Johann Sebastian Bach
Wachet! betet! betet! wachet! (BWV 70a)
Geschreven voor 2e Advent
Voor het eerst uitgevoerd: 6 dec 1716
Koor SATB
Totaal 6 delen, 1 koorwerk, 1 koraal
Vertaling: Ria van Hengel
Deze cantate werd de afgelopen jaren soms uitgevoerd
Bespreking
Bach componeerde deze zesdelige cantate in Weimar voor de tweede Adventszondag, 6 december 1716. Omdat op die zondag in Leipzig geen concertante kerkmuziek mocht klinken - de Adventstijd werd beschouwd als een periode van inkeer en boetedoening (tempus clausum) - breidde hij de cantate met vier recitatieven en een koraal uit tot de gelijknamige BWV 70 voor de 26e zondag na Trinitatis (21 november 1723). Zie mijn bespreking daarvan. Hieronder citeer ik daaruit over wat reeds in 1716 bestond.
1. Koor
Wachet! betet! betet! wachet! | Waak! Bid! Bid! Waak! |
Seid bereit | Wees bereid |
allezeit, | altijd |
bis der Herr der Herrlichkeit | totdat de Heer der heerlijkheid |
dieser Welt ein Ende machet. | een eind aan deze wereld maakt. |
In het grootschalig openingskoor (1) treden koor en orkest afwisselend op de voorgrond. Geagiteerde violen en verontrustende trompetsignalen schetsen een tumultueus decor waarvoor het koor, aanvankelijk onbegeleid, zijn oproep Wachet! doet, waarna het orkest zijn inleidende muziek herneemt met de koorpartij daar ingebouwd, om zich vervolgens nu en dan tot begeleidende akkoorden te beperken. Tegenover de militante zestienden van Wachet! klinkt het Betet! op contemplatieve lange noten. Bij seid bereit verandert de klankkleur die zich evenwel herstelt bij Herrlichkeit en het aansluitende verkorte da-capo.
2. Aria (A)
Wenn kömmt der Tag, an dem wir ziehen | Wanneer komt de dag waarop wij wegtrekken |
aus dem Ägypten dieser Welt? | uit het Egypte van deze wereld? |
Ach! laßt uns bald aus Sodom fliehen, | Ach, laat ons snel uit Sodom wegvluchten |
eh uns das Feuer überfällt! | voordat het vuur ons overvalt! |
Wacht, Seelen, auf von Sicherheit | Zielen, word wakker uit je veilige gevoel, |
und glaubt, es ist die letzte Zeit! | en wees ervan overtuigd dat het vijf voor twaalf is! |
De alt wordt in aria (2) strikt genomen begeleid door het continuo, dat hier echter is verdeeld in een rustige ondersteunende baslijn (bijv. voor fagot en violone) en een meer beweeglijke partij die in 1723 werd uitgevoerd door (de linkerhand van) het orgel (en misschien ook de cello) en bij een heruitvoering 1731 alleen door de cello. In een beheerste en bemoedigende sfeer, op de triolen-motieven van de cello, roept de alt zijn/haar mede-gelovigen op zich bijtijds te onttrekken aan de oorden van onderdrukking en zonde (Egypte, Sodom). Woorden als fliehen en Feuer worden expressief onderstreept.
3. Aria (S)
Laßt der Spötter Zungen schmähen, | Laat de tongen van de spotters maar honen, |
es wird doch und muß geschehen, | het zal en moet toch gebeuren |
daß wir Jesum werden sehen | dat wij Jezus zullen zien |
auf den Wolken, in den Höhen. | op de wolken, in den hoge. |
Welt und Himmel mag vergehen, | Al vergaan wereld en hemel, |
Christi Wort muß fest bestehen. | het woord van Christus staat vast. |
Ter begeleiding van de sopraan in aria (3) is er slechts één vioolpartij, die echter nu eens door alle (alt-)violen tesamen (unisono) wordt uitgevoerd, dan weer enkele tellen alleen door de eerste c.q. soloviool waardoor toch dynamische contrasten ontstaan. Op aan de unisono-strijkers ontleende motieven geeft de sopraan vastberaden uiting aan haar vertrouwen in Jezus' wederkomst. Deze aria leunt sterk op een bas-aria uit Handels opera Almira die Bach in Weimar blijkbaar had bestudeerd.
4. Aria (T)
Hebt euer Haupt empor | Hef je hoofd op |
und seid getrost, ihr Frommen, | en wees getroost, o vromen, |
zu eurer Seelen Flor! | zodat je ziel opbloeit! |
Ihr sollt in Eden grünen, | Jullie zullen bloeien in het paradijs |
Gott ewiglich zu dienen. | om eeuwig God te dienen. |
Begeleid door hobo en strijkorkest vervolgt de tenor in aria (4) de gelukzalige sfeer van het voorafgaande. De gelovigen mogen de eeuwigheid tegemoet zien met opgeheven hoofd: aanvankelijk een dartel loopje omhoog, tenslotte een over anderhalf octaaf stijgende lijn.
5. Aria (B)
Seligster Erquickungstag, | Zalige dag van verkwikking, |
führe mich zu deinen Zimmern! | breng mij naar uw vertrekken! |
Schalle, knalle, letzter Schlag, | Schal maar, knal maar, laatste klap, |
Welt und Himmel, geht zu Trümmern! | wereld en hemel, val maar in puin! |
Jesus führet mich zur Stille, | Jezus leidt mij naar de stilte, |
an den Ort, da Lust die Fülle. | naar het oord van overvloedige vreugde. |
Basaria (5) belicht weer beide kanten, hoop en verschrikking, van de oordeelsdag. Zonder enige instrumentale inleiding en slechts door continuo begeleid, belijdt de bas zijn vertrouwen op Jezus (Adagio) maar zijn bezonken overpeinzing wordt wreed onderbroken door een luidruchtig middendeel: een laatste, grimmige schildering van de ondergang van de wereld, met behulp van strijkers en trompet. Maar uiteindelijk keert de vrede weer terug waarbij de complete vreugde (Lust der Fülle) met een sprong over anderhalf octaaf (duodecime) wordt geïllustreerd.
6. Koraal
tutti + strijkers
Nicht nach Welt, nach Himmel nicht | Niet naar wereld en niet naar hemel |
meine Seele wünscht und sehnet, | verlangt en smacht mijn ziel, |
Jesum wünsch ich und sein Licht, | ik wil alleen Jezus en zijn licht, |
der mich hat mit Gott versöhnet, | Jezus, die mij met God heeft verzoend, |
der mich freiet vom Gericht, | die mij bevrijdt van het oordeel, |
meinen Jesum laß ich nicht. | mijn Jezus verlaat ik niet. |
Gerustgesteld en bevredigd besluiten allen deze lange cantate met het vijfde couplet van Christian Keymanns (1658) Meinen Jesum laß ich nicht (6), in een door Bach reeds te Weimar gecomponeerde harmonisering waarbij hij aan de gebruikelijke vier stemmen (die door instrumenten plegen te worden meegespeeld) nog drie stralend hoge strijkerspartijen toevoegde: Jesum und sein Licht. Wanneer de melodie in de laatste regels onweerstaanbaar daalt naar zijn laagste punt stijgen de onafhankelijke strijkers, als ware het de ziel, ten hemel.