naar de bespreking van BWV 96

Herr Christ, der einge Gottessohn (BWV 96)

Johann Sebastian Bach

1. Koor

Herr Christ, der einge Gottessohn, Heer Christus, de enige Zoon van God,
Vaters in Ewigkeit, van de Vader in eeuwigheid,
aus seinem Herzn entsprossen, ontsproten aan zijn hart,
gleichwie geschrieben steht, zoals geschreven staat.
er ist der Morgensterne, Hij is de morgenster,
sein' Glanz streckt er so ferne zijn glans is zo sterk
vor andern Sternen klar.dat die andere sterren overtreft.

2. Recitatief (A)

O Wunderkraft der Liebe, O, wat is het een wonderkracht van liefde,
wenn Gott an sein Geschöpfe denket, als God aan zijn schepselen denkt,
wenn sich die Herrlichkeit als zijn heerlijkheid
im letzten Teil der Zeit aan het einde der tijden
zur Erde senket. naar de aarde afdaalt.
O unbegreifliche, geheime Macht! O, onbegrijpelijke, verborgen macht!
Es trägt ein auserwählter Leib Een uitverkoren lichaam draagt
den großen Gottessohn, den David schon de grote Zoon van God, die David al
im Geist als seinen Herrn verehrte, in de geest als zijn Heer vereerde,
da dies gebenedeite Weib terwijl die gezegende vrouw
in unverletzter Keuschheit bliebe. ongeschonden kuis bleef.
O reiche Segenskraft! So sich auf uns ergossen, O, rijke zegen, die over ons is uitgestort
da er den Himmel auf-, die Hölle zugeschlossen.toen hij de hemel open en de hel dicht deed.

3. Aria (T)

Ach, ziehe die Seele mit Seilen der Liebe,Ach, trek aan mijn ziel met koorden van liefde,
o Jesu, ach zeige dich kräftig in ihr.o, Jezus, ach, toon u met kracht in haar!
Erleuchte sie, daß sie dich gläubig erkenne,Verlicht haar, zodat ze u gelovig erkent,
gib, daß sie mit heiligen Flammen entbrenne,geef dat ze ontbrandt met heilige vlammen,
ach würke ein gläubiges Dürsten nach dir!ach, wek een gelovig dorsten naar u!

4. Recitatief (S)

Ach, führe mich, o Gott, zum rechten Wege, Ach, leid mij, o God, naar de juiste weg,
mich, der ich unerleuchtet bin, mij, die zo onwetend ben,
der ich nach meines Fleisches Sinn die naar de neiging van mijn vlees
so oft zu irren pflege; zo vaak dwaalt;
jedoch gehst du nur mir zur Seiten, maar als u naast mij gaat
willst du mich nur mit deinen Augen leiten, en mij alleen maar met uw ogen wilt leiden,
so gehet meine Bahn gewiß zum Himmel an.dan voert mijn pad zeker naar de hemel.

5. Aria (B)

Bald zur Rechten, bald zur Linken Nu eens naar rechts, dan weer naar links
lenkt sich mein verirrter Schritt, gaan mijn verdwaalde stappen,
gehe doch, mein Heiland, mit, Ga toch mee, mijn Verlosser,
laß mich in Gefahr nicht sinken, laat me niet wegzakken in gevaar,
laß mich ja dein weises Führen laat me uw wijze leiding
bis zur Himmelspforte spüren!tot aan de hemelpoort voelen!

6. Koraal

Ertöt uns durch dein Güte,Dood ons door uw goedheid,
erweck uns durch dein Gnad;wek ons op door uw genade;
den alten Menschen kränke,maak de oude mens ziek,
daß der neu Leben hab,zodat hij een nieuw leven kan beginnen,
wohl hier auf dieser Erden,hier op deze aarde,
den Sinn und all Begierdenen zijn geest en al zijn verlangens
und Gdanken habn zu dir.en gedachten naar u uitgaan.
  
Libretto: Andreas Stübel (?) Vertaling: Ria van Hengel

Kale tekst origineel

1. Koor

Herr Christ, der einge Gottessohn,
Vaters in Ewigkeit,
aus seinem Herzn entsprossen,
gleichwie geschrieben steht,
er ist der Morgensterne,
sein' Glanz streckt er so ferne
vor andern Sternen klar.

2. Recitatief (A)

O Wunderkraft der Liebe,
wenn Gott an sein Geschöpfe denket,
wenn sich die Herrlichkeit
im letzten Teil der Zeit
zur Erde senket.
O unbegreifliche, geheime Macht!
Es trägt ein auserwählter Leib
den großen Gottessohn, den David schon
im Geist als seinen Herrn verehrte,
da dies gebenedeite Weib
in unverletzter Keuschheit bliebe.
O reiche Segenskraft! So sich auf uns ergossen,
da er den Himmel auf-, die Hölle zugeschlossen.

3. Aria (T)

Ach, ziehe die Seele mit Seilen der Liebe,
o Jesu, ach zeige dich kräftig in ihr.
  Erleuchte sie, daß sie dich gläubig erkenne,
  gib, daß sie mit heiligen Flammen entbrenne,
  ach würke ein gläubiges Dürsten nach dir!

4. Recitatief (S)

Ach, führe mich, o Gott, zum rechten Wege,
mich, der ich unerleuchtet bin,
der ich nach meines Fleisches Sinn
so oft zu irren pflege;
jedoch gehst du nur mir zur Seiten,
willst du mich nur mit deinen Augen leiten,
so gehet meine Bahn gewiß zum Himmel an.

5. Aria (B)

Bald zur Rechten, bald zur Linken
lenkt sich mein verirrter Schritt,
  gehe doch, mein Heiland, mit,
  laß mich in Gefahr nicht sinken,
  laß mich ja dein weises Führen
  bis zur Himmelspforte spüren!

6. Koraal

Ertöt uns durch dein Güte,
erweck uns durch dein Gnad;
den alten Menschen kränke,
daß der neu Leben hab,
wohl hier auf dieser Erden,
den Sinn und all Begierden
und Gdanken habn zu dir.


Libretto: Andreas Stübel (?)
	

Kale tekst Nederlandse vertaling

1. Koor

Heer Christus, de enige Zoon van God,
van de Vader in eeuwigheid,
ontsproten aan zijn hart,
zoals geschreven staat.
Hij is de morgenster,
zijn glans is zo sterk
dat die andere sterren overtreft.

2. Recitatief (A)

O, wat is het een wonderkracht van liefde,
als God aan zijn schepselen denkt,
als zijn heerlijkheid
aan het einde der tijden
naar de aarde afdaalt.
O, onbegrijpelijke, verborgen macht!
Een uitverkoren lichaam draagt
de grote Zoon van God, die David al
in de geest als zijn Heer vereerde,
terwijl die gezegende vrouw
ongeschonden kuis bleef.
O, rijke zegen, die over ons is uitgestort
toen hij de hemel open en de hel dicht deed.

3. Aria (T)

Ach, trek aan mijn ziel met koorden van liefde,
o, Jezus, ach, toon u met kracht in haar!
Verlicht haar, zodat ze u gelovig erkent,
geef dat ze ontbrandt met heilige vlammen,
ach, wek een gelovig dorsten naar u!

4. Recitatief (S)

Ach, leid mij, o God, naar de juiste weg,
mij, die zo onwetend ben,
die naar de neiging van mijn vlees
zo vaak dwaalt;
maar als u naast mij gaat
en mij alleen maar met uw ogen wilt leiden,
dan voert mijn pad zeker naar de hemel.

5. Aria (B)

Nu eens naar rechts, dan weer naar links
gaan mijn verdwaalde stappen,
Ga toch mee, mijn Verlosser,
laat me niet wegzakken in gevaar,
laat me uw wijze leiding
tot aan de hemelpoort voelen!

6. Koraal

Dood ons door uw goedheid,
wek ons op door uw genade;
maak de oude mens ziek,
zodat hij een nieuw leven kan beginnen,
hier op deze aarde,
en zijn geest en al zijn verlangens
en gedachten naar u uitgaan.


		Vertaling: Ria van Hengel