naar de bespreking van BWV 69a

Lobe den Herrn, meine Seele (BWV 69a)

Johann Sebastian Bach

1. Koor

»Lobe den Herrn, meine Seele,'Loof de Heer, mijn ziel,
und vergiß nicht, was er dir Gutes getan!«en vergeet niet welke weldaden hij je heeft bewezen.'

2. Recitatief (S)

Ach, daß ich tausend Zungen hätte!Ach, had ik maar duizend tongen!
Ach wäre doch mein MundAch, kwam er maar geen ijdel woord
von eitlen Worten leer!over mijn lippen!
Ach, daß ich gar nichts redte,Ach, sprak ik maar niets anders uit
als was zu Gott es Lob gerichtet wär!dan lofprijzingen van God!
So machte ich des Höchsten Güte kund;Dan verkondigde ik de goedheid van de Allerhoogste,
denn er hat lebenslang so viel an mir getan,want hij is mijn leven lang zo goed voor mij geweest
daß ich in Ewigkeit ihm nicht verdanken kann.dat de eeuwigheid niet genoeg is om hem te danken.

3. Aria (T)

Meine Seele,Mijn ziel,
auf, erzähle,kom, vertel
was dir Gott erwiesen hat!wat God je ten deel heeft laten vallen.
Rühme seine Wundertat,Roem zijn wonderdaden,
laß ein Gott gefällig Singenlaat een lied dat God behaagt
durch die frohen Lippen dringen!over je verheugde lippen komen!

4. Recitatief (A)

Gedenk ich nur zurück,Als ik er alleen maar aan terugdenk
was du, mein Gott, von zarter Jugend anhoe goed u, mijn God, vanaf mijn prilste jeugd
bis diesen Augenblick an mir getan,tot op dit moment voor mij bent geweest,
so kann ich deine Wunder, Herr,dan kan ik uw wonderen, Heer,
so wenig als die Sterne zählen.evenmin tellen als de sterren.
Vor deine Huld, die du an meiner SeelenVoor uw genade, die u nog elk uur
noch alle Stunden tust,aan mijn ziel bewijst
indem du nie von deiner Liebe ruhst,doordat uw liefde nooit rust,
vermag ich nicht vollkommen Dank zu weihn.kan ik u nooit genoeg danken.
Mein Mund ist schwach, die Zunge stummMijn mond is te zwak, mijn tong is te stom
zu deinem Preis und Ruhm.om u te kunnen prijzen en te eren.
Ach sei mir nahAch, wees mij nabij
und sprich dein kräftig Hephata,en spreek uw krachtige 'Effata',
so wird mein Mund voll Dankens sein!dan zal mijn mond vol met dank zijn!

5. Aria (B)

Mein Erlöser und Erhalter,Mijn verlosser en bewaarder,
nimm mich stets in Hut und Wacht!neem mij steeds onder uw hoede en waak over mij!
Steh mir bei in Kreuz und Leiden,Sta mij bij in kruis en lijden,
alsdenn singt mein Mund mit Freuden:dan zingt mijn mond met vreugde,
Gott hat alles wohlgemacht!God heeft alles wél gedaan.

6. Koraal

Was Gott tut, das ist wohlgetan,Wat God doet, dat is welgedaan,
darbei will ich verbleiben.daar wil ik mij aan houden.
Es mag mich auf die rauhe BahnOok al jagen nood, dood en ellende
Not, Tod und Elend treiben:mij een ruwe baan op,
so wird Gott michGod zal mij
ganz väterlichheel vaderlijk
in seinen Armen halten.in zijn armen houden;
Drum laß ich ihn nur walten.dus laat ik hem maar regeren.
  
Libretto: onbekend Vertaling: Ria van Hengel

Kale tekst origineel

1. Koor

»Lobe den Herrn, meine Seele,
und vergiß nicht, was er dir Gutes getan!«

2. Recitatief (S)

Ach, daß ich tausend Zungen hätte!
Ach wäre doch mein Mund
von eitlen Worten leer!
Ach, daß ich gar nichts redte,
als was zu Gott es Lob gerichtet wär!
So machte ich des Höchsten Güte kund;
denn er hat lebenslang so viel an mir getan,
daß ich in Ewigkeit ihm nicht verdanken kann.

3. Aria (T)

Meine Seele,
auf, erzähle,
was dir Gott erwiesen hat!
Rühme seine Wundertat,
laß ein Gott gefällig Singen
durch die frohen Lippen dringen!

4. Recitatief (A)

Gedenk ich nur zurück,
was du, mein Gott, von zarter Jugend an
bis diesen Augenblick an mir getan,
so kann ich deine Wunder, Herr,
so wenig als die Sterne zählen.
Vor deine Huld, die du an meiner Seelen
noch alle Stunden tust,
indem du nie von deiner Liebe ruhst,
vermag ich nicht vollkommen Dank zu weihn.
Mein Mund ist schwach, die Zunge stumm
zu deinem Preis und Ruhm.
Ach sei mir nah
und sprich dein kräftig Hephata,
so wird mein Mund voll Dankens sein!

5. Aria (B)

Mein Erlöser und Erhalter,
nimm mich stets in Hut und Wacht!
  Steh mir bei in Kreuz und Leiden,
  alsdenn singt mein Mund mit Freuden:
  Gott hat alles wohlgemacht!

6. Koraal

Was Gott tut, das ist wohlgetan,
darbei will ich verbleiben.
Es mag mich auf die rauhe Bahn
Not, Tod und Elend treiben:
so wird Gott mich
ganz väterlich
in seinen Armen halten.
Drum laß ich ihn nur walten.


Libretto: onbekend
	

Kale tekst Nederlandse vertaling

1. Koor

'Loof de Heer, mijn ziel,
en vergeet niet welke weldaden hij je heeft bewezen.'

2. Recitatief (S)

Ach, had ik maar duizend tongen!
Ach, kwam er maar geen ijdel woord
over mijn lippen!
Ach, sprak ik maar niets anders uit
dan lofprijzingen van God!
Dan verkondigde ik de goedheid van de Allerhoogste,
want hij is mijn leven lang zo goed voor mij geweest
dat de eeuwigheid niet genoeg is om hem te danken.

3. Aria (T)

Mijn ziel,
kom, vertel
wat God je ten deel heeft laten vallen.
Roem zijn wonderdaden,
laat een lied dat God behaagt
over je verheugde lippen komen!

4. Recitatief (A)

Als ik er alleen maar aan terugdenk
hoe goed u, mijn God, vanaf mijn prilste jeugd
tot op dit moment voor mij bent geweest,
dan kan ik uw wonderen, Heer,
evenmin tellen als de sterren.
Voor uw genade, die u nog elk uur
aan mijn ziel bewijst
doordat uw liefde nooit rust,
kan ik u nooit genoeg danken.
Mijn mond is te zwak, mijn tong is te stom
om u te kunnen prijzen en te eren.
Ach, wees mij nabij
en spreek uw krachtige 'Effata',
dan zal mijn mond vol met dank zijn!

5. Aria (B)

Mijn verlosser en bewaarder,
neem mij steeds onder uw hoede en waak over mij!
Sta mij bij in kruis en lijden,
dan zingt mijn mond met vreugde,
God heeft alles wél gedaan.

6. Koraal

Wat God doet, dat is welgedaan,
daar wil ik mij aan houden.
Ook al jagen nood, dood en ellende
mij een ruwe baan op,
God zal mij
heel vaderlijk
in zijn armen houden;
dus laat ik hem maar regeren.


		Vertaling: Ria van Hengel