Eduard van Hengel

Johann Sebastian Bach vocale werken

Johann Christoph Bach

Merk auf, mein Herz, und sieh dorthin (JCB15)

Motet

Geschreven voor Eerste Kerstdag

Voor het eerst uitgevoerd: 1690?

Libretto: Martin Luther

Koor SSAATTBB

Totaal 7 delen, 7 koorwerken

Vertaling: Ria van Hengel

olim BWV Anh.163

beluister

downloads uitleg

Bespreking

Het ongetwijfeld voor de Kerstperiode bedoelde motet Merk auf mein Herz, und sieh dorthin van Johann Christoph Bach (1642-1703) werd ooit verondersteld te zijn gecomponeerd door diens 43 jaar jongere achterneef Johann Sebastian en verkreeg daardoor een vermelding in de Anhang van de (J.S.) Bachs Werke Verzeichnis, BWV Anh 163. Het stuk is geschreven voor twee vierstemmige koren, een bezetting die we ook kennen van enkele van Sebastians motetten. Men kan de koren naar verkiezing (ad libitum) laten versterken door een continuogroep of zelfs door instrumenten die colla parte de vocale partijen volgen, bijv. strijkers met Koor I en blazers met Koor II.
De tekst behelst een reflectie op de geboorte van Christus aan de hand van zeven (van de 15) coupletten van Martin Luthers bekende kerstkoraal Vom Himmel hoch da komm ich her. Luthers teksten worden ongewijzigd gebruikt maar in een andere volgorde, achtereenvolgens de strofen 7, 3, 6, 8, 9, 13 en 15. De zeven delen gaan ononderbroken in elkaar over waarbij de maat meestal verandert maar de toonsoort F-groot ongewijzigd blijft.
Vrijwel steeds zijn fragmenten van de koraalmelodie hoorbaar, maar de profunde Christoph, gerenommeerd meester van expressieve klankschildering, is vooral bezig afzonderlijke woorden uit de tekst muzikaal te illustreren.

1. Koor

SATB

Merk auf, mein Herz, und sieh dorthin, Let op, mijn hart, en kijk daar:
was liegt dort in dem Krippelein? wat ligt daar in het kribbetje?
Was ist das schöne Kindelein? Wie is dat mooie kindje?
Es ist das liebe Jesulein.Het is de lieve kleine Jezus.

In de eerste twee delen zingen beide koren afzonderlijk. Merk auf gaat uiteraard met een exclamatio, een grote stijgende intervalsprong, over een kwint of octaaf. Op dorthin wijzen de lijnen naar beneden, daar, onder u, op de grond. Het stuk is vrijwel homofoon: de teksten klinken synchroon in de diverse stemmen. Verstilde lange noten illustreren liebe Jesulein.

2. Koor

SATB

Es ist der Herr Christ, unser Gott, Het is Christus, onze God,
der will uns führ'n aus aller Not. hij wil ons redden uit alle nood,
Er will eu'r Heiland selber sein, hij wil zelf uw Heiland zijn
von alien Sünden machen rein.en u van alle zonden reinigen.

Het tweede couplet, voor Koor 2, is veel polyfoner getoonzet, met ongelijktijdig inzettende stemmen en voortdurende imitaties van motieven. De Not ligt lang op een lage basnoot; waarna op machen rein snelle 32sten klinken die worden voortgezet in een tremolo (afbeelding) waarin ik een poetsende beweging hoor.

3. Koor

2xSATB

Des laßt uns alle fröhlich sein Laten we dus allemaal blij zijn
und mit den Hirten gehn hinein, en samen met de herders naar binnen gaan
zu sehen, was Gott hat beschert, om te zien wat God ons heeft geschonken,
mit seinem lieben Sohn verehrt.hoe hij ons met zijn dierbare zoon heeft vereerd.

Van hier af zijn de delen steeds dubbelkorig, om te beginnen met de enige twee delen (3 en 4) in dansante driedelige maten. Deel 3 staat in een pastorale 12/8-maat die uiteraard naar de herders verwijst. Het begint strikt antifonaal: de beide koren reageren blokvormig op elkaar totdat ze zich verenigen voor een achtstemmig lieben, lieben Sohn waarin opnieuw lange noten domineren.

4. Koor

2xSATB

Bist willkommen, du edler Gast, Wees welkom, edele gast,
den Sünder nicht verschmähet hast. die de zondaar niet heeft versmaad,
Und kömmst ins Elend her zu mir, en als u bij mij komt in een armzalig bestaan,
wie soll ich immer danken dir?hoe moet ik u dan ooit danken?

Het centrale en langste deel (4) noteert Christoph in een ouderwetse 3/1-maat, drie hele noten per maat, maar desondanks in een vlot tempo uit te voeren. De woorden Sünder, verschmähet en Elend vormen aanleiding voor veel dalende chromatiek, halvetoons stappen en dienovereenkomstig kleurrijke maar minder consonante harmonieën. De lengte van immer wordt met veel herhalingen onderstreept.

5. Koor

2xSATB

Ach Herr, du Schöpfer aller Ding, Ach Heer, schepper van alle dingen,
wie bist du worden so gering, hoe komt het dat u zo gering bent geworden,
daß du da liegst auf dürrem Gras, dat u daar ligt op het dorre gras
davon ein Rind und Esel fraß.waarvan os en ezel hebben gegeten.

Plechtige, brede akkoorden op Ach, Herr contrasteren met bedrijvige zestienden op Schöpfer; daar klinken telkens toonladders op en neer, over 8 noten d.w.z een octaaf, alle denkbare noten, symbool voor de allesomvattendheid. Vervolgens klinkt gering inderdaad armoedig, in twee hoge stemmen terwijl harde akkoordwisselingen het dürre Gras verbeelden. De sopranen tenslotte imiteren het gebalk van de ezel met schrille septiemsprongen.

6. Koor

2xSATB

Ach mein herzliebes Jesulein, Ach, mijn innig geliefde kleine Jezus,
mach dir ein rein sanft Bettelein, maak voor jezelf een schoon, zacht bedje
zu ruhn in meines Herzens Schrein, om te rusten diep in mijn hart,
daß ich nimmer vergesse dein.zodat ik je nooit vergeet.

De muziek maakt het kindje in zijn kribbe een rein sanft Bettelein waarin het ongestoord door snelle noten of gepuncteerde ritmen kan slapen. Beurtelings bieden beide koren het aan zu ruhn op een lange noot van de sopraan waaronder de overige drie stemmen (ATB) het laten indommelen op een langgerekt dalend ‘tremulo’, een aan de contemporaine vioolliteratuur ontleende maar vocaal ongebruikelijke figuur die (door de oudst bekende kopiïst) als volgt werd genoteerd.Zoals het immer in deel 4 wordt hier het nimmer van veel herhalingen voorzien en vergesse van een vervagend diminuendo (pp).

7. Koor

2xSATB

Lob, Ehr sei Gott im höchsten Thron, Lof en eer zij God op de hoogste troon,
der uns schenkt seinen ein'gen Sohn, die ons zijn eigen zoon schenkt,
des freuet sich der Engel Schar de engelen verheugen zich daarover
und singen uns solch neues Jahr.en zingen ons een blij nieuw jaar toe.

Het laatste deel is een zogeheten koraalmotet: de gezamenlijke sopranen zingen koraaltekst en -melodie in lange noten (cantus firmus), daaronder kondigen de overige stemmen in vier maal versnelde beweging de komende koraalregel aan. Met de woorden freuet en singet versnellen de begeleidende bewegingen.