Eduard van Hengel

Johann Sebastian Bach vocale werken

Dieterich Buxtehude

Jesu meines Lebens Leben (BuxWV 62)

Cantate

Geschreven voor onbekend

Voor het eerst uitgevoerd: 1670

Libretto: Ernst Homburg

beluister

Bespreking

Dieterich Buxtehude (1637 - 1707), van 1668 tot zijn dood werkzaam als stadsorganist aan de Marienkirche te Lübeck, moet omstreeks 1670 de eerste versie hebben gecomponeerd van Jesu meines Lebens Leben, een vocaal muziekstuk met zelfstandige instrumentale begeleiding dat destijds "cantate" werd genoemd, maar nog niet de achttiende eeuwse vorm heeft waaraan wij gewend zijn. Men kan het naar believen beschouwen als een ééndelig stuk, of een drie resp. zevendelig stuk waarvan de delen direct op elkaar volgen. De tekst wordt gevormd door de coupletten 1-4 en het slotcouplet van een passielied van Ernst Homburg uit 1659. De instrumentale begeleiding is in handen van continuo en een vijfstemmig strijkersensemble, waaronder de traditioneel zeventiende eeuwse gesplitste altviolen.
Het stuk heeft de strakke structuur van een chaconne: na een inleidende sinfonia klinkt een reeks van acht basnoten (twee maten) die vervolgens 40 maal wordt herhaald. Per couplet worden 8 vocale maten a cappella (dwz met louter continuobegeleiding), gevolgd door vier maten instrumentaal intermezzo. Bij een latere bewerking voegde Buxtehude aan het slot een niet tot de liedtekst behorend Amen van 17 maten toe op dezelfde basnoten. De coupletten worden achtereenvolgens gezongen door (1) de sopraan, (2) een terzet van de drie andere stemmen, (3) de tenor en (4) een terzet van de drie anderen; alle vier stemmen tesamen zingen het slotcouplet en Amen.