1. Koor
Also hat Gott die Welt geliebt,
daß er uns seinen Sohn gegeben.
Wer sich im Glauben ihm ergibt,
der soll dort ewig bei ihm leben.
Wer glaubt, daß Jesus ihm geboren,
der bleibet ewig unverloren,
und ist kein Leid, das den betrübt,
den Gott und auch sein Jesus liebt.
2. Aria (S)
Mein gläubiges Herze,
frohlocke, sing, scherze,
dein Jesus ist da!
Weg Jammer, weg Klagen,
ich will euch nur sagen:
Mein Jesus ist nah.
3. Recitatief (B)
Ich bin mit Petro nicht vermessen;
was mich getrost und freudig macht:
daß mich mein Jesus nicht vergessen!
Er kam nicht nur, die Welt zu richten,
nein, nein, er wollte Sünd und Schuld
als Mittler zwischen Gott und Mensch
vor diesmal schlichten.
4. Aria (B)
Du bist geboren mir zugute,
das glaub ich, mir ist wohl zumute,
weil du vor mich genung getan.
Das Rund der Erden mag gleich brechen,
will mir der Satan widersprechen,
so bet ich dich, mein Heiland, an.
5. Koor
»Wer an ihn gläubet,
der wird nicht gerichtet;
wer aber nicht gläubet,
der ist schon gerichtet;
denn er gläubet nicht an den Namen
des eingebornen Sohnes Gottes.«
Libretto: Christiane Mariane von Ziegler
Kale tekst Nederlandse vertaling
1. Koor
Zo lief heet God de wereld gehad
dat hij ons zijn zoon heeft gegeven.
Wie zich in het geloof aan hem overgeeft,
die zal daarginds eeuwig bij hem leven.
Wie gelooft dat Jezus voor hem is geboren,
die gaat nooit verloren,
en geen leed zal diegene bedroeven
die door God en ook door zijn Jezus wordt bemind.
2. Aria (S)
Mijn gelovige hart,
juich, zing, wees vrolijk,
jouw Jezus is aanwezig!
Stop met jammeren, stop met klagen,
ik wil jullie alleen maar zeggen:
Mijn Jezus is dichtbij.
3. Recitatief (B)
Ik wil mezelf niet met Petrus vergelijken;
wat mij geruststelt en blij maakt
is dat Jezus mij niet heeft vergeten!
Hij is niet alleen gekomen om de wereld te oordelen,
nee, nee, hij wilde zonde en schuld
als bemiddelaar tussen God en mens,
voor deze keer delgen.
4. Aria (B)
U bent ten bate van mij geboren,
dat geloof ik, ik voel me gelukkig
omdat u voor mij hebt betaald.
Al valt de wereldbol uit elkaar,
al spreekt de Satan mij tegen,
ik aanbid u, mijn Verlosser.
5. Koor
Wie in hem gelooft,
die wordt niet veroordeeld;
maar wie niet gelooft,
die is al veroordeeld,
want hij gelooft niet in de naam
van de eniggeboren Zoon van God
Vertaling: Ria van Hengel