Siehe, ich will viel Fischer aussenden (BWV 88)
Johann Sebastian Bach
1. Aria (B) | |
---|---|
»Siehe, ich will viel Fischer aussenden, | Zie, ik wil veel vissers uitzenden, |
spricht der Herr. die sollen sie fischen. | spreekt de Heer, om hen op te vissen. |
Und darnach will ich viel Jäger aussenden, | En daarna wil ik veel jagers uitzenden, |
die sollen sie fahen auf allen Bergen | om hen te vangen op alle bergen |
und auf allen Hügeln und in allen Steinritzen.« | en op alle heuvels en in alle rotskloven. |
2. Recitatief (T) | |
Wie leichtlich könnte doch | Hoe gemakkelijk zou de Hoogste |
der Höchste uns entbehren | het toch zonder ons kunnen doen |
und seine Gnade von uns kehren, | en zijn genade van ons kunnen afwenden |
wenn der verkehrte Sinn | als onze slechte geest |
sich böslich von ihm trennt | zich kwaadaardig van hem losmaakt |
und mit verstocktem Mut | en met verstokt gemoed |
in sein Verderben rennt. | zijn ondergang tegemoet gaat. |
Was aber tut sein vatertreu Gemüte? | Maar wat doet zijn vaderlijk trouwe hart? |
Tritt er mit seiner Güte von uns, | Verlaat hij ons met zijn goedheid |
gleich so wie wir von ihm, zurück? | zoals wij hem verlieten, |
Und überläßt er uns | en levert hij ons over |
der Feinde List und Tück? | aan de listen en de valsheden van onze vijanden? |
3. Aria (T) | |
Nein, nein! Gott ist allezeit geflissen, | Nee, nee! God wil ons altijd graag |
uns auf gutem Weg zu wissen | op de goede weg zien |
unter seiner Gnaden Schein. | onder het schijnsel van zijn genade. |
Ja, ja! wenn wir verirret sein | Ja, ja! als wij verdwaald zijn |
und die rechte Bahn verlassen, | en het juiste pad verlaten, |
will er uns gar suchen lassen. | wil hij ons zelfs laten zoeken. |
4. Recitatief (T) en Arioso (B) | |
(T) Jesus sprach zu Simon: | Jezus sprak tot Simon: |
(B) Fürchte dich nicht, | Wees niet bang, |
denn von nun an wirst du Menschen fahen. | want van nu af aan zul je mensen vangen. |
5. Aria / Duet (S, A) | |
Beruft Gott selbst, so muß der Segen | Als God zelf roept, moet de zegen |
auf allem unsern Tun in Übermaße ruhn, | ruimschoots rusten op al ons handelen, |
stünd’ uns gleich Furcht und Sorg entgegen. | ook al komen angst en zorgen op ons af. |
Das Pfund, so er uns ausgetan, | Het pond dat hij ons heeft gegeven |
will er mit Wucher wieder haben; | wil hij met rente terug krijgen; |
wenn wir es nur nicht selbst vergraben, | als wij het maar niet zelf begraven, |
so hilft er gern, damit es fruchten kann. | helpt hij ons graag, zodat het vrucht kan dragen. |
6. Recitatief (S) | |
Was kann dich denn | Wat kan je eigenlijk |
in deinem Wandel schrecken, | in je leven angst aanjagen |
wenn dir, mein Herz, | als God zelf je |
Gott selbst die Hände reicht? | zijn handen reikt, mijn hart? |
Vor dessen bloßem Wink | Voor alleen al een wenk |
schon alles Unglück weicht, | van hem wijkt elk ongeluk, |
und der dich mächtiglich | en hij kan je machtig |
kann schützen und bedecken. | beschermen en behoeden. |
Kommt Mühe, Überlast, | Als er moeiten, zware lasten, |
Neid, Plag und Falschheit her | jaloezie, plagen en valsheid komen, |
und trachtet, was du tust, | die dat wat jij doet |
zu stören und zu hindern, | trachten te verstoren en te belemmeren, |
laß kurzes Ungemach | laat korte tegenspoed |
den Vorsatz nicht vermindern. | dan geen afbreuk doen aan je plan. |
Das Werk, so er bestimmt, | Het werk dat hij heeft bepaald, |
wird keinem je zu schwer. | wordt niemand ooit te zwaar. |
Geh allzeit freudig fort, | Ga altijd vrolijk door, |
du wirst am Ende sehen, | aan het einde zul je zien |
daß, was dich eh’ gequält, | dat dat wat jou eens kwelde, |
dir sei zu Nutz’ geschehen. | voor je bestwil is gebeurd! |
7. Koraal | |
Sing, bet und geh auf Gottes Wegen, | Zing, bid en bewandel Gods wegen, |
verricht das Deine nur getreu | doe getrouw wat je te doen staat |
und trau des Himmels reichem Segen, | en vertrouw op de rijke zegen van de hemel, |
so wird er bei dir werden neu: | dan zal die bij jou nieuw worden; |
denn welcher seine Zuversicht | want wie zijn vertrouwen |
auf Gott setzt, den verläßt er nicht. | op God stelt, die verlaat hij niet. |
Libretto: Ernst Ludwig I von Sachsen-Meiningen | Vertaling: Ria van Hengel |
Kale tekst origineel
1. Aria (B)
»Siehe, ich will viel Fischer aussenden,
spricht der Herr. die sollen sie fischen.
Und darnach will ich viel Jäger aussenden,
die sollen sie fahen auf allen Bergen
und auf allen Hügeln und in allen Steinritzen.«
2. Recitatief (T)
Wie leichtlich könnte doch
der Höchste uns entbehren
und seine Gnade von uns kehren,
wenn der verkehrte Sinn
sich böslich von ihm trennt
und mit verstocktem Mut
in sein Verderben rennt.
Was aber tut sein vatertreu Gemüte?
Tritt er mit seiner Güte von uns,
gleich so wie wir von ihm, zurück?
Und überläßt er uns
der Feinde List und Tück?
3. Aria (T)
Nein, nein! Gott ist allezeit geflissen,
uns auf gutem Weg zu wissen
unter seiner Gnaden Schein.
Ja, ja! wenn wir verirret sein
und die rechte Bahn verlassen,
will er uns gar suchen lassen.
4. Recitatief (T) en Arioso (B)
(T) Jesus sprach zu Simon:
(B) Fürchte dich nicht,
denn von nun an wirst du Menschen fahen.
5. Aria / Duet (S, A)
Beruft Gott selbst, so muß der Segen
auf allem unsern Tun in Übermaße ruhn,
stünd’ uns gleich Furcht und Sorg entgegen.
Das Pfund, so er uns ausgetan,
will er mit Wucher wieder haben;
wenn wir es nur nicht selbst vergraben,
so hilft er gern, damit es fruchten kann.
6. Recitatief (S)
Was kann dich denn
in deinem Wandel schrecken,
wenn dir, mein Herz,
Gott selbst die Hände reicht?
Vor dessen bloßem Wink
schon alles Unglück weicht,
und der dich mächtiglich
kann schützen und bedecken.
Kommt Mühe, Überlast,
Neid, Plag und Falschheit her
und trachtet, was du tust,
zu stören und zu hindern,
laß kurzes Ungemach
den Vorsatz nicht vermindern.
Das Werk, so er bestimmt,
wird keinem je zu schwer.
Geh allzeit freudig fort,
du wirst am Ende sehen,
daß, was dich eh’ gequält,
dir sei zu Nutz’ geschehen.
7. Koraal
Sing, bet und geh auf Gottes Wegen,
verricht das Deine nur getreu
und trau des Himmels reichem Segen,
so wird er bei dir werden neu:
denn welcher seine Zuversicht
auf Gott setzt, den verläßt er nicht.
Libretto: Ernst Ludwig I von Sachsen-Meiningen
Kale tekst Nederlandse vertaling
1. Aria (B)
Zie, ik wil veel vissers uitzenden,
spreekt de Heer, om hen op te vissen.
En daarna wil ik veel jagers uitzenden,
om hen te vangen op alle bergen
en op alle heuvels en in alle rotskloven.
2. Recitatief (T)
Hoe gemakkelijk zou de Hoogste
het toch zonder ons kunnen doen
en zijn genade van ons kunnen afwenden
als onze slechte geest
zich kwaadaardig van hem losmaakt
en met verstokt gemoed
zijn ondergang tegemoet gaat.
Maar wat doet zijn vaderlijk trouwe hart?
Verlaat hij ons met zijn goedheid
zoals wij hem verlieten,
en levert hij ons over
aan de listen en de valsheden van onze vijanden?
3. Aria (T)
Nee, nee! God wil ons altijd graag
op de goede weg zien
onder het schijnsel van zijn genade.
Ja, ja! als wij verdwaald zijn
en het juiste pad verlaten,
wil hij ons zelfs laten zoeken.
4. Recitatief (T) en Arioso (B)
Jezus sprak tot Simon:
Wees niet bang,
want van nu af aan zul je mensen vangen.
5. Aria / Duet (S, A)
Als God zelf roept, moet de zegen
ruimschoots rusten op al ons handelen,
ook al komen angst en zorgen op ons af.
Het pond dat hij ons heeft gegeven
wil hij met rente terug krijgen;
als wij het maar niet zelf begraven,
helpt hij ons graag, zodat het vrucht kan dragen.
6. Recitatief (S)
Wat kan je eigenlijk
in je leven angst aanjagen
als God zelf je
zijn handen reikt, mijn hart?
Voor alleen al een wenk
van hem wijkt elk ongeluk,
en hij kan je machtig
beschermen en behoeden.
Als er moeiten, zware lasten,
jaloezie, plagen en valsheid komen,
die dat wat jij doet
trachten te verstoren en te belemmeren,
laat korte tegenspoed
dan geen afbreuk doen aan je plan.
Het werk dat hij heeft bepaald,
wordt niemand ooit te zwaar.
Ga altijd vrolijk door,
aan het einde zul je zien
dat dat wat jou eens kwelde,
voor je bestwil is gebeurd!
7. Koraal
Zing, bid en bewandel Gods wegen,
doe getrouw wat je te doen staat
en vertrouw op de rijke zegen van de hemel,
dan zal die bij jou nieuw worden;
want wie zijn vertrouwen
op God stelt, die verlaat hij niet.
Vertaling: Ria van Hengel