Eduard van Hengel

Johann Sebastian Bach vocale werken

Christoph Graupner

Sey gerne bey den Alten (GWV 1141-41)

Cantate

Geschreven voor Zondag Trinitatis

Voor het eerst uitgevoerd: 1741

Libretto: Johann Conrad Lichtenberg

Bespreking

Zoals valt op te maken uit de nummering in de Graupner Werken Verzeichnis (GWV) behoort deze compositie tot het genre 11, Cantates, bestemd voor de 41ste zondag van het kerkelijk jaar, d.w.z. Zondag Trinitatis (Drievuldigheidszondag, één week na Pinksteren) en is hij gecomponeerd in 1741. Het is de twaalfde keer dat Graupner (1683-1760) een cantate voor Trinitatis schreef, en hij zal het hierna nog negen keer doen.
De titeltekst Sey gerne bei den Alten is afkomstig uit het oud-testamentische geschrift JEZUS SIRACH (6:35), een apocrief, of beter gezegd deuterocanoniek bijbelboek omdat het ooit voor de bijbel genomineerd werd maar het uiteindelijk niet haalde. De tekst vervolgt met und wo ein weiser Mann ist, zu dem halte dich en sluit in dit pleidooi voor wijsheid aan bij de epistellezing voor Zondag Trinitatis uit de brief van de apostel Paulus aan de Romeinen (11:35-36) die de wijsheid Gods bezingt, maar tevens de ondoorgrondelijkheid daarvan.
Het instrumentaal ensemble voor deze cantate omvat, behalve strijkers, continuo, twee hobo's en twee trompetten maar liefst vier pauken; opvallend vooral in ónze uitvoeringspraktijk, bij Graupner treffen we ze aan in 29 van zijn ruim 1400 cantates. De paukenist wordt hierdoor minder snel harmonisch buitenspel gezet, en kan nu en dan zelfs melodisch aardig meekomen.
Het openingskoor (1) verloopt aanvankelijk - overeenkomstig de tekst - in oude stijl: de eerste drie regels gaan als drie koorfuga's, waarbij instrumenten uitsluitend de koorstemmen verdubbelen; zelfs de trompetten en pauken participeren, voorzover hun toonvoorraad dat toelaat, in dit colla parte spel.
De cantate, zoals gebruikelijk op tekst van Graupners zwager, de predikant J.C. Lichtenberg, bevat vervolgens voor de bas en de sopraan ieder een secco recitatief, en een da-capo aria, begeleid door strijkers en één (sopraan) of twee (bas) oboi di selva (bos-hobo's), de plaatselijke benaming voor de alt-hobo die bij Bach hobo da caccia (jachthobo) heet. De bas vermaant (2,3), de sopraan roept op tot bekering (4, 5) en tenslotte dankt de bas in een afsluitend recitatief (6) voor de geleerde les, waarbij het koor (7) zich aansluit met het korte, zevende vers van het koraal Jesu, Retter in der Noth, dat door de instrumentalisten luidruchtig, maar zonder eigen thematiek, wordt begeleid. (De Swaen, 25-27/6/2010)