Eduard van Hengel

Johann Sebastian Bach vocale werken

Johann Sebastian Bach

Halt im Gedächtnis Jesum Christ (BWV 67)

Geschreven voor Zondag Quasi Modo Geniti

Voor het eerst uitgevoerd: 16 apr 1724

Solisten ATB koor SATB orkest str trav obd'am1,2 cor cont

Totaal 7 delen, 2 koorwerken, 2 koralen

Vertaling: Ria van Hengel

Deze cantate werd de afgelopen jaren heel vaak uitgevoerd

beluister

andere besprekingen

downloads uitleg

Bespreking

Nadat Bach op Goede Vrijdag 7 april 1724 voor het eerst zijn Johannes-Passion heeft uitgevoerd, behelpt hij zich voor de drie paasdagen met bewerkingen van reeds bestaande cantates uit zijn Weimarer en Köthener periode. Voor de zondag na Pasen ('Beloken Pasen', Zondag Quasimodogeniti, 16 april) schrijft hij weer een gloednieuwe cantate, BWV 67, die zelfs door de gereserveerde Bacholoog Alfred Dürr beschouwd wordt als één van de großartigsten und originellsten Kantaten.

Deze rijke en compacte, slechts ongeveer een kwartier durende cantate is één van de weinige die al vroeg, voor de Tweede Wereldoorlog, een zekere populariteit genoot. Er zijn solo's voor alt, tenor en bas, niet voor een sopraan. In de instrumentale bezetting vallen, naast continuo, strijkers en twee oboi d'amore, een traverso op en een 'corno da tirarsi'. De traverso is alleen in historisch perspectief opmerkelijk: BWV 67 is de eerste cantate waarin Bach hem gebruikt; tien dagen eerder, in de eerste versie van de Johannes-Passion ontbrak hij nog. Bach gebruikt de traverso hier nog wat onwennig, feitelijk slechts als tutti-instrument.

Van een 'corno da tirarsi', naar analogie van de tromba da tirarsi te vertalen met schuifhoorn, zijn geen exemplaren of afbeeldingen meer bekend. Bach schrijft hem slechts driemaal voor (BWV 46, 162 en 67, in de jaren 1723/'24). Het instrument heeft waarschijnlijk een uitschuifbaar mondstuk of een schuifbare U-bocht gehad, zodat er niet alleen natuurtonen op konden worden gespeeld, maar alle chromatische tonen, en is het experimentele stadium nooit ontgroeid. Onlangs werden er 'hypothetische kopieën' van gebouwd door Olivier Picon (Basel) en Toshio Shimada voor het Bach Collegium Japan.

De kerk leest op deze zondag uit het evangelie van Johannes, hoofdstuk 20: 19-31, het verhaal van Thomas, een leerling van Jezus, die Christus' opstanding uit de doden (Pasen) niet ongezien wilde geloven en zo symbool werd voor alle twijfelende gelovigen. Geïnspireerd door deze 'ongelovige Thomas‘ schrijft de Thomascantor een hecht gestructureerde, symmetrisch opgebouwde cantate over de thema's hoop, onzekerheid en twijfel betreffende het centrum van het christelijk geloof, Christus' verrijzenis, waarin de tegenstelling tussen geloof en ongeloof gaandeweg wordt gedramatiseerd.

Het libretto heeft, anders dan de meestal beschouwelijk-contemplatieve cantates, een opmerkelijk dramatische opbouw: de aan een brief van de apostel Paulus (2 Timotheüs 2: 8) ontleende bezwering Halt in Gedächtnis etc. (1) correspondeert nog niet met het gevoel van de tenor (2), en ook de alt blijft bang (3), maar dan verschijnt Christus zelf, de bas, temidden van de twijfelende en belaagde gemeenschap (6) en besluiten allen in koraal (7) met een verstild slotlied.

1.     Koor

SATB, strijkers, traverso, hobo d'amore 1/2, continuo

»Halt im Gedächtnis Jesum Christ,“Houd Jezus Christus in gedachten,
der auferstanden ist von den Toten.«die is opgestaan van de doden”.
beluister:

De onbekende tekstdichter begint in het ritmische en vitale openingskoor (1) een verbinding met Pasen, de week hiervoor, te leggen via het motto Halt in Gedächtnis Jesum Christ, der auferstanden ist von den Toten. De twee teksthelften hebben eigen muzikale thema's, die fugatisch met elkaar worden gecombineerd en veel woorduitbeelding bevatten.

Het eerste, koraalachtige thema, (a) in het muziekvoorbeeld, klonk al vanaf maat 1 in de corno; het begint met een opvallend lang aangehouden noot (halt! = houd vast!) gevolgd door een martiaal gebroken drieklank, die als een vermanend vingertje naar Jesum Christ wijst; de melodie herinnert aan het O Lamm Gottes unschuldig (b). Het koor scandeert met losse kreten ook nog die andere betekenis van Halt: stop!

Het tweede thema, dat al direct in de hobo's klonk, verbeeldt auferstanden met een opstijgende figuur en ten slotte de dood met een duikeling in de diepte.Onderstaand schema maakt duidelijk dat de afwisseling en combinatie van instrumentale en vocale passages verloopt volgens een fraaie regelmatige, tweedelige architectuur. De instrumentale inleiding (sinfonia) klinkt driemaal, aan het begin, in het midden  en aan het eind, waarvan de laatste twee keer met koorpartijen daarin ingebouwd; in de eerste herhaling hebben de twee oboi d'amore en de strijkers van rol gewisseld.

Daartussenin wordt tweemaal een koorfuga opgezet, die de twee thema's tegenover elkaar plaatst; de eerste keer met uitsluitend continuobegeleiding (a cappella), de tweede maal met colla parte ondersteuning van instrumenten; daarbij zouden ripiënisten de concertisten kunnen versterken.

2.     Aria (T)

tenor, strijkers, traverso, hobo d'amore 1, continuo

Mein Jesus ist erstanden,Mijn Jezus is opgestaan,
allein, was schreckt mich noch?maar wat maakt mij nog bang?
Mein Glaube kennt des Heilands Sieg,Mijn geloof kent de overwinning van de Heiland,
doch fühlt mein Herze Streit und Krieg,maar mijn hart voelt strijd en oorlog,
mein Heil, erscheine doch!mijn heil, verschijn toch!
beluister:

Begeleid door strijkers en hobo d'amore verwoordt de tenor (2) de discrepantie tussen het stellig weten van de opstanding (vlot loopje omhoog op erstanden) en de aarzeling of onwil om daar van ganser harte op te vertrouwen (een verschrikt, hortend, zoekend motiefje op was schreckt mich). Een instrumentaal ritornel van zes maten omlijst en scheidt een A-deel van tien maten en een veel langer (22 maten) B-gedeelte.

3.     Recitatief (A)

alt, continuo

Mein Jesu, heißest du des Todes Gift Mijn Jezus, hoewel u het gif tegen de dood,
und eine Pestilenz der Hölle, en een pest voor de hel wordt genoemd,
ach, daß mich noch ach, toch treffen mij nog
Gefahr und Schrekken trifft? gevaar en verschrikking!
Du legtest selbst auf unsre Zungen U hebt zelf op onze tongen
ein Loblied, welches wir gesungen:een loflied gelegd, dat wij hebben gezongen.
beluister:

Het centrale drieluik (3) tot en met (5) volgt een doorlopende gedachtengang en is dus eigenlijk één geheel: een slechts door continuo begeleid (secco) recitatief, waarin de alt herinnert aan het bekende paaskoraal (Nikolaus Hermann, 1560), dat vierstemmig klinkt. De alt citeert met Gift en Pestilenz een profetie van Hosea (13: 14), die op Jezus werd toegepast: hij heeft mijn vijanden (dood, hel, satan) wel overwonnen, maar mij intimideren ze nog steeds. Des Todes Gift en Pestilenz worden neergezet met twee onwelluidende tritonus-sprongen (verminderde kwint, diabolus in musica).

4.    Koraal

tutti

Erschienen ist der herrlich Tag,Verschenen is de heerlijke dag
dran sich niemand gnug freuen mag:waarover niemand zich genoeg kan verheugen:
Christ, unser Herr, heut triumphiert,Christus, onze Heer, triomfeert vandaag,
all sein Feind er gefangen führt.al zijn vijanden heeft hij gevangen genomen.
Alleluja!Halleluja.
beluister:

Alle instrumenten verdubbelen koorpartijen in de vierstemmige paashymne (4), die door directe (attacca) overgangen is verbonden met de belendende recitatieven.

5.     Recitatief (A)

alt, continuo

Doch scheinet fast, Maar het lijkt bijna
daß mich der Feinde Rest, alsof de resterende vijanden,
den ich zu groß und allzu schrecklich finde, die ik te groot en al te verschrikkelijk vind,
nicht ruhig bleiben läßt. mij niet met rust laten.
Doch, wenn du mir den Sieg erworben hast, Maar als u voor mij de overwinning hebt behaald,
so streite selbst mit mir, mit deinem Kinde. strijd dan zelf mee met mij, met uw kind.
Ja, ja, wir spüren schon im Glauben, Ja, ja, wij merken al in het geloof
daß du, o Friedefürst, dat u, o vredevorst,
dein Wort und Werk an uns erfüllen wirst.uw woord en werk aan ons zult vervullen.
beluister:

In (5) spreekt de alt uiteindelijk zijn/haar vertrouwen uit in de steun van Christus, als Friedefürst.

6.     Koor en Arioso (B)

bas, SAT, strijkers, traverso, hobo d'amore 1/2, continuo

(B) Friede sei mit euch!"Vrede zij met jullie!"
(S, A, T)
Wohl uns! Jesus hilft uns kämpfenWat zijn wij gelukkig! Jezus helpt ons strijden
und die Wut der Feinde dämpfen,en de woede van de vijanden temperen,
Hölle, Satan, weich!hel, Satan, verdwijn!
(B) Friede sei mit euch!"Vrede zij met jullie!"
(S, A, T)
Jesus holet uns zum FriedenJezus brengt ons naar de vrede
und erquicket in uns Müdenen geeft in ons, vermoeiden,
Geist und Leib zugleich.zowel geest als lichaam kracht.
(B) Friede sei mit euch!"Vrede zij met jullie!"
(S, A, T)
O Herr, hilf und laß gelingen,O Heer, help ons en maak dat het ons lukt
durch den Tod hindurchzudringenom door de dood heen door te dringen
in dein Ehrenreich!tot uw ererijk!
(B) Friede sei mit euch!"Vrede zij met jullie!"

beluister:

De driedelige 'kooraria' (6) vormt het meest theatrale deel van deze cantate, een operascène gelijk.

Met een woeste bataglia (veldslagmuziek in snelle vierkwartsmaat, inclusief opschietende vuurpijlen, tirata's) schetsen de strijkers de pogromstemming in Jeruzalem na de kruisiging en opstanding van Christus. Dan verplaatst de handeling zich. De drie houtblazers, in een wiegend-pastorale driekwartsmaat met gepuncteerd ritme, suggereren de intieme ruimte waar de discipelen achter gesloten deuren bijeen zijn, twijfelend tussen vreugde en verslagenheid. Daar openbaart de verrezen Christus (de bas als Vox Christi) zich aan hen tot driemaal toe met de vredesgroet waarmee hij zich volgens het Johannes-evangelie na zijn opstanding ook drie keer aan zijn leerlingen kenbaar maakte: 'Friede sei mit euch' (Johannes 20: 19, 21 en 26).

De leerlingen, gerepresenteerd door het driestemmige koor (sopraan, alt, tenor), tonen daarop drie verschillende reacties.

Eerst betonen ze zich gesterkt in hun strijdvaardigheid, maar aarzelend: canonisch, de één na de ander. Hun muziek bevat nu dezelfde krijgsfiguren als die van hun vijanden; mijn pijltjes laten zien dat ze inderdaad terug-, de andere kant op vechten.In hun tweede reactie kiezen ze, terwijl het geweld in de instrumentale buitenwereld voortduurt, voor de vrede van de lange noten.

Bij Christus' derde interventie scharen ze zich om hem, met de quasi-strijdkreet O Herr! en het furieuze strijkersdecor dat tot hier steeds forte diende te klinken wordt nu piano en helpt de leerlingen te vertrouwen op een toekomst in Gods Ehrenreich.

Met een vierde en laatste, herhaalde vredesgroet heeft Christus het geweld definitief bezworen: er resteert slechts pastorale vrede, waaraan nu ook de zojuist nog heftig strijdende strijkers deelnemen, zij aan zij met de blazers.

Van dit stuk werd Schweitzer (1908) méér dan lyrisch: 'Dit is geen aria meer, maar een symphonisch klankschilderij. De Duitse Bach verbrijzelt de ketenen van de decadente Italiaanse sjablonen.'

Het verbaast niet dat Bach veertien jaar later dit tafereel vol dramatische contrasten bewerkte tot het - iets minder dramatisch geladen - Gloria van zijn Lutherse Mis in A (BWV 234).

Dat het 'koor' hier slechts driestemmig is, fungeert uiteraard als één van de bewijsplaatsen dat Bachs koor op gewone zondagen slechts uit vier personen bestond: de bas was niet meer beschikbaar gezien zijn solorol.

7.     Koraal

tutti

Du Friedefürst, Herr Jesu Christ, O vredevorst, Heer Jezus Christus,
wahr' Mensch und wahrer Gott, waarlijk mens en waarlijk God,
ein starker Nothelfer du bist u bent een sterke helper in de nood
im Leben und im Tod: in leven en in dood:
drum wir allein daarom roepen wij alleen
im Namen dein in uw naam
zu deinem Vater schreien.tot uw Vader.
beluister:

Na alle voorafgaande emoties eindigt de cantate met (7) een opmerkelijk eenvoudig (ouderwets) en rustgevend geharmoniseerd eerste couplet van Jakob Eberts lied Du Friedefürst, Herr Jesu Christ (1601); het schept een verstilde vrede, vergelijkbaar met het O Herr, laß dein lieb Engelein aan het slot van de Johannes-Passion.