Liebster Gott, wenn werd ich sterben (BWV 8)
Johann Sebastian Bach
1. Koor | |
---|---|
Liebster Gott, wenn werd ich sterben? | Liefste God, wanneer zal ik sterven? |
Meine Zeit läuft immer hin, | Mijn tijd verstrijkt, |
und des alten Adams Erben, | en voor de erfgenamen van de oude Adam, |
unter denen ich auch bin, | tot wie ik ook behoor, |
haben dies zum Vaterteil, | is dit de nalatenschap: |
daß sie eine kleine Weil | dat ze korte tijd |
arm und elend sein auf Erden | arm en ellendig zijn op aarde |
und denn selber Erde werden. | en vervolgens zelf aarde worden. |
2. Aria (T) | |
Was willst du dich, mein Geist, entsetzen, | Waarom zou je, geest van mij, bang zijn |
wenn meine letzte Stunde schlägt? | als mijn laatste uur slaat? |
Mein Leib neigt täglich sich zur Erden, | Mijn lichaam buigt dagelijks verder naar de aarde |
und da muß seine Ruhstatt werden, | en daar moet zijn rustplaats komen, |
wohin man so viel tausend trägt. | waar zoveel duizenden naartoe worden gebracht. |
3. Recitatief (A) | |
Zwar fühlt mein schwaches Herz | Toch voelt mijn zwakke hart |
Furcht, Sorge, Schmerz. | angst, zorgen, pijn: |
Wo wird mein Leib die Ruhe finden? | waar zal mijn lichaam rust vinden? |
Wer wird die Seele doch | Wie zal mijn ziel toch |
vom aufgelegten Sündenjoch | van het opgelegde zondenjuk |
befreien und entbinden? | bevrijden en losmaken? |
Das Meine wird zerstreut, | Wat van mij is wordt verstrooid, |
und wohin werden meine Lieben | en waarheen worden mijn dierbaren, |
in ihrer Traurigkeit zertrennt, vertrieben? | gescheiden in hun verdriet, verdreven? |
4. Aria (B) | |
Doch weichet, ihr tollen, vergeblichen Sorgen! | Maar verdwijn, dwaze, vergeefse zorgen! |
Mich rufet mein Jesus, wer sollte nicht gehn? | Mij roept mijn Jezus, wie zou niet gaan? |
Nichts, was mir gefällt, besitzet die Welt. | De wereld bezit niets wat mij bevalt. |
Erscheine mir, seliger, fröhlicher Morgen, | Breek maar aan, zalige, vrolijke morgen, |
verkläret und herrlich vor Jesu zu stehn. | waarop ik stralend en luisterrijk voor Jezus zal staan. |
5. Recitatief (S) | |
Behalte nur, o Welt, das Meine! | Houd maar wat van mij is, o wereld! |
Du nimmst ja selbst mein Fleisch | Je neemt immers zelfs mijn vlees |
und mein Gebeine; | en mijn beenderen, |
so nimm auch meine Armut hin! | neem dan ook mijn armoede maar! |
Genug, daß mir aus Gottes Überfluß | Het is genoeg dat ik uit Gods overvloed |
das höchste Gut noch werden muß; | het hoogste goed nog zal ontvangen; |
genug, daß ich dort reich und selig bin. | het is genoeg dat ik daarginds rijk en zalig zal zijn. |
Was aber ist von mir zu erben, | Wat valt er anders van mij te erven |
als meines Gottes Vatertreu? | dan de vaderlijke trouw van mijn God? |
Die wird ja alle Morgen neu | Die vernieuwt zich elke morgen |
und kann nicht sterben. | en kan niet sterven. |
6. Koraal | |
Herrscher über Tod und Leben, | Heerser over dood en leven, |
mach einmal mein Ende gut, | maak ooit mijn einde goed, |
lehre mich den Geist aufgeben | leer mij de geest te geven |
mit recht wohlgefaßtem Mut! | met een rust, kalm gemoed. |
Hilf, daß ich ein ehrlich Grab | Help mij dat ik een behoorlijk graf |
neben frommen Christen hab | naast vrome christenen krijg |
und auch endlich in der Erde | en uiteindelijk ook in de aarde |
nimmermehr zuschanden werde! | nooit te schande sta! |
Libretto: Andreas Stübel (?) | Vertaling: Ria van Hengel |
Kale tekst origineel
1. Koor
Liebster Gott, wenn werd ich sterben?
Meine Zeit läuft immer hin,
und des alten Adams Erben,
unter denen ich auch bin,
haben dies zum Vaterteil,
daß sie eine kleine Weil
arm und elend sein auf Erden
und denn selber Erde werden.
2. Aria (T)
Was willst du dich, mein Geist, entsetzen,
wenn meine letzte Stunde schlägt?
Mein Leib neigt täglich sich zur Erden,
und da muß seine Ruhstatt werden,
wohin man so viel tausend trägt.
3. Recitatief (A)
Zwar fühlt mein schwaches Herz
Furcht, Sorge, Schmerz.
Wo wird mein Leib die Ruhe finden?
Wer wird die Seele doch
vom aufgelegten Sündenjoch
befreien und entbinden?
Das Meine wird zerstreut,
und wohin werden meine Lieben
in ihrer Traurigkeit zertrennt, vertrieben?
4. Aria (B)
Doch weichet, ihr tollen, vergeblichen Sorgen!
Mich rufet mein Jesus, wer sollte nicht gehn?
Nichts, was mir gefällt, besitzet die Welt.
Erscheine mir, seliger, fröhlicher Morgen,
verkläret und herrlich vor Jesu zu stehn.
5. Recitatief (S)
Behalte nur, o Welt, das Meine!
Du nimmst ja selbst mein Fleisch
und mein Gebeine;
so nimm auch meine Armut hin!
Genug, daß mir aus Gottes Überfluß
das höchste Gut noch werden muß;
genug, daß ich dort reich und selig bin.
Was aber ist von mir zu erben,
als meines Gottes Vatertreu?
Die wird ja alle Morgen neu
und kann nicht sterben.
6. Koraal
Herrscher über Tod und Leben,
mach einmal mein Ende gut,
lehre mich den Geist aufgeben
mit recht wohlgefaßtem Mut!
Hilf, daß ich ein ehrlich Grab
neben frommen Christen hab
und auch endlich in der Erde
nimmermehr zuschanden werde!
Libretto: Andreas Stübel (?)
Kale tekst Nederlandse vertaling
1. Koor
Liefste God, wanneer zal ik sterven?
Mijn tijd verstrijkt,
en voor de erfgenamen van de oude Adam,
tot wie ik ook behoor,
is dit de nalatenschap:
dat ze korte tijd
arm en ellendig zijn op aarde
en vervolgens zelf aarde worden.
2. Aria (T)
Waarom zou je, geest van mij, bang zijn
als mijn laatste uur slaat?
Mijn lichaam buigt dagelijks verder naar de aarde
en daar moet zijn rustplaats komen,
waar zoveel duizenden naartoe worden gebracht.
3. Recitatief (A)
Toch voelt mijn zwakke hart
angst, zorgen, pijn:
waar zal mijn lichaam rust vinden?
Wie zal mijn ziel toch
van het opgelegde zondenjuk
bevrijden en losmaken?
Wat van mij is wordt verstrooid,
en waarheen worden mijn dierbaren,
gescheiden in hun verdriet, verdreven?
4. Aria (B)
Maar verdwijn, dwaze, vergeefse zorgen!
Mij roept mijn Jezus, wie zou niet gaan?
De wereld bezit niets wat mij bevalt.
Breek maar aan, zalige, vrolijke morgen,
waarop ik stralend en luisterrijk voor Jezus zal staan.
5. Recitatief (S)
Houd maar wat van mij is, o wereld!
Je neemt immers zelfs mijn vlees
en mijn beenderen,
neem dan ook mijn armoede maar!
Het is genoeg dat ik uit Gods overvloed
het hoogste goed nog zal ontvangen;
het is genoeg dat ik daarginds rijk en zalig zal zijn.
Wat valt er anders van mij te erven
dan de vaderlijke trouw van mijn God?
Die vernieuwt zich elke morgen
en kan niet sterven.
6. Koraal
Heerser over dood en leven,
maak ooit mijn einde goed,
leer mij de geest te geven
met een rust, kalm gemoed.
Help mij dat ik een behoorlijk graf
naast vrome christenen krijg
en uiteindelijk ook in de aarde
nooit te schande sta!
Vertaling: Ria van Hengel