naar de bespreking van JLB19

O Herr, ich bin dein Knecht (JLB19)

Johann Ludwig Bach

1. Koor

O Herr, ich bin dein Knecht, O Heer, ik ben uw knecht,
deiner Magd Sohn. de Zoon van uw Maagd.
Du hast meine Bande zurissen. U hebt mijn boeien verbroken.
(Ps. 116/16)

2. Recitatief

Du Gottes Ebenbild, O evenbeeld van God,
wie sehr bist du zernichtet, wat ben je zwaar vernietigd,
wie hat dich doch dein Fall wat heeft de zondeval
so elend zugerichtet, je toch ellendig toegetakeld,
wo ist die Freiheit hin, waar is de vrijheid gebleven
in Geist, in Adern, Mut und Sinn, in je geest, je aderen, gemoed en verstand;
ist auch darinnen dir is er binnen in je
noch etwas überblieben, nog iets overgebleven
das nicht der Sklaverei dat niet in de macht is
als eigen zugeschrieben.van de slavernij?

3. Aria

Ach ja, die Ketten und die Bande Ach ja, de ketenen en de boeien
hast du zusamt dem Odem mitgebracht, zijn meegekomen met je levensadem,
und in so harten Knechtschaftsstande en in die harde slavernij
sind dir je mehr und mehr zijn je boeien
die Fesseln schwergemacht.steeds zwaarder geworden.

4. Recitatief

Dein Will kann nicht das, was er sollte, wählen, Je wil kan niet kiezen wat hij zou moeten,
die Sinnen sind von wahrer Weisheit leer, je verstand kent geen ware wijsheid,
du kömmst und fährst dahin fast als von ohngefähr je komt en gaat bijna lukraak
und deine Lebenszeit ist leichtlich nachzuzählen. en je tijd van leven is gemakkelijk na te tellen.
So ist dein Eigentum nicht einmal dein, Zo is jouw bezit niet eens van jou,
weil ein tyrannisch Joch es sperrt in Schranken ein, omdat een tiranniek juk het heeft weggesloten,
und du wirst nimmer dich so harten Zwang entheben, en je zal die harde dwang nooit kwijtraken
wenn eine höhre Macht dir nicht will Kräfte geben.als een hogere macht je de kracht niet geeft.

5. Aria

O Herr, ich bin dein Knecht. O Heer, ik ben uw knecht.
Und mag mich nimmer freigelassen nennen, en ik kan mij nooit vrijgelaten noemen
wo du nicht wirst von meinem Joch mich trennen als u mijn juk niet van mij afneemt
und setzen in das Bürger Recht, en mij het burgerrecht geeft
wo ein gelöster Mund darf ohne Furcht bekennen.waarmee een bevrijde mond zonder angst mag getuigen.

6. Recitatief

So kannst du aus dem Diensthaus kommen, Zo kun je uit het diensthuis komen
und werden dir die Fesseln abgenommen, en worden je boeien je afgenomen,
so wird der Hut und Ring dir wieder dargereicht, zo worden jou de hoed en de ring weer aangereikt.
und alles, alles, was die Freiheit zeigt, en alles, alles wat op vrijheid wijst:
der Wahrheit Gurt um deine Lenden, de lendengordel van de waarheid
des Glaubens Schild, die Pfeile abzuwenden, het pijlenwerend schild van het geloof,
der Helm des Heils zusamt des Geistes Schwert, de helm van het heil en het zwaard van de geest,
und Gottes Harnisch, der dich Kriegen lehrt, en Gods harnas, dat je leert strijden,
da wirst du erst mit neu gerüsten Füßen dan pas zal je met nieuw gewapende voeten
den freien Friedensweg zu wandeln wissen.de vrije vredesweg kunnen bewandelen.

7. Aria

Ob gleich aller Treiber Wut Hoewel de woede van alle drijvers
dir sich wollte widersetzen, zich tegen jou keerde,
wird doch dein entbundner Mut zal toch jouw verloste gemoed
sich entreissen ihren Netzen.zich aan hun netten ontrukken.

8. Recitatief

Ja, der, dem alle Macht ob allem Fleisch gegeben, Ja, hij aan wie alle macht over alle vlees is gegeven,
der zwischen sich und dir kaum rechnet einen Schritt, die tussen zichzelf en jou nauwelijks één stap rekent,
wird dich recht aus dem Kerker heben, zal jou uit de kerker halen,
durch dessen Pforte man ins Land der Freiheit tritt, en door de kerkerpoort kom je in het land van de vrijheid,
wo du ganz quitt und los vor allezeit entbunden waar je geheel verlost bent en voorgoed bevrijd
mit Freuden jauchzen kannst: Ich hab die Freiheit funden.met vreugde kan juichen: Ik heb de vrijheid gevonden.

9. Koor

Meine Bande sind zurissen. Mijn boeien zijn verbroken.
Herr, es ist durch dich geschehn. Heer, het is door u gebeurd.
Drum kann ich zu meinen Füßen, Daarom kan ik, op mijn voeten
denen ich gehorchen müssen, waaraan ik moet gehoorzamen
Satan, Tod und Sünde sehn.de satan, de dood en de zonde zien.

10. Duet (S,A) / Aria (B)

(S/A) Ich suche nur das Himmelleben, (S,A) Ik zoek alleen het hemelse leven
weil ich dein Knecht und Diener bin. omdat ik uw knecht en dienaar ben.
Dein Sohn von deiner Magd ergeben Toegewijd aan de Zoon van uw Maagd
und auch verpflicht mit Herz und Sinn, en ook aan hem verplicht met hart en verstand,
der suchet nur dein Himmelreich, zoek ik alleen uw hemelse rijk,
mach Jesu mich zum Himmelszweig. maak van mij, Jezus, een hemelse tak.


(B) Drum hast du mir nun auch zurissen (B) Daarom hebt u nu ook verbroken
das hart und schwere Lebensband. de harde, zware boeien van het leven.
Ich lege mich zu deinen Füßen, Ik ga aan uw voeten liggen,
ergeb mich ganz in deine Hand. leg me geheel in uw hand.
Dieweil ich such das Himmelreich, Omdat ik het hemelse rijk zoek,
mach, Jesu, mich zum Himmelszweig.maak van mij, Jezus, een hemelse tak.

11. Koraal

Herr Jesu Christ, wahr Mensch und Gott, Heer Jezus Christus, waarachtig mens en God,
der du littst Marter, Angst und Spott, die foltering, angst en spot hebt geleden
für mich am Kreuz auch endlich starbst voor mij aan het kruis ten slotte ook bent gestorven
und mir deins Vaters Huld erwarbst: en voor mij de genade van uw Vader hebt verworven:
ich bitt durchs bitter Leiden dein, ik bid u door uw bittere lijden
du wollst mir Sünder gnädig sein, mij zondaar genadig te zijn
wenn ich nun komm in Sterbensnot wanneer ik in stervensnood raak
und ringen werde mit dem Tod.en met de dood moet worstelen.

12. Duet

Drum will ich auch Dankopfer bringen, Daarom wil ik ook dankoffers brengen
den Nam' des Herrn erheben auch. en de naam van de Heer verhogen.
Ja ich will ihm Loblieder singen, Ja, ik wil lofliederen voor hem zingen
nach aller Engel ihren Brauch, naar het gebruik van alle engelen
dir "heilig, heilig" stimmen an, om ''heilig, heilig'' aan te heffen
wenn sie den großen Gott sehn an.als ze de grote God zien.

13. Aria

Das, was ich meinem Gott versprochen Dat wat ik mijn God heb beloofd
und ein Gelübde hab getan, en de gelofte die ik heb gedaan,
dasselb soll auch sein ungebrochen dat moet ongebroken blijven
im Leben auf den Todesplan. in het leven dat naar de dood toegaat.
Ich meinem Gott getreu will sein, Ik wil mijn God trouw zijn,
er hol mich nur zum Himmel ein.als hij mij maar de hemel binnenhaalt.

14. Koraal

Wie du hast zugesaget mir Wat u mij hebt beloofd
in deinem Wort, das trau ich dir: in uw woord, daarop vertrouw ik:
Fürwahr, fürwahr, euch sage ich, Voorwaar, voorwaar, ik zeg u,
wer mein Wort hält und glaubt an mich, wie mijn woord bewaart en in mij gelooft,
der wird nicht kommen ins Gericht die zal niet veroordeeld worden
und den Tod schmecken ewig nicht en de dood niet eeuwig smaken,
und ob er gleich hier zeitlich stirbt, en hoewel hij hier tijdelijk sterft,
mit nichten er drum gar verdirbt, gaat hij zeker niet geheel te gronde,
sondern ich will mit starker Hand maar ik zal hem met sterke hand
ihn reißen aus des Todes Band uit de boeien van de dood losrukken
und zu mir nehmen in mein Reich, en hem bij me nemen in mijn rijk,
da soll er dann mit mir zugleich daar zal hij dan samen met mij
in Freuden leben ewiglich, in vreugde eeuwig leven,
dazu hilf uns ganz gnädiglich. help ons genadig daarbij.


Ach Herr, vergib all unser Schuld, Ach Heer, vergeef al onze schuld,
hilf, daß wir warten mit Geduld, help ons dat wij geduldig wachten
bis unser Stündlein kommt herbei, totdat ons uurtje komt,
auch unser Glaub stets wacker sei, dat ons geloof altijd wakker is
deim Wort zu trauen festiglich, en wij vast op uw woord vertrouwen,
bis wir einschlafen seliglich. totdat wij zalig inslapen.
(Paul Eber, 1562)

15. Duet

Drum Welt, ade, ich bin dein mude Daarom, wereld, adieu, ik heb genoeg van je,
nur meinen Jesum suche ich, ik zoek alleen mijn Jezus,
da finde ich den rechten Friede, daar vind ik de ware vrede,
da kann ich leben seliglich; daar kan ik zalig leven;
ich will aus dieser Welt hinaus ik wil uit deze wereld weg
zu Gott in sein groß Himmelshaus.naar God, naar zijn grote hemelse huis.

16. Aria & koraal

Jerusalem, ich tu verlangen (T) Jeruzalem, ik verlang
doch dieses nicht auf dieser Welt, naar niets op deze wereld, [komma ih Duits]
dort oben ist's, da werd ich prangen, daarboven is het, daar zal ik stralen
in meines Gottes Himmelszelt, in de hemelse tent van mijn God;
in meines Gottes Himmelshaus in het hemelse huis van mijn God
ich nur das Pförtneramt such aus. wil ik slechts portier zijn.


(Chor II) Jerusalem, du hochgebaute Stadt, (Koor II) Jeruzalem, o hoog gebouwde stad,
wollt Gott, ich wär in dir. ik zou zou graag in je willen zijn.
Mein sehnlichs Herz so groß Verlangen hat Mijn smachtende hart verlangt er zo naar
und ist nicht mehr bei mir; en is niet meer bij mij;
weit über Berg und Tale, ver over bergen en dalen,
weit über flaches Feld ver over vlak veld
schwingt es sich über alle vliegt het over alles heen
und eilt aus dieser Welt. en snelt het weg uit deze wereld.
(Johann Matthäus Meyfart, 1626)


(B) Dann werd ich Halleluja singen, (B) Dan zal ik Halleluja zingen,
gelobet sei der große Gott, geloofd zij de grote God,
stets Halleluja soll erklingen steeds moet er Halleluja klinken
dem großen Gott, der reißt aus Not. voor de grote God, die redt uit nood.
Stimmt alle an: Halleluja! Hef allemaal aan: Halleluja! [! in Duits]


(koor I/II) Halleluja, Halleluja! (Koor I,II) Halleluja, halleluja! [idem]
(koor II) Wenn dann zuletzt ich angelanget bin (Koor II) Als ik dan eindelijk ben aangekomen
ins schöne Paradeis in het mooie paradijs,
voll höchster Freud erfüllet wird der Sinn, zal ik vervuld zijn van de grootste vreugde,
der Mund voll Lob und Preis mijn mond zal vol zijn van lof en prijs,
das Halleluja reine men zingt in alle heiligheid
man singt in Heiligkeit, het zuivere halleluja,
das Hosianna feine het prachtige hosanna
ohn End in Ewigkeit. eindeloos in eeuwigheid.
(Johann Matthäus Meyfart, 1626)


(Koor I) Mit Jubelklang, mit Instrumenten schon, (Koor I) Met jubelklank, met fraaie instrumenten
auf Chören ohne Zahl, in talloze koren,
daß von dem Schall und von dem süßen Ton zodat het geschal en de lieflijke klank
sich regt der Freudensaal. de vreugdezaal in beweging brengt. [punt ih Duits]
Mit hunderttausend Zungen, Met honderdduizend tongen,
mit Stimmen noch viel mehr, met nog veel meer stemmen,
wie vom Anfang gesungen is vanaf het begin gezongen
das himmelische Heer. door het hemelse leger.
(Johann Matthäus Meyfart, 1626)


(Koor I/II) Halleluja, Halleluja!(Koor I,II) Halleluja, halleluja!

17. Koor

Dir will ich Dank opfern U wil ik dank zeggen
und des Herrn Namen predigen. en de naam van de Heer verkondigen.
Ich will meine Gelübde dem Herrn bezahlen Ik wil mijn gelofte aan de Heer nakomen
für alle seinem Volk, ten overstaan van zijn volk,
in den Höfen am Hause des Herrn, in de voorhoven van het huis van de Heer,
in dir, Jerusalem. in jou, Jeruzalem.
Halleluja, Amen. Halleluja. Halleluja, amen. Halleluja.
(Ps. 116/17-19)

18. Recitatief

Was ist der Mensch, Herr, daß du sein gedenkest, Wat is de mens, Heer dat u hem gedenkt,
wer bin ich, daß du mir so teure Gaben schenkest, wie ben ik dat u mij zulke kostbare gaven schenkt,
mir, dem leibeignen Knecht, mij, uw knecht, uw lijfeigene,
an dem von Mutterleib du hattest Herrenrecht; op wie u vanaf de moederschoot het herenrecht hebt gehad;
mir, der ich mich von dir verlaufen, terwijl ik van u ben weggelopen
und doch in fremde Sklaverei en mij toch door het bedrog van mijn verstand
durch meiner Sinnen Trügerei weer heb laten verkopen
hinwieder lassen mich verkaufen.in vreemde slavernij.

19. Aria

Dies macht dein Sohn, Dat doet uw zoon,
der mich von neuen hat erstritten, die mij opnieuw heeft bemachtigd
da er die Strick und Band erlitten, doordat hij onder de strikken en de boeien heeft geleden
daß er sein Erbe brächt davon, zodat hij zijn erfgenaam daar kon weghalen
und da ich ewig sonst gebunden wär geblieben, waar ik anders eeuwig gevangen was gebleven,
mit seinem teuren Blut den Lösbrief mir geschrieben.en doordat hij met zijn dierbaar bloed de vrijbrief voor mij heeft geschreven.

20. Recitatief

Befreit mich nun der Sohn, Als de Zoon mij nu heeft bevrijd,
so bin ich zwar recht frei, dan ben ik wel vrij,
wo aber finde ich die Gaben, maar waar kan ik de offergaven vinden
die mein Erlöser sollte haben die mijn Verlosser zou moeten ontvangen
zum Denkmal, daß ich dankbar sei. als teken van mijn dankbaarheid.
Die Farren sind schon dein De stieren zijn al van u,
und wollt ich Weihrauch streuen, en als ik wierook zou willen branden,
so würde ich doch nur, dan zou ik toch alleen maar wijden
was dir gehöret, weihen.wat u al toebehoort.

21. Aria

Lob und Dank zum Opfer geben, Lof en dank offeren,
seinen Namen hoch erheben, zijn naam verhogen,
wird er doch noch nehmen an. dat zal hij toch wel aannemen.
Alles ander ist dein eigen Al het andere is al van u
und mag an den Wert nicht steigen, en zal niets toevoegen aan de waarde
den du vor mir ausgetan.van wat u voor mij hebt gedaan.

22. Recitatief

Doch eines weiß ich noch, Maar één ding weet ik wel,
mein frei Jahr ist gekommen, mijn vrije jaar is gekomen,
du hast mich aus dem Stand u hebt mij uit de toestand
der Dienstbarkeit entnommen van dienstbaarheid weggehaald
und in dein Haus versetzt. en naar uw huis gebracht.


Mein Herr, ich hab dich lieb, Mijn Heer, ik heb u zo lief
daß ich um deinen Dienst dat ik voor uw dienst
gern meine Freiheit gieb. graag mijn vrijheid zou opgeven.
Bring mich vors Heiligtum Breng mij naar uw heiligdom
und laß da meine Ohren en laat daar mijn oren
an dessen Pfost und Tür durchbohren, bij de deurpost doorboren,
daß ich dein Knecht sei ewiglich, zodat ik eeuwig uw knecht kan zijn,
und dann vor allem Volk en u dan ten overstaan van het hele volk
beständig preisen dich.voortdurend kan prijzen.

23. Aria

Da, da will ich dir bezahlen Daar, daar wil ik u betalen
was ich dir versprochen hab, wat ik u heb beloofd,
mein Gelübde tragen ab mijn gelofte gestand doen
und zu ungezählten Malen en talloze keren
in dem Hof von deinem Haus in het voorhof van uw huis
deine Herrschaft rufen aus.uw heerschappij uitroepen.

24. Recitatief

Die Herrschaft, welche nur ein Seil der Liebe war, De heerschappij die slechts een koord van liefde was,
die mich von Jugend auf als Sohn im Schoß geleget, die mij van jongs af aan als zoon in de schoot was gelegd,
mir Mut und Kraft geschenkt, beschützet in Gefahr, mij moed en kracht heeft gegeven, mij heeft beschermd in gevaar,
und ihr Gesetz ins Herz gepräget, en haar wet in mijn hart heeft geprent,
ja selbst auch ihre Macht hienieden anvertrauet, ja, mij zelfs haar macht hier op aarde heeft toevertrouwd,
daß mich ein Volk und Land als Vater angeschauet.zodat een volk en een land mij als vader hebben beschouwd.

25. Aria

So viel Gnadengaben, Zoveel genadegaven
die du mir hast zugewandt die u mij hebt doen toekomen
durch die Güte deiner Hand door de goedheid van uw hand
müssen ja den Lobspruch haben, moeten worden geprezen met de lof
daß du unter allen Herren Herr, dat u onder de Heer van alle heren
doch vielmehr Vater seist, toch veeleer een vader bent,
und davor durch deine Knechte en daarvoor door uw knechten
billig ewig wirst gepreist.terecht eeuwig wordt geprezen.

26. Koor

In dir, Jerusalem, In jou, Jeruzalem,
du neue Gottesstadt, o nieuwe stad van God,
wo mitten in dem Stuhl waar midden in de stoel
das Lamm den Wohnplatz hat, het Lam zijn woonplaats heeft,
der mich von Anbeginn die mij vanaf het begin
zu seinem Knecht ersah. tot zijn knecht heeft uitverkoren.
In dir will ich hinfort In jou wil ik voortaan
nun Freudenopfer bringen, alleen maar vreugdeoffers brengen,
und mit entbundner Zung en met bevrijde tong
nebst Mahanahim singen. naast de hemelse heerscharen zingen.
Lob, Ehr, Preis, Herrlichkeit, Lof, eer, prijs, heerlijkheid,
Lob, Ehr und Herrlichkeit lof, eer en heerlijkheid
und Ruhm, Halleluja, Amen. en roem, halleluja, amen.
Halleluja.Halleluja.

27. Koraal

Preis, Lob, Ehr, Ruhm, Dank, Kraft und Macht Prijs, lof, eer, roem, dank, kracht en macht
sei dem erwürgten Lamm gesungen, zij gezongen voor het gewurgde Lam,
das uns zu seinem Reich gebracht, dat ons naar zijn rijk heeft gebracht
und teur erkauft, aus allen Zungen, en duur gekocht, uit alle tongen;
in ihm sind wir zur Seligkeit bedacht in hem is ons de zaligheid toebedacht
eh noch der Grund der ganzen Welt gemacht. al voordat de hele wereld werd gegrondvest.


Ihr sieben Fackeln vor dem Thron Jullie zeven fakkels voor de troon
des Lamms, ihr Himmelsfreudengeister, van het Lam, jullie geesten van de hemelse vreugde,
erhebt mit Jauchzen Gottes Sohn, verhef met gejuich de Zoon van God,
der unser König, Hirt und Meister. die onze Koning is, onze Herder en onze Heer.
Lobt ihn mit uns gesamt in Ewigkeit, Loof hem samen met ons allen in eeuwigheid,
seins Namens Ruhm erschalle weit und breit. laat de roem van zijn naam overal weerklinken.


Des Stadt die schönste Zion ist, Wiens stad het prachtige Sion is,
mit Edelstein und Perlentoren, met edelstenen en paarlen poorten,
erbaut zum Lobe Jesu Christ gebouwd tot eer van Jezus Christus
für uns, die er sich auserkoren. voor ons, die hij heeft uitverkoren.
Wir jauchzen dir mit Dank, Lob, Preis und Ruhm, Wij juichen u toe met dank, lof, prijs en roem,
o Freud, o Licht, o Lust, o Lebensblum. o vreugde, o licht, o lust, o levensbloem.
(Gottfried Arnold, vs 1, 4 en 7)
  
Libretto: onbekend

Kale tekst origineel

1. Koor

O Herr, ich bin dein Knecht,
deiner Magd Sohn.
Du hast meine Bande zurissen.
 (Ps. 116/16)

2. Recitatief

Du Gottes Ebenbild,
wie sehr bist du zernichtet,
wie hat dich doch dein Fall 
so elend zugerichtet,
wo ist die Freiheit hin,
in Geist, in Adern, Mut und Sinn,
ist auch darinnen dir 
noch etwas überblieben,
das nicht der Sklaverei 
als eigen zugeschrieben.

3. Aria

Ach ja, die Ketten und die Bande
hast du zusamt dem Odem mitgebracht,
und in so harten Knechtschaftsstande
sind dir je mehr und mehr 
die Fesseln schwergemacht.

4. Recitatief

Dein Will kann nicht das, was er sollte, wählen,
die Sinnen sind von wahrer Weisheit leer,
du kömmst und fährst dahin fast als von ohngefähr
und deine Lebenszeit ist leichtlich nachzuzählen.
So ist dein Eigentum nicht einmal dein,
weil ein tyrannisch Joch es sperrt in Schranken ein, 
und du wirst nimmer dich so harten Zwang entheben,
wenn eine höhre Macht dir nicht will Kräfte geben.

5. Aria

O Herr, ich bin dein Knecht.
Und mag mich nimmer freigelassen nennen,
wo du nicht wirst von meinem Joch mich trennen
und setzen in das Bürger Recht,
wo ein gelöster Mund darf ohne Furcht bekennen.

6. Recitatief

So kannst du aus dem Diensthaus kommen,
und werden dir die Fesseln abgenommen,
so wird der Hut und Ring dir wieder dargereicht,
und alles, alles, was die Freiheit zeigt,
der Wahrheit Gurt um deine Lenden,
des Glaubens Schild, die Pfeile abzuwenden,
der Helm des Heils zusamt des Geistes Schwert,
und Gottes Harnisch, der dich Kriegen lehrt,
da wirst du erst mit neu gerüsten Füßen
den freien Friedensweg zu wandeln wissen.

7. Aria

Ob gleich aller Treiber Wut
dir sich wollte widersetzen,
wird doch dein entbundner Mut
sich entreissen ihren Netzen.

8. Recitatief

Ja, der, dem alle Macht ob allem Fleisch gegeben,
der zwischen sich und dir kaum rechnet einen Schritt,
wird dich recht aus dem Kerker heben,
durch dessen Pforte man ins Land der Freiheit tritt,
wo du ganz quitt und los vor allezeit entbunden 
mit Freuden jauchzen kannst: Ich hab die Freiheit funden.

9. Koor

Meine Bande sind zurissen.
Herr, es ist durch dich geschehn.
Drum kann ich zu meinen Füßen,
denen ich gehorchen müssen,
Satan, Tod und Sünde sehn.

10. Duet (S,A) / Aria (B)

(S/A) Ich suche nur das Himmelleben,
weil ich dein Knecht und Diener bin.
Dein Sohn von deiner Magd ergeben
und auch verpflicht mit Herz und Sinn,
der suchet nur dein Himmelreich,
mach Jesu mich zum Himmelszweig.

(B) Drum hast du mir nun auch zurissen
das hart und schwere Lebensband.
Ich lege mich zu deinen Füßen,
ergeb mich ganz in deine Hand.
Dieweil ich such das Himmelreich,
mach, Jesu, mich zum Himmelszweig.

11. Koraal

Herr Jesu Christ, wahr Mensch und Gott,
der du littst Marter, Angst und Spott,
für mich am Kreuz auch endlich starbst
und mir deins Vaters Huld erwarbst:
ich bitt durchs bitter Leiden dein,
du wollst mir Sünder gnädig sein,
wenn ich nun komm in Sterbensnot
und ringen werde mit dem Tod.

12. Duet

Drum will ich auch Dankopfer bringen,
den Nam' des Herrn erheben auch.
Ja ich will ihm Loblieder singen,
nach aller Engel ihren Brauch,
dir "heilig, heilig" stimmen an,
wenn sie den großen Gott sehn an.

13. Aria

Das, was ich meinem Gott versprochen
und ein Gelübde hab getan,
dasselb soll auch sein ungebrochen
im Leben auf den Todesplan.
Ich meinem Gott getreu will sein,
er hol mich nur zum Himmel ein.

14. Koraal

Wie du hast zugesaget mir
in deinem Wort, das trau ich dir:
Fürwahr, fürwahr, euch sage ich,
wer mein Wort hält und glaubt an mich,
der wird nicht kommen ins Gericht
und den Tod schmecken ewig nicht
und ob er gleich hier zeitlich stirbt,
mit nichten er drum gar verdirbt,
sondern ich will mit starker Hand
ihn reißen aus des Todes Band
und zu mir nehmen in mein Reich,
da soll er dann mit mir zugleich
in Freuden leben ewiglich,
dazu hilf uns ganz gnädiglich.

Ach Herr, vergib all unser Schuld,
hilf, daß wir warten mit Geduld,
bis unser Stündlein kommt herbei,
auch unser Glaub stets wacker sei,
deim Wort zu trauen festiglich,
bis wir einschlafen seliglich.
 (Paul Eber, 1562)

15. Duet

Drum Welt, ade, ich bin dein mude
nur meinen Jesum suche ich,
da finde ich den rechten Friede,
da kann ich leben seliglich;
ich will aus dieser Welt hinaus
zu Gott in sein groß Himmelshaus.

16. Aria & koraal

Jerusalem, ich tu verlangen
doch dieses nicht auf dieser Welt,
dort oben ist's, da werd ich prangen,
in meines Gottes Himmelszelt,
in meines Gottes Himmelshaus
ich nur das Pförtneramt such aus.

(Chor II) Jerusalem, du hochgebaute Stadt,
wollt Gott, ich wär in dir.
Mein sehnlichs Herz so groß Verlangen hat
und ist nicht mehr bei mir;
weit über Berg und Tale,
weit über flaches Feld
schwingt es sich über alle
und eilt aus dieser Welt.
 (Johann Matthäus Meyfart, 1626)

(B) Dann werd ich Halleluja singen,
gelobet sei der große Gott,
stets Halleluja soll erklingen
dem großen Gott, der reißt aus Not.
Stimmt alle an: Halleluja!

(koor I/II) Halleluja, Halleluja!
(koor II) Wenn dann zuletzt ich angelanget bin
ins schöne Paradeis
voll höchster Freud erfüllet wird der Sinn,
der Mund voll Lob und Preis
das Halleluja reine
man singt in Heiligkeit,
das Hosianna feine
ohn End in Ewigkeit.
 (Johann Matthäus Meyfart, 1626)

(Koor I) Mit Jubelklang, mit Instrumenten schon,
auf Chören ohne Zahl,
daß von dem Schall und von dem süßen Ton
sich regt der Freudensaal.
Mit hunderttausend Zungen,
mit Stimmen noch viel mehr,
wie vom Anfang gesungen
das himmelische Heer.
 (Johann Matthäus Meyfart, 1626)

(Koor I/II) Halleluja, Halleluja!

17. Koor

Dir will ich Dank opfern
und des Herrn Namen predigen.
Ich will meine Gelübde dem Herrn bezahlen
für alle seinem Volk, 
in den Höfen am Hause des Herrn, 
in dir, Jerusalem.
Halleluja, Amen. Halleluja.
 (Ps. 116/17-19)

18. Recitatief

Was ist der Mensch, Herr, daß du sein gedenkest,
wer bin ich, daß du mir so teure Gaben schenkest,
mir, dem leibeignen Knecht,
an dem von Mutterleib du hattest Herrenrecht;
mir, der ich mich von dir verlaufen,
und doch in fremde Sklaverei
durch meiner Sinnen Trügerei
hinwieder lassen mich verkaufen.

19. Aria

Dies macht dein Sohn,
der mich von neuen hat erstritten,
da er die Strick und Band erlitten,
daß er sein Erbe brächt davon,
und da ich ewig sonst gebunden wär geblieben,
mit seinem teuren Blut den Lösbrief mir geschrieben.

20. Recitatief

Befreit mich nun der Sohn,
so bin ich zwar recht frei,
wo aber finde ich die Gaben,
die mein Erlöser sollte haben
zum Denkmal, daß ich dankbar sei.
Die Farren sind schon dein
und wollt ich Weihrauch streuen,
so würde ich doch nur,
was dir gehöret, weihen.

21. Aria

Lob und Dank zum Opfer geben,
seinen Namen hoch erheben,
wird er doch noch nehmen an.
Alles ander ist dein eigen
und mag an den Wert nicht steigen,
den du vor mir ausgetan.

22. Recitatief

Doch eines weiß ich noch,
mein frei Jahr ist gekommen,
du hast mich aus dem Stand
der Dienstbarkeit entnommen
und in dein Haus versetzt.

Mein Herr, ich hab dich lieb,
daß ich um deinen Dienst
gern meine Freiheit gieb.
Bring mich vors Heiligtum
und laß da meine Ohren
an dessen Pfost und Tür durchbohren,
daß ich dein Knecht sei ewiglich,
und dann vor allem Volk
beständig preisen dich.

23. Aria

Da, da will ich dir bezahlen
was ich dir versprochen hab,
mein Gelübde tragen ab
und zu ungezählten Malen
in dem Hof von deinem Haus
deine Herrschaft rufen aus.

24. Recitatief

Die Herrschaft, welche nur ein Seil der Liebe war,
die mich von Jugend auf als Sohn im Schoß geleget,
mir Mut und Kraft geschenkt, beschützet in Gefahr,
und ihr Gesetz ins Herz gepräget,
ja selbst auch ihre Macht hienieden anvertrauet,
daß mich ein Volk und Land als Vater angeschauet.

25. Aria

So viel Gnadengaben,
die du mir hast zugewandt
durch die Güte deiner Hand
müssen ja den Lobspruch haben,
daß du unter allen Herren Herr, 
doch vielmehr Vater seist,
und davor durch deine Knechte
billig ewig wirst gepreist.

26. Koor

In dir, Jerusalem,
du neue Gottesstadt,
wo mitten in dem Stuhl
das Lamm den Wohnplatz hat,
der mich von Anbeginn 
zu seinem Knecht ersah.
In dir will ich hinfort
nun Freudenopfer bringen,
und mit entbundner Zung
nebst Mahanahim singen.
Lob, Ehr, Preis, Herrlichkeit,
Lob, Ehr und Herrlichkeit
und Ruhm, Halleluja, Amen.
Halleluja.

27. Koraal

Preis, Lob, Ehr, Ruhm, Dank, Kraft und Macht
sei dem erwürgten Lamm gesungen, 
das uns zu seinem Reich gebracht,
und teur erkauft, aus allen Zungen,
in ihm sind wir zur Seligkeit bedacht
eh noch der Grund der ganzen Welt gemacht.

Ihr sieben Fackeln vor dem Thron
des Lamms, ihr Himmelsfreudengeister,
erhebt mit Jauchzen Gottes Sohn,
der unser König, Hirt und Meister.
Lobt ihn mit uns gesamt in Ewigkeit,
seins Namens Ruhm erschalle weit und breit.
 
Des Stadt die schönste Zion ist,
mit Edelstein und Perlentoren,
erbaut zum Lobe Jesu Christ
für uns, die er sich auserkoren.
Wir jauchzen dir mit Dank, Lob, Preis und Ruhm,
o Freud, o Licht, o Lust, o Lebensblum.
 (Gottfried Arnold, vs 1, 4 en 7)


Libretto: onbekend
	

Kale tekst Nederlandse vertaling

1. Koor

O Heer, ik ben uw knecht,
de Zoon van uw Maagd.
U hebt mijn boeien verbroken.

2. Recitatief

O evenbeeld van God,
wat ben je zwaar vernietigd,
wat heeft de zondeval
je toch ellendig toegetakeld,
waar is de vrijheid gebleven
in je geest, je aderen, gemoed en verstand;
is er binnen in je
nog iets overgebleven
dat niet in de macht is
van de slavernij?

3. Aria

Ach ja, de ketenen en de boeien
zijn meegekomen met je levensadem,
en in die harde slavernij
zijn je boeien
steeds zwaarder geworden.

4. Recitatief

Je wil kan niet kiezen wat hij zou moeten,
je verstand kent geen ware wijsheid,
je komt en gaat bijna lukraak
en je tijd van leven is gemakkelijk na te tellen.
Zo is jouw bezit niet eens van jou,
omdat een tiranniek juk het heeft weggesloten,
en je zal die harde dwang nooit kwijtraken
als een hogere macht je de kracht niet geeft.

5. Aria

O Heer, ik ben uw knecht.
en ik kan mij nooit vrijgelaten noemen
als u mijn juk niet van mij afneemt
en mij het burgerrecht geeft
waarmee een bevrijde mond zonder angst mag getuigen.

6. Recitatief

Zo kun je uit het diensthuis komen
en worden je boeien je afgenomen,
zo worden jou de hoed en de ring weer aangereikt.
en alles, alles wat op vrijheid wijst:
de lendengordel van de waarheid
het pijlenwerend schild van het geloof,
de helm van het heil en het zwaard van de geest,
en Gods harnas, dat je leert strijden,
dan pas zal je met nieuw gewapende voeten
de vrije vredesweg kunnen bewandelen.

7. Aria

Hoewel de woede van alle drijvers
zich tegen jou keerde,
zal toch jouw verloste gemoed
zich aan hun netten ontrukken.

8. Recitatief

Ja, hij aan wie alle macht over alle vlees is gegeven,
die tussen zichzelf en jou nauwelijks één stap rekent,
zal jou uit de kerker halen,
en door de kerkerpoort kom je in het land van de vrijheid,
waar je geheel verlost bent en voorgoed bevrijd
met vreugde kan juichen: Ik heb de vrijheid gevonden.

9. Koor

Mijn boeien zijn verbroken.
Heer, het is door u gebeurd.
Daarom kan ik, op mijn voeten
waaraan ik moet gehoorzamen
de satan, de dood en de zonde zien.

10. Duet (S,A) / Aria (B)

(S,A) Ik zoek alleen het hemelse leven
omdat ik uw knecht en dienaar ben.
Toegewijd aan de Zoon van uw Maagd
en ook aan hem verplicht met hart en verstand,
zoek ik alleen uw hemelse rijk,
maak van mij, Jezus, een hemelse tak.

(B) Daarom hebt u nu ook verbroken
de harde, zware boeien van het leven.
Ik ga aan uw voeten liggen,
leg me geheel in uw hand.
Omdat ik het hemelse rijk zoek,
maak van mij, Jezus, een hemelse tak.

11. Koraal

Heer Jezus Christus, waarachtig mens en God,
die foltering, angst en spot hebt geleden
voor mij aan het kruis ten slotte ook bent gestorven
en voor mij de genade van uw Vader hebt verworven:
ik bid u door uw bittere lijden
mij zondaar genadig te zijn
wanneer ik in stervensnood raak
en met de dood moet worstelen.

12. Duet

Daarom wil ik ook dankoffers brengen
en de naam van de Heer verhogen.
Ja, ik wil lofliederen voor hem zingen
naar het gebruik van alle engelen
om ''heilig, heilig'' aan te heffen
als ze de grote God zien.

13. Aria

Dat wat ik mijn God heb beloofd
en de gelofte die ik heb gedaan,
dat moet ongebroken blijven
in het leven dat naar de dood toegaat.
Ik wil mijn God trouw zijn,
als hij mij maar de hemel binnenhaalt.

14. Koraal

Wat u mij hebt beloofd
in uw woord, daarop vertrouw ik:
Voorwaar, voorwaar, ik zeg u,
wie mijn woord bewaart en in mij gelooft,
die zal niet veroordeeld worden
en de dood niet eeuwig smaken,
en hoewel hij hier tijdelijk sterft,
gaat hij zeker niet geheel te gronde,
maar ik zal hem met sterke hand
uit de boeien van de dood losrukken
en hem bij me nemen in mijn rijk,
daar zal hij dan samen met mij
in vreugde eeuwig leven,
help ons genadig daarbij.

Ach Heer, vergeef al onze schuld,
help ons dat wij geduldig wachten
totdat ons uurtje komt,
dat ons geloof altijd wakker is
en wij vast op uw woord vertrouwen,
totdat wij zalig inslapen.

15. Duet

Daarom, wereld, adieu, ik heb genoeg van je,
ik zoek alleen mijn Jezus,
daar vind ik de ware vrede,
daar kan ik zalig leven;
ik wil uit deze wereld weg
naar God, naar zijn grote hemelse huis.

16. Aria & koraal

(T) Jeruzalem, ik verlang
naar niets op deze wereld, [komma ih Duits]
daarboven is het, daar zal ik stralen
in de hemelse tent van mijn God;
in  het hemelse huis van mijn God
wil ik slechts portier zijn.

(Koor II) Jeruzalem, o hoog gebouwde stad,
ik zou zou graag in je willen zijn.
Mijn smachtende hart verlangt er zo naar
en is niet meer bij mij;
ver over bergen en dalen,
ver over vlak veld
vliegt het over alles heen
en snelt het weg uit deze wereld.


(B) Dan zal ik Halleluja zingen,
geloofd zij de grote God,
steeds moet er Halleluja klinken
voor de grote God, die redt uit nood.
Hef allemaal aan: Halleluja! [! in Duits]

(Koor I,II) Halleluja, halleluja! [idem]
(Koor II) Als ik dan eindelijk ben aangekomen
in het mooie paradijs,
zal ik vervuld zijn van de grootste vreugde,
mijn mond zal vol zijn van lof en prijs,
men  zingt in alle heiligheid
het zuivere halleluja,
het prachtige hosanna
eindeloos in eeuwigheid.


(Koor I) Met jubelklank, met fraaie instrumenten
in talloze koren,
zodat het geschal en de lieflijke klank
de vreugdezaal in beweging brengt. [punt ih Duits]
Met honderdduizend tongen,
met nog veel meer stemmen,
is vanaf het begin gezongen
door het hemelse leger.


(Koor I,II) Halleluja, halleluja!

17. Koor

U wil ik dank zeggen
en de naam van de Heer verkondigen.
Ik wil mijn gelofte aan de Heer nakomen
ten overstaan van zijn volk,
in de voorhoven van het huis van de Heer,
in jou, Jeruzalem.
Halleluja, amen. Halleluja.

18. Recitatief

Wat is de mens, Heer dat u hem gedenkt,
wie ben ik dat u mij zulke kostbare gaven schenkt,
mij, uw knecht, uw lijfeigene,
op wie u vanaf de moederschoot het herenrecht hebt gehad;
terwijl ik van u ben weggelopen
en mij toch door het bedrog van mijn verstand
weer heb laten verkopen
in vreemde slavernij.

19. Aria

Dat doet uw zoon,
die mij opnieuw heeft bemachtigd
doordat hij onder de strikken en de boeien heeft geleden
zodat hij zijn erfgenaam daar kon weghalen
waar ik anders eeuwig gevangen was gebleven,
en doordat hij met zijn dierbaar bloed de vrijbrief voor mij heeft geschreven.

20. Recitatief

Als de Zoon mij nu heeft bevrijd,
dan ben ik wel vrij,
maar waar kan ik de offergaven vinden
die mijn Verlosser zou moeten ontvangen
als  teken van mijn dankbaarheid.
De stieren zijn al van u,
en als ik wierook zou willen branden,
dan zou ik toch alleen maar wijden
wat u al toebehoort.

21. Aria

Lof en dank offeren,
zijn naam verhogen,
dat zal hij toch wel aannemen.
Al het andere is al van u
en zal niets toevoegen aan de waarde
van wat u voor mij hebt gedaan.

22. Recitatief

Maar één ding weet ik wel,
mijn vrije jaar is gekomen,
u hebt mij uit de toestand
van dienstbaarheid weggehaald
en naar uw huis gebracht.

Mijn Heer, ik heb u zo lief
dat ik voor uw dienst
graag mijn vrijheid zou opgeven.
Breng mij naar uw heiligdom
en laat daar mijn oren
bij de deurpost doorboren,
zodat ik eeuwig uw knecht kan zijn,
en u dan ten overstaan van het hele volk
voortdurend kan prijzen.

23. Aria

Daar, daar wil ik u betalen
wat ik u heb beloofd,
mijn gelofte gestand doen
en talloze keren
in het voorhof van uw huis
uw heerschappij uitroepen.

24. Recitatief

De heerschappij die slechts een koord van liefde was,
die mij van jongs af aan als zoon in de schoot was gelegd,
mij moed en kracht heeft gegeven, mij heeft beschermd in gevaar,
en haar wet in mijn hart heeft geprent,
ja, mij zelfs haar macht hier op aarde heeft toevertrouwd,
zodat een volk en een land mij als vader hebben beschouwd.

25. Aria

Zoveel genadegaven
die u mij hebt doen toekomen
door de goedheid van uw hand
moeten worden geprezen met de lof
dat u onder de Heer van alle heren
toch veeleer een vader bent,
en daarvoor door uw knechten
terecht eeuwig wordt geprezen.

26. Koor

In jou, Jeruzalem,
o nieuwe stad van God,
waar midden in de stoel
het Lam zijn woonplaats heeft,
die mij vanaf het begin
tot zijn knecht heeft uitverkoren.
In jou wil ik voortaan
alleen maar vreugdeoffers brengen,
en met bevrijde tong
naast de hemelse heerscharen zingen.
Lof, eer, prijs, heerlijkheid,
lof, eer en heerlijkheid
en roem, halleluja, amen.
Halleluja.

27. Koraal

Prijs, lof, eer, roem, dank, kracht en macht
zij gezongen voor het gewurgde Lam,
dat ons naar zijn rijk heeft gebracht
en duur gekocht, uit alle tongen;
in hem is ons de zaligheid toebedacht
al voordat de hele wereld werd gegrondvest.

Jullie zeven fakkels voor de troon
van het Lam, jullie geesten van de hemelse vreugde,
verhef met gejuich de Zoon van God,
die onze Koning is, onze Herder en onze Heer.
Loof hem samen met ons allen in eeuwigheid,
laat de roem van zijn naam overal weerklinken.

Wiens stad het prachtige Sion is,
met edelstenen en paarlen poorten,
gebouwd tot eer van Jezus Christus
voor ons, die hij heeft uitverkoren.
Wij juichen u toe met dank, lof, prijs en roem,
o vreugde, o licht, o lust, o levensbloem.