Eduard van Hengel

Johann Sebastian Bach vocale werken

Johann Sebastian Bach

Es ist das Heil uns kommen her (BWV 9)

Een koraalcantate

Geschreven voor 6e zondag na Trinitatis

Voor het eerst uitgevoerd: 1732?

Libretto: Andreas Stübel (?)

Solisten SATB koor SATB orkest str vsolo trav obd'am cont

Totaal 7 delen, 1 koorwerk, 1 koraal

Vertaling: Ria van Hengel

Deze cantate werd de afgelopen jaren soms uitgevoerd

beluister

andere besprekingen

downloads uitleg

Bespreking

De cantate Es ist das Heil uns kommen her (BWV 9) behoort tot Bachs jaargang ‘koraalcantates', maar werd niet gecomponeerd gedurende zijn tweede Leipziger jaar (1724-'25), waarin hij de meerderheid van deze speciale cantates schreef. In latere jaren vulde Bach zijn onvoltooid gebleven jaargang aan, en BWV 9 behoort tot die aanvullingen. Ze werd ergens tussen 1732 en ‘35 gecomponeerd op een tekst die - in tegenstelling tot andere latere aanvullingen - zo precies gelijkt op de teksten van de librettist met wie Bach in het seizoen '24/'25 samenwerkte, dat het niet anders kan of hij heeft deze reeds in 1724 geproduceerde tekst acht à tien jaar zorgvuldig bewaard. De reden waarom hij in 1724 niet terstond een cantate op deze tekst componeerde is eenvoudig: Bach verbleef op de zestiende juli 1724, de zesde zondag na Trinitatis waarvoor deze cantatetekst is bestemd, met Anna Magdalena in Köthen, waarschijnlijk voor een concert bij zijn gewaardeerde voormalige principaal, Prins Leopold van Anhalt-Köthen.

BWV 9 is gebaseerd op het koraal / kerklied Es ist das Heil uns kommen her van Paul Speratus, een zeer vroege compaan van Martin Luther. Het lied verscheen reeds in 1523 met twee andere van Speratus en vier van Luther in de eerste bundel kerkliederen in de volkstaal, het Achtliederbuch. Speratus hergebruikte een nog oudere, vijftiende-eeuwse melodie voor zijn veertien coupletten omvattende lied, dat een weliswaar berijmde, maar toch tamelijk leerstellige uiteenzetting behelst over de centrale lutherse gedachte dat mensen hun heil niet mogen verwachten van het gehoorzamen aan wettelijke voorschriften, eigen verdiensten of goede werken, maar slechts van het geloof ('sola fide') in de bemiddelaarsrol van Christus. (Met dezelfde titel verwerkte de jonge Johannes Brahms Speratus' tekst in 1860 tot zijn eerste motet Op. 29.)

Bachs tekstdichter, van wie wij inmiddels vermoeden dat het de emeritus conrector van de Thomasschule Andreas Stübel kan zijn geweest, doet met deze koraaltekst wat hij steeds placht te doen: hij handhaaft de tekst van het eerste en laatste couplet voor een openingskoor en een slotkoraal, en verwerkt de tussenliggende ‘binnenverzen' tot teksten voor aria's en - in dit geval vooral - recitatieven; Speratus' laatste twee coupletten, een parafrase van het Onze Vader, bleven daarbij buiten beschouwing.

Speratus' lied is één van de vaste gezangen voor de zesde zondag na Trinitatis omdat het goed aansluit bij de lezingen van die zondag: de epistellezing uit Paulus' brief aan de Romeinen (6: 3-11), die leert hoe Jezus' dood de mensen uit de zonde heeft bevrijd, en de evangelielezing uit Matteüs 5: 20-26, waar Jezus, in zijn ‘Bergrede', de oude wet ‘Gij zult niet doodslaan' vervangt door het gebod je vijanden lief te hebben.

Deze cantate, die al door Bachs eerste biograaf Forkel met BWV 178 als de meest geslaagde koraalcantate werd beschouwd, is een modelvoorbeeld van het concept 'cantate-als-muzikale-preek': het is eigenlijk één doorgaande onderrichting, met de bas als gezaghebbende leermeester, omkaderd door openings- en slotkoren en onderbroken door twee aria's.

1. Koor

SATB, strijkers, traverso, hobo d'amore, continuo

Es ist das Heil uns kommen her Het heil is naar ons toe gekomen,
von Gnad' und lauter Güte; het heil van genade en louter goedheid.
die Werk', die helfen nimmermehr, Goede werken helpen nooit,
sie mögen nicht behüten; die kunnen ons niet beschermen.
der Glaub' sieht Jesum Christum an, Het geloof kijkt naar Jezus Christus,
der hat g'nug für uns all getan, die heeft ons allen schadeloosgesteld,
er ist der Mittler worden. hij is de bemiddelaar geworden.
beluister:

Het openingskoor (1) heeft de in koraalcantates gebruikelijke vorm: de sopraan zingt regel voor regel de koraalmelodie in lange noten, als cantus firmus; de drie overige stemmen begeleiden dat, achtereenvolgens inzettend en elkaar imiterend met motieven die hier geen verband houden met de koraalmelodie, maar soms herinneren aan motieven van de instrumentalisten. Deze spelen een doorgaande, geheel onafhankelijke begeleiding, die eenheid sticht tussen de zeven vocale passages. De houtblazers (traverso en hobo d'amore) opereren als een soort concertino tegenover strijkers en continuo, maar zo nu en dan spelen ook deze laatsten concertante rollen. Zo ontstaat in een opgewekte sfeer een heel afwisselend instrumentaal stuk, waarin de vocale gedeelten als het ware zijn opgehangen; zelfs wanneer het koor de eerste twee regels van het koraal (Stollen) ongewijzigd herhaalt, varieert het instrumentale ensemble zijn begeleiding. In de zesde regel wordt het woord gnug verbeeld met kortaffe, quasi staccato achtste nootjes. Nauwelijks op te merken valt dat het continuo tot tien keer toe het melodietje citeert van het kerstlied Vom Himmel hoch da komm ich her, een verwijzing naar de oorsprong van de christelijke boodschap.

Telkens drie coupletten van Speratus' lied heeft de librettist geparafraseerd tot drie recitatieven, die door Bach - afwijkend van zijn gewoonte - alle drie aan de bas worden toegewezen, waardoor eigenlijk één samenhangende, sterk dogmatische en belerende preek ontstaat, die tweemaal door een meditatieve aria wordt onderbroken.

2. Recitatief (B)

bas, continuo

Gott gab uns ein Gesetz, God heeft ons een wet gegeven,
doch waren wir zu schwach, maar wij waren te zwak
daß wir es hätten halten können. om ons eraan te kunnen houden.
Wir gingen nur den Sünden nach, Wij joegen slechts de zonden na,
kein Mensch war fromm zu nennen; geen mens kon vroom worden genoemd;
der Geist blieb an dem Fleische kleben de geest bleef aan het vlees kleven
und wagte nicht zu widerstreben. en durfde zich niet te verzetten.
Wir sollten in Gesetze gehn Wij moesten volgens de wet leven
und dort als wie in einem Spiegel sehn, en daar als in een een spiegel zien
wie unsere Natur unartig sei: hoe verdorven onze aard was,
Und dennoch blieben wir dabei. en toch volhardden wij erin.
Aus eigner Kraft war niemand fähig, Uit eigen kracht was niemand in staat
der Sünden Unart zu verlassen, de ondeugd van de zonden te verlaten,
er mocht' auch alle Kraft zusammenfassen.hoezeer hij zich ook inspande.
beluister:

Om te beginnen schetst de bas in zijn eerste secco recitatief (2) de uitzichtloze positie waarin de mens zich bevond die onderworpen was aan Gods oudtestamentische wet waaraan hij zich onmogelijk kon houden. Afgezien van de kleurrijke harmonieën zijn er in deze doctrinaire tekst weinig woorden die Bachs muzikale verbeelding wisten te voeden.

3. Aria (T)

tenor, solo viool, continuo

Wir waren schon zu tief gesunken,Wij waren al te diep gezonken,
der Abgrund schluckt uns völlig ein,de afgrond slokte ons volkomen op,
die Tiefe drohte schon den Tod,de diepte dreigde al met de dood,
und dennoch konnt in solcher Noten toch kon in die nood
uns keine Hand behülflich sein.geen hand ons helpen.
beluister:

De tenor lucht zijn gekweld gemoed over deze noodlottige condition humaine in zijn sombere aria (3). Hij wordt begeleid door continuo en een soloviool, waarvan de gewrongen melodische lijn syncopisch struikelend maar onafwendbaar in de Abgrund duikelt.

4. Recitatief (B)

bas, continuo

Doch mußte das Gesetz erfüllet werden; Toch moest de wet worden vervuld,
deswegen kam das Heil der Erden, daarom kwam het heil der aarde,
des Höchsten Sohn, de zoon van de Allerhoogste;
der hat es selbst erfüllt hij vervulde zelf de wet
und seines Vaters Zorn gestillt. en stilde de toorn van zijn vader.
Durch sein unschuldig Sterben Door zijn onschuldig sterven
ließ er uns Hülf' erwerben; maakte hij dat wij hulp kregen.
wer nun demselben traut, Wie nu op diegene vertrouwt,
wer auf sein Leiden baut, wie bouwt op zijn lijden,
der gehet nicht verloren. die gaat niet verloren.
Der Himmel ist vor den erkoren, De hemel wacht hem
der wahren Glauben mit sich bringt die een waar geloof meebrengt
und fest um Jesu Armen schlingt.en Jezus' armen stevig vasthoudt.
beluister:

Christus echter, aldus de bas, onvermoeibaar verder orerend in zijn tweede recitatief (4), vervulde de wet en verzoende allen die in hem geloven met God. Unschuldig is hier het enige woord dat opvallend is getoonzet. Maar bas en continuo vieren de conclusie met een arioso laatste zinsnede: de hemel staat open voor wie zich in Jezus' armen nestelt; met een kronkelbeweging illustreert het continuo de omarming.

5. Aria/duet (S, A)

sopraan, alt, traverso, hobo d'amore, continuo

Herr, du siehst statt guter WerkeHeer, u kijkt niet naar goede werken,
auf des Herzens Glaubensstärke,maar naar de geloofskracht van het hart,
nur den Glauben nimmst du an.u neemt alleen het geloof aan.
Nur der Glaube macht gerecht,Alleen het geloof rechtvaardigt,
alles andre scheint zu schlecht,al het andere glanst te zwak
als daß es uns helfen kann.om ons te kunnen helpen.
beluister:

Daarom is de tweede aria (5) in tegenstelling tot de eerste optimistisch en inspirerend: een duet voor sopraan en alt die zich dankbaar tot God richten. De luchtige opgewektheid van de muziek verhult bijkans dat het stuk, in overeenstemming met de leerstellige inhoud van de cantate, in strict contrapunt is opgezet. Traverso en hobo d'amore entameren een canon, de strengste fugavorm: elke volgende stem herhaalt niet alleen het thema maar ook alle daarop volgende noten exact van zijn voorganger, in dit geval één maat later en een kwint lager. Na de instrumentale inleiding starten ook de twee vocalisten een canon, op een vereenvoudigde versie van het thema, waarna de houtblazers zich acht maten later ook weer canonisch in de dialoog mengen, zodat een gecompliceerde dubbelcanon ontstaat. In het middendeel worden alt en hobo, resp. sopraan en traverso, verenigd tot één stem, Nur der Glaube; alleen de blazers permitteren zich incidentele versieringen.

Al deze muzikale imitatiepatronen symboliseren uiteraard de gehoorzame navolging van Christus, het nieuwe gebod. Het schijnbare gemak waarmee Bach in streng contrapunt attractieve muziek weet te maken, getuigt van de rijpere periode waarin BWV 9 is ontstaan (en bewijst, voor wie daaraan nog behoefte had, dat contrapunt niet saai is.)

6. Recitatief (B)

bas, continuo

Wenn wir die Sünd' aus dem Gesetz erkennen, Als de wet ons doet zien dat wij zondig zijn,
so schlägt es das Gewissen nieder; dan wordt ons geweten bedroefd;
doch ist das unser Trost zu nennen, maar onze troost is
daß wir im Evangelio dat wij in het evangelie
gleich wieder froh meteen weer blij
und freudig werden: en verheugd worden:
dies stärket unsern Glauben wieder. dat sterkt ons geloof weer.
Drauf hoffen wir der Zeit, Wij hopen op de tijd
die Gottes Gütigkeit die Gods goedheid
uns zugesaget hat, ons heeft beloofd,
doch aber auch aus weisem Rat maar waarvan hij ons in zijn wijsheid
die Stunden uns verschwiegen. de uren heeft verzwegen.
Jedoch, wir lassen uns begnügen; Maar dat aanvaarden wij,
er weiß es, wenn es nötig ist, want hij weet wanneer het nodig is,
und brauchet keine List an uns: en hij hoeft ons niet te bedriegen;
Wir dürfen auf ihn bauen wij mogen op hem bouwen
und ihm allein vertrauen.en alleen op hem vertrouwen.
beluister:

Met een resumé van Speratus' verzen 9-11 rondt de bas (6) zijn les af: ons past ten slotte slechts vertrouwen inzake het onkenbare tijdstip waarop God ons te hulp zal komen. Anders dan in het eerste recitatief worden hier veel woorden muzikaal geïllustreerd. Het begint al met de volstrekt sündige inzet van de bas op een Cis, boven een op zichzelf al dissonant akkoord (Eis of) F, fis, G, B. Nieder gaat inderdaad naar beneden, en op froh und freudig klinkt een vrolijk arpeggio omhoog.

7. Koraal

tutti

Ob sich's anließ, als wollt' er nicht, Al leek het misschien dat hij het niet wilde,
laß dich es nicht erschrekken, schrik er niet van;
denn wo er ist am besten mit, want waar hij het meest aanwezig is,
da will er's nicht entdekken; wil hij dat niet openbaren.
sein Wort laß dir gewisser sein, Vertrouw maar meer op zijn woord,
und ob dein Herz spräch lauter Nein, en ook als je hart alleen maar Nee zegt,
so laß doch dir nicht grauen. vrees dan toch niet.
beluister:

De cantate eindigt (7) met een kleurrijke vierstemmige harmonisering van het laatste koraalvers. Pas wie deze harmonisering vergelijkt met de vier andere die Bach van hetzelfde koraal vervaardigde, zal het opvallen dat de eerste regel van dit in E-groot (vier kruizen) staande koraal eindigt in de ver verwijderde toonsoort D-groot (één kruis). Waarom? ...als wollt' er nicht! Het gewaarschuwde oor kan deze onwilligheid trouwens ook goed horen, evenals het ‘verminderde' akkoord op het laatste woord, grauen.