Schauet doch und sehet, ob irgend ein Schmerz sei (BWV 46)
Johann Sebastian Bach
1. Koor | |
---|---|
»Schauet doch und sehet, | Kijk toch en zie |
ob irgendein Schmerz sei | of er ergens een smart is |
wie mein Schmerz, der mich troffen hat. | zoals de smart die mij heeft getroffen. |
Denn der Herr hat mich voll Jammers gemacht | Want de Heer heeft mij in ellende gedompeld |
am Tage seines grimmigen Zorns.« | op de dag van zijn grimmige toorn. |
2. Recitatief (T) | |
So klage, du zustörte Gottesstadt, | Klaag dan, verwoeste stad van God, |
du armer Stein- und Aschenhaufen! | armzalige hoop stenen en as! |
Laß ganze Bäche Tränen laufen, | Laat hele beken tranen stromen |
weil dich betroffen hat | omdat je getroffen bent |
ein unersetzlicher Verlust | door een onvervangbaar verlies |
der allerhöchsten Huld, | van de allerhoogste genade, |
so du entbehren mußt durch deine Schuld. | die je moet missen door je eigen schuld. |
Du wurdest wie Gomorra zugerichtet, | Je werd toegetakeld zoals Gomorra, |
wiewohl nicht gar vernichtet. | zij het niet volkomen vernietigd. |
O besser wärest du | O, je had beter |
in Grund verstört, | met de grond gelijkgemaakt kunnen worden |
als daß man Christi Feind | dan dat nu in jou het gelaster |
jetzt in dir lästern hört. | van een vijand van Christus te horen is. |
Du achtest Jesu Tränen nicht, | Je bekommert je niet om de tranen van Jezus, |
so achte nun des Eifers Wasserwogen, | bekommer je dan nu om de vloed van vergelding, |
die du selbst über dich gezogen, | die je zelf over je hebt afgeroepen |
da Gott, nach viel Geduld, | omdat God, na veel geduld, |
den Stab zum Urteil bricht. | de staf ten oordeel breekt. |
3. Aria (B) | |
Dein Wetter zog sich auf von weiten, | Jouw onweer kwam vanuit de verte opzetten, |
doch dessen Strahl bricht endlich ein | maar zijn bliksem slaat uiteindelijk in |
und muß dir unerträglich sein, | en moet ondraaglijk voor je zijn. |
da überhäufte Sünden | Want jouw opgestapelde zonden |
der Rache Blitz entzünden | ontsteken de bliksem van de wraak |
und dir den Untergang bereiten. | en veroorzaken jouw ondergang. |
4. Recitatief (A) | |
Doch bildet euch, o Sünder, ja nicht ein, | Maar verbeeld je, o zondaren, niet |
es sei Jerusalem allein | dat alleen Jeruzalem |
vor andern Sünden voll gewesen! | vol zonden was. |
Man kann bereits von euch dies Urteil lesen: | Aan jullie valt dit oordeel al af te lezen: |
Weil ihr euch nicht bessert | Omdat jullie je niet beteren |
und täglich die Sünden vergrößert, | en dagelijks meer zondigen, |
so müsset ihr alle so schrecklich umkommen | moeten jullie allemaal zo verschrikkelijk omkomen. |
5. Aria (A) | |
Doch Jesus will auch bei der Strafe | Maar Jezus wil ook bij de straf |
der Frommen Schild und Beistand sein, | de bescherming en de hulp van de vromen zijn, |
er sammlet sie als seine Schafe, | hij brengt ze als zijn schapen, |
als seine Küchlein liebreich ein. | als zijn kuikentjes, liefdevol bijeen. |
Wenn Wetter der Rache | Als stormen van wraak |
die Sünder belohnen, | over de zondaren worden uitgestort, |
hilft er, daß Fromme sicher wohnen. | maakt hij dat vromen veilig kunnen wonen. |
6. Koraal | |
O großer Gott von Treu, | O grote, trouwe God, |
weil vor dir niemand gilt | omdat voor u niemand belangrijker is |
als dein Sohn Jesus Christ, | dan uw zoon Jezus Christus, |
der deinen Zorn gestillt, | die uw toorn heeft gestild, |
so sieh doch an die Wunden sein, | kijk toch naar zijn wonden, |
sein Marter, Angst und schwere Pein; | naar zijn marteling, angst en hevige pijn, |
um seinetwillen schone, | spaar ons om zijnentwil |
uns nicht nach Sünden lohne. | en vergeld ons niet naar onze zonden. |
Libretto: onbekend | Vertaling: Ria van Hengel |
Kale tekst origineel
1. Koor
»Schauet doch und sehet,
ob irgendein Schmerz sei
wie mein Schmerz, der mich troffen hat.
Denn der Herr hat mich voll Jammers gemacht
am Tage seines grimmigen Zorns.«
2. Recitatief (T)
So klage, du zustörte Gottesstadt,
du armer Stein- und Aschenhaufen!
Laß ganze Bäche Tränen laufen,
weil dich betroffen hat
ein unersetzlicher Verlust
der allerhöchsten Huld,
so du entbehren mußt durch deine Schuld.
Du wurdest wie Gomorra zugerichtet,
wiewohl nicht gar vernichtet.
O besser wärest du
in Grund verstört,
als daß man Christi Feind
jetzt in dir lästern hört.
Du achtest Jesu Tränen nicht,
so achte nun des Eifers Wasserwogen,
die du selbst über dich gezogen,
da Gott, nach viel Geduld,
den Stab zum Urteil bricht.
3. Aria (B)
Dein Wetter zog sich auf von weiten,
doch dessen Strahl bricht endlich ein
und muß dir unerträglich sein,
da überhäufte Sünden
der Rache Blitz entzünden
und dir den Untergang bereiten.
4. Recitatief (A)
Doch bildet euch, o Sünder, ja nicht ein,
es sei Jerusalem allein
vor andern Sünden voll gewesen!
Man kann bereits von euch dies Urteil lesen:
Weil ihr euch nicht bessert
und täglich die Sünden vergrößert,
so müsset ihr alle so schrecklich umkommen
5. Aria (A)
Doch Jesus will auch bei der Strafe
der Frommen Schild und Beistand sein,
er sammlet sie als seine Schafe,
als seine Küchlein liebreich ein.
Wenn Wetter der Rache
die Sünder belohnen,
hilft er, daß Fromme sicher wohnen.
6. Koraal
O großer Gott von Treu,
weil vor dir niemand gilt
als dein Sohn Jesus Christ,
der deinen Zorn gestillt,
so sieh doch an die Wunden sein,
sein Marter, Angst und schwere Pein;
um seinetwillen schone,
uns nicht nach Sünden lohne.
Libretto: onbekend
Kale tekst Nederlandse vertaling
1. Koor
Kijk toch en zie
of er ergens een smart is
zoals de smart die mij heeft getroffen.
Want de Heer heeft mij in ellende gedompeld
op de dag van zijn grimmige toorn.
2. Recitatief (T)
Klaag dan, verwoeste stad van God,
armzalige hoop stenen en as!
Laat hele beken tranen stromen
omdat je getroffen bent
door een onvervangbaar verlies
van de allerhoogste genade,
die je moet missen door je eigen schuld.
Je werd toegetakeld zoals Gomorra,
zij het niet volkomen vernietigd.
O, je had beter
met de grond gelijkgemaakt kunnen worden
dan dat nu in jou het gelaster
van een vijand van Christus te horen is.
Je bekommert je niet om de tranen van Jezus,
bekommer je dan nu om de vloed van vergelding,
die je zelf over je hebt afgeroepen
omdat God, na veel geduld,
de staf ten oordeel breekt.
3. Aria (B)
Jouw onweer kwam vanuit de verte opzetten,
maar zijn bliksem slaat uiteindelijk in
en moet ondraaglijk voor je zijn.
Want jouw opgestapelde zonden
ontsteken de bliksem van de wraak
en veroorzaken jouw ondergang.
4. Recitatief (A)
Maar verbeeld je, o zondaren, niet
dat alleen Jeruzalem
vol zonden was.
Aan jullie valt dit oordeel al af te lezen:
Omdat jullie je niet beteren
en dagelijks meer zondigen,
moeten jullie allemaal zo verschrikkelijk omkomen.
5. Aria (A)
Maar Jezus wil ook bij de straf
de bescherming en de hulp van de vromen zijn,
hij brengt ze als zijn schapen,
als zijn kuikentjes, liefdevol bijeen.
Als stormen van wraak
over de zondaren worden uitgestort,
maakt hij dat vromen veilig kunnen wonen.
6. Koraal
O grote, trouwe God,
omdat voor u niemand belangrijker is
dan uw zoon Jezus Christus,
die uw toorn heeft gestild,
kijk toch naar zijn wonden,
naar zijn marteling, angst en hevige pijn,
spaar ons om zijnentwil
en vergeld ons niet naar onze zonden.
Vertaling: Ria van Hengel