naar de bespreking van BWV 55

Ich armer Mensch, ich Sündenknecht (BWV 55)

Johann Sebastian Bach

1. Aria (T)

Ich armer Mensch, ich Sündenknecht, Ik armzalig mens, ik knecht van de zonde,
ich geh vor Gottes Angesichte voor Gods aangezicht ga ik
mit Furcht und Zittern zum Gerichte. met angst en beven naar de rechtbank.
Er ist gerecht, ich ungerecht, Hij is rechtvaardig, ik ben onrechtvaardig,
ich armer Mensch, ich Sündenknecht!ik armzalig mens, ik knecht van de zonde!

2. Recitatief (T)

Ich habe wider Gott gehandelt Ik heb in strijd met Gods wil gehandeld
und bin demselben Pfad, en heb het pad
den er mir vorgeschrieben hat, dat hij mij heeft voorgeschreven
nicht nachgewandelt. Wohin? niet gevolgd. Waar moet ik heen?
Soll ich der Morgenröte Flügel Zelfs als ik de vleugels van het morgenrood
zu meiner Flucht erkiesen, zou kiezen om daarmee te vluchten
die mich zum letzten Meere wiesen, naar het uiteinde van de zee,
so wird mich doch zal de hand
die Hand des Allerhöchsten finden van de Allerhoogste mij toch vinden
und mir die Sündenrute binden. en mij mijn zonden betaald zetten.
Ach ja! wenn gleich die Höll ein Bette Ach ja! zelfs als de hel een bed voor mij
vor mich und meine Sünden hätte, en mijn zonden had, zou ook daar toch
so wäre doch der Grimm des Höchsten da. de gramschap van de Allerhoogste zijn.
Die Erde schützt mich nicht, De aarde beschermt mij niet,
sie droht, mich Scheusal zu verschlingen; ze dreigt mij, monster, te verslinden;
und will ich mich zum Himmel schwingen, en als ik naar de hemel wil zweven,
da wohnet Gott, dan woont God daar,
der mir das Urteil spricht.die het vonnis over mij uitspreekt.

3. Aria (T)

Erbarme dich!Ontferm u,
laß die Tränen dich erweichen,laat mijn tranen u vermurwen
laß sie dir zu Herzen reichen;laat ze uw hart bereiken,
laß um Jesu Christi willenmatig ter wille van Jezus Christus
deinen Zorn des Eifers stillen,uw naijverige toorn,
erbarme dich!ontferm u!

4. Recitatief (T)

Erbarme dich!Ontferm u!
Jedoch nun tröst ich mich,Maar nu troost ik mij,
ich will nicht für Gerichte stehenik wil niet voor het gericht staan
und lieber vor dem Gnadenthronen liever naar de genadetroon
zu meinem frommen Vater gehen.van mijn vrome Vader gaan.
Ich halt ihm seinen Sohn,Ik houd hem zijn Zoon voor,
sein Leiden, sein Erlösen für,diens lijden, diens verlossingswerk,
wie er für meine Schulddat hij voor mijn schuld
bezahlet und genung getan,heeft betaald en genoegdoening heeft gegeven,
und bitt ihn um Geduld,en ik vraag hem om geduld,
hinfüro will ich's nicht mehr tun.voortaan zal ik het niet meer doen.
So nimmt mich Gott zu Gnaden wieder an.Dan neemt God mij weer genadig aan.

5. Koraal

Bin ich gleich von dir gewichen,Al ben ik van u afgedwaald,
stell ich mich doch wieder ein;ik kom weer bij u terug;
hat uns doch dein Sohn verglichenuw Zoon heeft ons immers verzoend
durch sein Angst und Todespein.met zijn angst en zijn doodspijn.
Ich verleugne nicht die Schuld,Ik loochen mijn schuld niet,
aber deine Gnad und Huldmaar uw genade en gunst
ist viel größer als die Sünde,zijn veel groter dan de zonde
die ich stets bei mir befinde.die ik voortdurend bij mezelf aantref.
  
Libretto: Christoph Birkmann Vertaling: Ria van Hengel

Kale tekst origineel

1. Aria (T)

Ich armer Mensch, ich Sündenknecht,
ich geh vor Gottes Angesichte
mit Furcht und Zittern zum Gerichte.
Er ist gerecht, ich ungerecht,
ich armer Mensch, ich Sündenknecht!

2. Recitatief (T)

Ich habe wider Gott gehandelt
und bin demselben Pfad,
den er mir vorgeschrieben hat,
nicht nachgewandelt. Wohin?
Soll ich der Morgenröte Flügel
zu meiner Flucht erkiesen,
die mich zum letzten Meere wiesen,
so wird mich doch 
die Hand des Allerhöchsten finden
und mir die Sündenrute binden.
Ach ja! wenn gleich die Höll ein Bette
vor mich und meine Sünden hätte,
so wäre doch der Grimm des Höchsten da.
Die Erde schützt mich nicht,
sie droht, mich Scheusal zu verschlingen;
und will ich mich zum Himmel schwingen,
da wohnet Gott, 
der mir das Urteil spricht.

3. Aria (T)

Erbarme dich!
laß die Tränen dich erweichen,
laß sie dir zu Herzen reichen;
laß um Jesu Christi willen
deinen Zorn des Eifers stillen,
erbarme dich!

4. Recitatief (T)

Erbarme dich!
Jedoch nun tröst ich mich,
ich will nicht für Gerichte stehen
und lieber vor dem Gnadenthron
zu meinem frommen Vater gehen.
Ich halt ihm seinen Sohn,
sein Leiden, sein Erlösen für,
wie er für meine Schuld
bezahlet und genung getan,
und bitt ihn um Geduld,
hinfüro will ich's nicht mehr tun.
So nimmt mich Gott zu Gnaden wieder an.

5. Koraal

Bin ich gleich von dir gewichen,
stell ich mich doch wieder ein;
hat uns doch dein Sohn verglichen
durch sein Angst und Todespein.
Ich verleugne nicht die Schuld,
aber deine Gnad und Huld
ist viel größer als die Sünde,
die ich stets bei mir befinde.


Libretto: Christoph Birkmann
	

Kale tekst Nederlandse vertaling

1. Aria (T)

Ik armzalig mens, ik knecht van de zonde,
voor Gods aangezicht ga ik
met angst en beven naar de rechtbank.
Hij is rechtvaardig, ik ben onrechtvaardig,
ik armzalig mens, ik knecht van de zonde!

2. Recitatief (T)

Ik heb in strijd met Gods wil gehandeld
en heb het pad
dat hij mij heeft voorgeschreven
niet gevolgd. Waar moet ik heen?
Zelfs als ik de vleugels van het morgenrood
zou kiezen om daarmee te vluchten
naar het uiteinde van de zee,
zal de hand 
van de Allerhoogste mij toch vinden
en mij mijn zonden betaald zetten.
Ach ja! zelfs als de hel een bed voor mij
en mijn zonden had, zou ook daar toch
de gramschap van de Allerhoogste zijn.
De aarde beschermt mij niet,
ze dreigt mij, monster, te verslinden;
en als ik naar de hemel wil zweven,
dan woont God daar,
die het vonnis over mij uitspreekt.

3. Aria (T)

Ontferm u,
laat mijn tranen u vermurwen
laat ze uw hart bereiken,
matig ter wille van Jezus Christus
uw naijverige toorn,
ontferm u!

4. Recitatief (T)

Ontferm u!
Maar nu troost ik mij,
ik wil niet voor het gericht staan
en liever naar de genadetroon
van mijn vrome Vader gaan.
Ik houd hem zijn Zoon voor,
diens lijden, diens verlossingswerk,
dat hij voor mijn schuld
heeft betaald en genoegdoening heeft gegeven,
en ik vraag hem om geduld,
voortaan zal ik het niet meer doen.
Dan neemt God mij weer genadig aan.

5. Koraal

Al ben ik van u afgedwaald,
ik kom weer bij u terug;
uw Zoon heeft ons immers verzoend
met zijn angst en zijn doodspijn.
Ik loochen mijn schuld niet,
maar uw genade en gunst
zijn veel groter dan de zonde
die ik voortdurend bij mezelf aantref.


		Vertaling: Ria van Hengel