Eduard van Hengel

Johann Sebastian Bach vocale werken

Johann Sebastian Bach

Hochzeits-Quodlibet (BWV 524)

Geschreven voor Bruiloft

Voor het eerst uitgevoerd: 1707?

Libretto: Anoniem

Totaal 2 delen, 1 koorwerk

Vertaling: Ria van Hengel

beluister

downloads uitleg

Bespreking

Bachs Quodlibet (BWV 524) is een komisch muziekstuk voor vier stemmen en continuo, waarschijnlijk in of rond 1707 ontstaan ter gelegenheid van een huwelijk en aangetroffen in het handschrift van J.S.Bach, hoewel onzeker blijft of hij de componist ervan is.
Quodlibet is een Latijns woord dat letterlijk betekent “wat je behaagt”, “wat je maar wilt”, “naar believen”. Het is geen titel maar een genre- of soortnaam voor composities bestaande uit losjes samengevoegde, meestal niet al te verheven tekst- en muziekfragmenten.
Het begrip ontstond in de middeleeuwse universitaire praktijk waar serieuze scholastische (dus voor toehoorders onbegrijpelijke) disputen, tot vermaak van dat publiek konden worden besloten met geïmproviseerde woordenwisselingen over willekeurige actuele onderwerpen ‘whatever’, quodlibet. Een traditie die gaandeweg òfwel als onwelvoeglijk werd verboden òfwel - zoals aan Nederlandse universiteiten - werd gestileerd tot de verplichting voor promovendi om aan hun dissertatie een aantal niet op het proefschrift betrekking hebbende stellingen toe te voegen, getuigende van een bredere dan vakspecialistische competentie.

In 1619 definieert de Duitse componist Praetorius (Syntagma Musicum) een muzikaal quodlibet als una salata de Mistichanza, een gemengde salade. Het gaat daarbij steeds om gelijktijdig klinkende (fragmenten van) verschillende teksten. En soms ook verre van komisch of luchthartig; hij kent zelfs een quodlibet waarin door elkaar de teksten worden gezongen van vijf verschillende koralen: Erhalt uns Herr, Ach Gott vom Himmel, Vater Unser, Wir glauben all en Durch Adams Fall.

In Bachs oeuvre komen we het begrip Quodlibet (buiten het hier te bespreken BWV 524) op nog één andere plaats tegen: als titel boven de 30ste en laatste van de Goldberg-variaties (BVW 988), waar Bach de baslijn van 8 noten die aan alle variaties ten grondslag ligt (I) combineert met drie verschillende populaire liedjes (zie hiernaast):
(II)   Ich bin so lang nicht bei dir g'west
          ruck her, ruck her, ruck her
(III) Kraut und Rüben haben mich vertrieben
         hätt' mein' Mutter Fleisch gekocht,
         so wär' ich länger blieben. en
 (IV) Mein junges Leben hat ein End.
Een opname van dit stuk voor een toetseninstrument is (met noten) hier te zien.

De Ned.Bachvereniging voegde een vocale versie ervan als toegift toe aan haar opname in de All-of-Bach-serie (zie boven).

 

Bij een vocaal quodlibet van de hand van Johann Sebastian Bach gaan de gedachten al gauw naar de jaarlijkse bijeenkomsten van de uitgebreide muzikale familie Bach in Erfurt. Die reünies plachten weliswaar te beginnen met een plechtig koraal maar ontaardden al snel in speelse en geïmproviseerde quodlibets: een hutspot van plagerige grollen en alleen voor de deelnemers begrijpelijke dubbelzinnige grappen, refererend aan actuele gebeurtenissen, op muziek van de straat, volksliedjes en studentenzang.
BWV 524 is echter onmiskenbaar geschreven voor een bruiloftsfeest (große Hochzeit); we weten echter niet van wie, maar het werk geeft toevallig wel zelf een tamelijk nauwkeurige indicatie van zijn ontstaansdatum: In diesem Jahre haben wir zwei Sonnenfinsternissen, en dat was - in Erfurt en omgeving - het geval in de jaren 1705-1708. In 1707 trouwde Bach zelf (met Maria Barbara) maar voor zijn eigen huwelijk zal het niet zijn geweest want Bachs eigenhandige, ons overgeleverde partituur is in zodanig schoonschrift (‘calligrafisch’) als Bach alleen gebruikte wanneer hij een compositie aan een ander, in dit geval waarschijnlijk het/de feestvarken(s) zelf, ten geschenke wilde geven, een presentatiekopie.
Over die ander komen we uit het stuk wel wat te weten maar onvoldoende om hem te identificeren. Waarschijnlijk ondernam hij ooit een zeereis naar Oost-Indië, die mislukte wegens onvoldoende zeewaardigheid van het schip, dat daarom vrolijk als een baktrog wordt uitgelachen, de running-gag van het stuk.
Het Hochzeits-Quodlibet (BWV 524) is geschreven voor continuo(groep) en vier stemmen die soms solo optreden, in een soort recitatiefvorm die nogal verschilt van de italianiserende recitatieven in Bachs latere cantates, en soms in vierstemmig koor waarbij Bach een (ironisch) gebruik van serieuze vormen als psalmodie (Dominus Johannes), imitatie, chaconne (große Hochzeit) en fuga (Ist doch der Backtrog) niet uit de weg gaat.
Helaas is het manuscript ons ook nog eens onvolledig overgeleverd: er ontbreekt minimaal één omslagvel dat ons over de bestemming had kunnen informeren en dat de delen bevat die voorafgaan aan en volgen op het resterende middendeel. Dat begint daarom met een slotakkoord op het laatste woord van het voorafgaande (Steiß, staart, stuit?) en eindigt met de overgang naar een nieuwe maatsoort (3/2) van de/het ontbrekende laatste de(e)l(en).

1. Koor

Steiß. stuitje.


Was seind das vor große Schlösser, Wat zijn dat toch voor kastelen
die dort schwimmen auf der See die daar drijven op de zee
und erscheinen immer größer, en ze lijken steeds maar groter,
weil sie näher kommen her, want ze naderen de ree.
ist es Freund oder Feind, Is ‘t een vijand of een vriend,
oder wie ist es gemeint? ben ik hier wel van gediend?
Was muss ich von fern erblicken, Wat zie ik daar in de verte,
sagt mir, wer reit' dort herein? iemand met een rad, heel groot,
Trägt ein großes Rad am Rücken, op zijn rug moet hij het dragen,
der Henker muss gestorben sein! de beul is dus waarschijnlijk dood!
Ei, wie reit' der Kerl so dumm, Nou, wat rijdt die kerel stom,
hat einen Trauermantel um. hij heeft een rouwmantel om.


Adagio
Ergo tanto instantius Dus hoe eerder wij ontvluchten
debemus fugere terrena, de aardse omstandigheden,
quanto velocius aufugiunt des te sneller zullen verdwijnen
caduca et vana. de nietig- en de ijdelheden.


Allegro
Wer in Indien schiffen will, Wie naar Indië wil varen,
find' bei mir der Schiffe viel, vindt bij mij, geen varensgast,
ich bin eben kein Schiffersflegel, allerhande mooie schepen,
brauche weder Mast noch Segel, zonder zeilen, zonder mast
wie man in dem Texel tut; zoals men dat op Texel doet,
denn ein Backtrog ist ebensogut. een baktrog is toch even goed?
Notabene Knisterbart, Notabene Ritselbaard,
was macht der Meister Schneider, wat doet die snijder daar?
mir plezt er meine Hosen, Hij lapt mijn broek en jasje op,
mir flickt er meine Kleider. ze zijn al bijna klaar.
Braucht man den Backtrog vor den Kahn, Vaar je in een baktrog uit,
ei, so kommt man übel an; dan zal ‘t je slecht vergaan,
dann man plumpt in den Teich so frisch je duikelt in de grote plas
und schwimmt darin wie ein Stockfisch, en zwemt daar dan voortaan,
probatum est. dat staat vast.


Adagio
O ihr Gedanken, O, gedachten,
warum quälet ihr meinen Geist? - Backtrog! - waarom kwellen jullie mijn geest? -baktrog!-
Warum wollet ihr wanken, waarom wankelen jullie
da mich die Hoffnung feste stehen heißt. terwijl ik sterk wil zijn en onbevreesd.
Ei, wie sieht die Salome Hé, kijk eens naar Salome,
so sauer um den Schnabel, ze lijkt wel in paniek,
darum, weil der Pferdeknecht dat komt doordat de paardenknecht
sie kitzelt mit der Gabel. haar kietelt met de riek.
Ei, wie frisst das Hausgesind Hé, wat wil het personeel
so gar viel Käs und Butter, veel kaas en boter eten,
wären sie Kälber gleich wie du, waren ze kalfjes zoals jij,
so fräßen sie das Futter. ze moesten voer gaan vreten.
Wenn man mit dem Spinnrad sitzt Zit je met je spinnewiel
auf einem großen Schimmel, op een grote schimmel,
reißen ihre Goschen auf word je, denk ik, aangegaapt
fast alle Bauerlümmel; door elke boerenlummel;
wenn man mit dem Spinnrad sitzt zit je met je spinnewiel
auf einem großen Fuchsen, op een grote sik,
kriegen vor Gelächter krijgen mensen van het lachen,
die Leute fast den Schlucksen; meestentijds de hik;
wenn man mit dem Spinnrad sitzt zit je met je spinnewiel
auf einem großen Rappen, op een grote ezel
ei, da will der Trauermantel past de rouwmantel niet jou,
gar nicht dazu klappen; maar een arme kwezel;
wenn man statt des Orlochschiffs wie in plaats van ‘t oorlogsschip
den Backtrog will gebrauchen, de baktrog wil gebruiken,
ach, da wird man alsobald die zal weldra als een snoek
in das Wasser wie die Plumphecht tauchen. in het water duiken.


Große Hochzeit, große Freuden, Grote bruiloft, grote vreugden,
große Degen große Scheiden; grote zonden, grote deugden;
große Richter, große Büttel, grote rechters, grote boeven,
große Hunde, große Knittel; grote ezels, grote hoeven;
große Väter, große Söhne, grote vaders, grote zonen,
große Goschen, große Zähne; grote hoofden, grote kronen;
große Pfeile, große Köcher, grote steden, grote straten,
große Nasen, große Löcher; grote neuzen, grote gaten;
große Herren, große Wappen, grote heren, grote huizen,
große Fässer, große Zappen; grote katten, grote muizen;
große Gerste, große Körner, grote velden, grote struiken,
große Köpfe, große Hörner; grote monden, grote buiken;
großer Hafer, große Trespen, grote riemen, grote gespen,
große Pferde, große Wespen; grote paarden, grote wespen;
große Weinberg, große Trauben, grote wijngaard, grote druiven,
große Weiber, große Hauben; grote vrouwen, grote huiven;
große Kugeln, große Kegel, grote ballen, grote kegels,
große Bauren, große Flegel; grote boeren, grote vlegels;
große Jungfern, große Kränze, grote maagden, grote kransen,
große Esel, große Schwänze; grote gokkers, grote kansen;
große Lachen, groß Gepatsche, groot geklap en groot geschater,
große Frauen, groß Geklatsche; grote eenden, groot gesnater;
große Klöppel, große Trummel, grote klokken, grote klepels,
große Wespen, große Hummel; grote vorken, grote lepels;
große Leinwand, große Bleiche, grote brillen, grote schrijvers,
große Backträg, große Teiche. grote baktrogs, grote vijvers.


Ach, wie hat mich so betrogen Ach, wat heeft hij mij bedrogen
der sehr schlaue Cypripor. Cyprianus, slim voor tien.


Urschel, brenne mir ein Licht an, Ursula, steek eens een kaars aan
dass ich dabei sehen kann! zodat ik weer iets kan zien!
Willst du mir kein Licht anzünden, Doe je ‘t niet, dan vind ik jou
will ich dich wohl im Finstern finden. in het donker net zo gauw.
Ist gleich schlimm das Frauenzimmer, Hoe erg het vrouwmens ook mag zijn,
ist doch der Backtrog noch viel schlimmer! de baktrog is nog minder fijn!
Pantagruel war ein sehr lustiger Mann, Pantagruel was een vrolijk man,
und mancher Hofbedienter en menig hoveling
trägt blaue Strümpfe an, heeft blauwe kousen an,
und streifte man denen Füchsen en als je van de vossen
die Häutlein aus, de huidjes af zou stropen,
so gäb's viel nackigter Leute dan zouden in paleizen vaak
auf manchem Fürstenhaus. veel blote mensen lopen.
Wären denen Dukaten Als alle plekken bakkersschurft
die großen Krätzen gleich, gouden dukaten waren,
so wäre unser Nachbar dan had de buurman van hiernaast
viel Millionen reich. miljoenen kunnen sparen.
Mein Rücken ist noch stark, Mijn rug die is nog ijzersterk,
ich darf mich gar nicht klagen. ik mag gewoon niet klagen,
Du könntest, wie mich dünkt, ik kan, zo schat ik ongeveer,
wohl zwanzig Säcke tragen. wel twintig zakken dragen.
Das muss ein dummer Esel sein, Het moet een domme ezel zijn
der lieber Koffent säuft als Wein die liever biertjes zuipt dan wijn,
und in der kalten Stube schwitzt die thuis zit als een heremiet,
und statt des Schiffs im Backtrog sitzt! zijn baktrog voor een schip aanziet.
Punctum. Punt uit.


Dominus Johannes citatur Nu wordt de heer Johannes dus
ad Rectorem Magnificum ontboden bij de rector magnificus
hora pomeridiana secunda propter ancillam klokke twee om een meisje schoon
in corona aurea. dat werkt in café de Gouden Kroon.
Studenten seind sehr fröhlich, Studenten zijn erg vrolijk,
wie ihr alle wisst, dat is algemeen bekend,
solang ein blutiger Heller zolang er nog iets in hun beurs zit,
im Beutel übrig ist. al is het maar één cent.
Wär der Galgen Magnet Als de galg magnetisch was,
und der Schneider Eisen, en de kleermaker van ijzer,
wie mancher würde noch heute hoeveel mensen zouden niet
an den Galgen reisen! naar de galg toe reizen!
Wär ich König in Portugal, Was ik de koning van Portugal,
was fragt ich darnach, ik denk dat ik niet keek,
ein andrer möchte kippen als een ander met zijn baktrog
mit dem Backtrog in Bach. plofte in de beek.
Bona dies, Meister Kürschner, Goedendag, bontwerkersman,
habt ihr keine Füchse mehr! hebt u geen vossen meer?
Ich verkauf sie alle nach Hofe, Ik verkoop ze allemaal aan het hof,
mein hochgeehrter Herr. hooggeachte heer.
Ich sahe eine Jungfer, Ik zag ereens een meisje,
die hat sehr stolz getan dat stond verwaand te praten,
und hat doch wohl bei Urbens maar naar alle waarschijnlijkheid
kein ganzes Hemde an! zat haar hemd vol gaten!
Mancher stellt sich freundlich Veel mensen komen heel poeslief,
mit feiner Zung met mooie praatjes aan,
Und denkt doch in dem Herzen maar diep van binnen denken ze:
wie Goldschmieds Jung. loop toch naar de maan.
In diesem Jahre haben wir Dit jaar hebben wij zowaar
zwei Sonnenfinsternissen, twee zonsverduisteringen,
und zu Breslau auf dem Keller en in Breslau in de kroeg
schenkt man guten Scheps, wordt lekker bier geschonken,
und in meinem Beutel en door kanker in mijn beurs
regiert der fressende Krebs. is de inhoud fors geslonken.
Hört ihr Herren allzugleich, Luister, heren, allemaal
was da geschehen in Österreich, naar wat er gebeurd is in Oldenzaal,
hört ihr Herren allerhand, Luister allemaal tegelijk,
was da geschehen in Brabant, naar wat er gebeurd is in Oostenrijk,
da hat geboren eine alte Frau een oude vrouw heeft, nooit gedacht,
eine junge Sau! een biggetje ter wereld gebracht!
Seid freundlich eingeladen U wordt hartelijk welkom geheten
zum Topfbraten! bij de stoofpot, smakelijk eten!
Ei, was ist das vor eine schöne Fuge!Hé, wat is dat een mooie fuga!

2. Toegift

Ich bin so lang nicht bei dir g'west, Ik ben al zo lang niet bij je geweest,
ruck her. kom hier.
Kraut und Rüben haben mich vertrieben De stamppot heeft me verdreven,
hätt' meine Mutter Fleisch gekocht had mijn moeder me vlees voorgezet,
wär' ich länger blieben. dan was ik wel langer gebleven.
Mein junges Leben hat ein End’. Aan mijn jonge leven komt een eind.
Was für Blödsinn ist dieses Schluβstück, Wat een onzin is dit slot,
Unsinn, Schwachsinn, Schmarrn, Schrott, nonsens, dwaasheid, kletspraat, kolder,
Müll und Spinnerei, hört auf! lariekoek, gezwam, hou op!
Pfui!Bah!