Christoph Graupner
Vergnügte Ruh, beliebte Seelenlust (GWV 1147-11)
Cantate
Geschreven voor onbekend (sacraal)
Voor het eerst uitgevoerd: 1711
Libretto: Georg Christian Lehms
Bespreking
Christoph Graupner (1683-1760), alumnus van de Leipziger Thomasschule en vijftig jaar werkzaam als hofkapelmeester voor de landgraven van Hessen-Darmstadt is (met o.m. ruim 1400 cantates) één van de produktiefste componisten in de muziekgeschiedenis.
De tekst van zijn solocantate voor sopraan, Vergnügte Ruh, beliebte Seelenlust (1712) schreef de Darmstadter hofdichter en -bibliothecaris Georg Christian Lehms (1684-1717) in het zelfde jaar als Neumeister zijn tekst voor de Bachcantate van vandaag. Ook Bach schreef een (derhalve gelijknamige) cantate op deze tekst in 1726, BWV 170. De tekst, vol barokke plastiek en overdrijving, reflecteert op een passage in de bergrede van Christus (Matth. 5:20-26) waarin deze zijn volgelingen maant tot een hogere gerechtigheid dan die van farizeïsche letterknechten.
De instrumentatie past in De Swaens "seizoen van exotische bezettingen": behalve continuo en een fluit vier altviolen, de strijkersgroep die ook in de Bachcantate zal optreden. (Strikt genomen vraagt Graupner als hoogste twee strijkers twee violetta's, hoger gestemde leden van de gamba-familie.)
De cantate is vijfdelig symmetrisch: aria - recitatief - aria - recitatief - aria. In de centrale aria vervult de fluit een solorol; in de hoekdelen octaveert hij overwegend de hoogste strijkers. (23-34/2/2008)