Johann Bach
Sei nun wieder zufrieden (JB1)
Motet
Geschreven voor onbekend (sacraal)
Voor het eerst uitgevoerd: 1650?
Solisten SSAT koor ATTB
Totaal 1 delen, 1 koorwerk
Vertaling: Ria van Hengel
Bespreking
Het dubbelkorig motet Sei nun wieder zufrieden is hoogstwaarschijnlijk van de hand van Johann Bach (1604 - 1673), de oudste in de Bach-dynastie van wie composities bewaard zijn gebleven; het werd lang gehouden voor een werk van zijn neef Johann Michael.
Beide koren zijn vierstemmig maar verschillend van samenstelling: een hoog (SSAT) en een laag (ATTB) koor. Anders dan in de vele motetten van zijn nazaten komt er in het motet geen koraal(tekst) voor, de enige tekst wordt gevormd door de verzen 7-10 van Psalm 116. De meeste tekstregels worden antifonaal, in wisselzang tussen beide koren geïntroduceerd en in homofone gezamenlijkheid besloten.
In zijn Bachbiografie (1873/1880) wijdt Philipp Spitta (1841-1894) uitvoerige, kritische besprekingen aan diverse werken van Sebastians voorzaten. Ik maak zijn beschouwingen bij ‘andere besprekingen’ toegankelijk (in het Duits) onder de initialen PS. Spitta ziet Michael Bach nog als auteur van dit werk; daardoor is zijn commentaar nodeloos kritisch. |
1. Koor
sopraan 1, sopraan 2, alt, tenor, ATTB
Sey nun wieder zufrieden, meine Seele, | Wees nu weer tevreden, mijn ziel, |
denn der Herr thut dir Gut‘s, | want de Heer bewijst je weldaden. |
denn du hast meine Seele | want u hebt mijn ziel |
aus dem Tode gerissen, | aan de dood ontrukt, |
meine Augen von den Thränen, | de tranen van mijn ogen gewist, |
meine Fuss vom Gleiten. | mijn voet voor wankelen behoed. |
Ich will wandeln für dem Herren | Ik zal wandelen voor het aangezicht van de Heer |
im Lande der Lebendigen. | in het land van de levenden. |
Ich glaube! Darum rede ich. | Ik geloof! Daarom spreek ik. |