Johann Christoph Bach
Der Mensch, vom Weibe geboren (JCB5)
Motet
Geschreven voor Rouwplechtigheid
Voor het eerst uitgevoerd: 1680?
Koor SSATB
Totaal 2 delen, 2 koorwerken
Vertaling: Ria van Hengel
Alt-Bachisches Archiv I/18
downloads uitleg
Bespreking
Dit vijfstemmige motet bestaat uit twee delen: een, als "motet" aangeduid eerste deel op een prozatekst uit het oud-testamentische boek Job (Job 14:1) en een als "Aria" omschreven reeks van vijf muzikaal identieke koraalcoupletten. Zo'n tweedelige structuur heft bijv. ook Sebastian Bachs Komm, Jesu, komm (BWV 229)
De herkomst van het koraal is onduidelijk; de tekst lijkt op die van het bekende Ach wie flüchtig, ach wie nichtig van Michael Franck (1652) dat Sebastian gebruikt in zijn cantate 26 of Johann Bach in zijn motet Unser Leben ist ein Schatten maar tekst en melodie verschillen daarvan. Elk couplet eindigt met de woorden Kaum, wenn er etc.: als een refrein of een bezwerende litanie.
Het eerste deel biedt diverse muzikale tekstillustraties: de sopranen karakteriseren de Unruhe met reeksen zestiende noten, korte fragmenten de vluchtige schaduw, herhalingen het onherroepelijk vallen van de bloemblaadjes.
In zijn Bachbiografie (1873/1880) wijdt Philipp Spitta (1841-1894) uitvoerige, kritische besprekingen aan werken van Bachs voorzaten; ik maak die bij ‘andere besprekingen’ toegankelijk (in het Duits) onder de initialen PS. |
Motet
SSATB
Der Mensch, vom Weibe geboren, | De mens, uit een vrouw geboren, |
lebt kurze Zeit und ist voller Unruhe. | leeft maar korte tijd en is vol onrust. |
Er gehet auf wie eine Blume | Hij ontluikt als een bloem |
und fällt ab; | en verwelkt; |
fleucht wie ein Schatten | hij vliegt weg als een schaduw |
und bleibet nicht. | en is niet blijvend. |
Aria
SSATB
1. Ach wie nichtig, ach wie flüchtig | 1. Ach hoe nietig, ach hoe vluchtig |
ist das Leben,so dem Menschen wird gegeben. | is het leven dat de mens gegeven wordt. |
Kaum, wenn er zur Welt geboren, | [refrein:] Zodra hij ter wereld is gekomen |
ist er schon zum Tod erkoren. | is hij al voor de dood bestemd. |
2. Seiner Tage, aller Plage | 2. Zijn dagen, al zijn ellende |
muß man sehen wie ein schneller Wind vergehen. | zien we als een snelle wind voorbijgaan. |
Kaum, wenn er zur Welt geboren, | refrein |
ist er schon zum Tod erkoren. | |
3. Menschenkinder, weil sie Sünder, | 3. Omdat de mensen zondaars zijn, |
gehn zugrunde in der unvermeinten Stunde. | gaan ze op een onverwacht moment ten onder. |
Kaum, wenn er zur Welt geboren, | refrein |
ist er schon zum Tod erkoren. | |
4. Wie die Nelken bald verwelken | 4. Zoals anjers snel verwelken |
und verderben,so muß auch der Mensch hinsterben. | en ondergaan, zo moet ook de mens sterven. |
Kaum, wenn er zur Welt geboren, | refrein |
ist er schon zum Tod erkoren. | |
5. Menschenleben, das fleucht eben | 5. Het mensenleven vliegt voorbij |
wie ein Schatten,den wir an der Seite hatten. | als een schaduw die naast ons liep. |
Kaum, wenn er zur Welt geboren, | refrein |
ist er schon zum Tod erkoren. |