Johann Bach
Weint nicht um meinen Tod (JB3)
Overig werk
Geschreven voor Rouwplechtigheid
Voor het eerst uitgevoerd: 1650?
Koor SATB
Totaal 1 delen, 1 koorwerk
Vertaling: Ria van Hengel
"Aria zu vier Stimmen" uit het Alt-Bachisches Archiv ABA I/3
beluister
Bespreking
Weint nicht um meinen Tod is een strofische aria met acht coupletten die in elk geval toen Sebastian Bach over het Alt-Bachische Archiv beschikte werd toegeschreven aan zijn oudoom, broer van zijn grootvader, Johann Bach (1604-1673), het oudste lid van de Bach-dynastie van wie composities zijn overgeleverd. Evenals de twee andere aan deze Johann toegeschreven werken is het onmiskenbaar bestemd voor een rouwplechtigheid. Uitgesproken modern, vooruitstrevend en daarom problematisch is dat de tekst noch aan de bijbel noch aan een koraal is ontleend maar een vrij gedichte sacrale liedtekst betreft die we verder nergens tegenkomen; een voorloper dus van de geestelijke poëzie (aria’s, recitatieven) in de latere achttiende-eeuwse cantates.
De gelovige die zijn aardse bestaan als een lijdensweg ervaart verwacht troost in zijn dood en verlangt het leven achter zich te laten: drum Erde, gute Nacht!
1. Kooraria
SATB
1. Weint nicht um meinen Tod, | 1. Huil niet om mijn dood, |
ich hab in frohen Siegen, | blij en zegevierend |
nun vollig uberstiegen | heb ik nu vrees, ellende, angst en nood |
Furcht, Jammer, Angst und Not. | volkomen overwonnen. |
Ich hab in Christi Wunden | Ik heb in de wonden van Christus |
mein höchstes Wohlsein funden. | mijn hoogste heil gevonden. |
Weint nicht urn meinen Tod! | Huil niet om mijn dood. |
2. Was mich vorhin verletzt’ | 2. Wat mij eerst verwondde |
ist mir zur Freude worden, | is vreugde voor mij geworden, |
weil in der Engelorden | omdat ik mij nu met de engelenschare |
mein Jesus mich ergötzt. | in Jezus mag verheugen. |
Nun wird er Gnad’ erteilen | Nu zal hij mij genade schenken |
und mit Vergnügen heilen, | en met genoegen genezen |
was mich vorhin verletzt'. | wat mij eerst verwondde. |
3. Hilf Gott, wie spielt die Welt! | 3. Mijn God, wat een spel speelt de wereld! |
Bald will man Götter ehren, | Men vereert goden |
die Pracht und Macht bescheren, | die pracht en macht geven, |
bald sucht man Gut und Geld, | men zoekt naar geld en goed, |
bald lenkt man seine Sinnen | men streeft naar |
nach hohen Ehren Zinnen. | de toppen van hoge eer. |
Hilf Gott, wie spielt die Welt! | Mijn God, wat een spel speelt de wereld! |
4. Das Leben ist voll Müh! | 4. Het leven is moeizaam! |
Kaum werden wir geboren, | Zodra wij worden geboren |
ist schon das Kreuz erkoren, | staat het kruis al voor ons klaar |
das drückt uns spat und früh. | dat van vroeg tot laat op ons drukt. |
Kann man viel Jahre zählen, | Als we een hoge leeftijd kunnen bereiken, |
wird Mut und Stärke fehlen. | hebben we geen moed en kracht meer. |
Das Leben ist voll Müh! | Het leven is moeizaam! |
5. Zuletzt trifft uns der Tod. | 5. Aan het eind treft ons de dood. |
Dem müssen alle zollen, | Aan hem moeten we allemaal betalen, |
wir leben, wie wir wollen, | hoe we ook leven. |
noch Kraft, noch Purpurrot | Noch kracht, noch purperrood |
kann diesen Gast bewegen | kan die gast ertoe bewegen |
ein Stündlein zuzulegen. | er een uurtje bij te doen. |
Zuletzt trifft uns der Tod. | Aan het eind treft ons de dood. |
6. Betrübtes Mutter Herz, | 6. Bedroefd moederhart, |
bestürzte Blutverwandte, | ontstelde bloedverwanten, |
ja Schwester, Wohlbekannte, | ja, zusters en bekenden, |
ach, hemmet euren Schmerz ! | ach, houd je verdriet tegen! |
Ich komme doch nicht wieder. | Ik kom toch niet terug, |
Drum laßt das Trauern nieder, | dus treur niet, |
betrübtes Mutter Herz ! | bedroefd moederhart! |
7. Mißgönnt mir nicht die Kron’, | 7. Misgun mij niet de kroon |
mit der mich Jesus zieret, | waarmee Jezus mij tooit |
weil ich den Streit vollführet. | omdat ik de strijd heb volbracht. |
O schöner Siegeslohn! | O, prachtig overwinningsloon! |
Ich schweb’ ins Himmels Freuden | Ik zweef naar de hemelse vreugde |
und weiß von keinem Leiden. | en weet van geen lijden meer. |
Mißgönnt mir nicht die Kron’! | Misgun mij niet de kroon! |
8. Ach, wie selig leben die, | 8. Ach, hoe zalig leven zij |
die so wie ich gestorben | die net zoal ik zijn gestorven |
und diesen Schmuck erworben | en hetzelfde sieraad hebben ontvangen |
durch Glauben, Furcht und Müh. | door geloof, ontzag en moeite. |
Mein Wissen und Erkennen | Mijn kennis en inzicht |
kann ich vollkommen nennen. | kan ik wel volmaakt noemen. |
Ach, wie selig leben die! | Ach, hoe zalig leven zij! |
9. Drum Erde, gute Nacht | 9. Dus aarde, goedenacht |
mit deinem Kummerwesen! | met al je ellende! |
Ich bin nun recht genesen | Ik ben nu helemaal genezen |
und ganz in voller Pracht. | en verkeer in volle pracht. |
Ich hab’ den Sieg gewonnen | Ik heb de overwinning behaald |
und bin der Welt entronnen; | en ben aan de wereld ontsnapt, |
drum Erde, gute Nacht! | dus aarde, goedenacht! |