Ich habe Verstand und Macht! | Ik heb verstand en macht! |
[Alle Anderen] | (allen) |
Gib mir die Weisheit, die stets um deinen Thron ist! | Geef mij de wijsheid, die altijd om uw troon is! |