Johann Christoph Bach
Ach, dass ich Wassers genug hätte (JCB10)
Cantate
Geschreven voor onbekend (sacraal)
Voor het eerst uitgevoerd: 6 dec 1672?
Solisten A orkest v vla1-3 cont
Totaal 1 delen
Vertaling: Ria van Hengel
uit het Alt-Bachisches Archiv
beluister
Bespreking
Johann Christoph Bachs ontroerende "Lamento" Ach, dass ich Wassers genug hätte is waarschijnlijk geschreven voor een incidentele Bußtag ("werken verboden, stilte op straat, vee blijft in de stal") op 6 december 1672, de vrijdag voor 2e Advent in Eisenach. Het stuk heeft - heel modern - een da-capostructuur waarbij de centrale gedachte van de openingszin wordt herhaald na een toelichtend middendeel. Terwijl de drie altviolen (die door gamba's zouden kunnen worden vervangen) een begeleidende rol vervullen fungeert de soloviool als een expressieve partner van de alt; diens muzikale woorduitbeelding is zeer gedetailleerd; reeds in de vijfde maat introduceert hij het motief waarop de alt in maat 10 de woorden Wassers gnug zal zingen (afb. rechts) en vervolgens horen we de golvende Tränenquellen, het ritmisch gehen, de schwere Last, het weinen, fließen, seufzen, etc. En ten slotte loopt de continuobas op het woord Jammer in halve tonen een kwart omlaag, de bekende lamento-kwart, standaarduitdrukking van lijden en pijn.
( Jeremia 9: 1; Psalm 38: 4; Klaagliederen 1: 16, 22, 12 )
1. Lamento
alt, viool, altviool 1–3, continuo
Ach, dass ich Wassers gnug hätte in meinem Haupte, | Ach, had ik maar heel veel water in mijn hoofd |
und meine Augen Tränenquellen wären, | en waren mijn ogen maar bronnen van tranen, |
dass ich Tag und Nacht beweinen könnte meine Sünde. | zodat ik dag en nacht mijn zonden kon bewenen. |
Meine Sünde gehen über mein Haupt. | Mijn zonden groeien mij boven het hoofd, |
Wie eine schwere Last | als een zware last |
ist sie mir zu schwer worden, | zijn ze mij te zwaar geworden, |
darum weine ich so, | daarom huil ik zo |
und meine beiden Augen fliessen mit Wasser. | en uit mijn beide ogen stroomt het water. |
Meines Seufzens ist viel, | Ik zucht voortdurend |
und mein Herz ist betrübet, | en mijn hart is bedroefd |
denn der Herr hat mich voll Jammers gemacht | want de Heer heeft mij in de ellende gestort |
am Tage seines grimmigen Zorns. | op de dag van zijn grimmige toorn. |