Eduard van Hengel

Johann Sebastian Bach vocale werken

Johann Sebastian Bach

Es glänzet der Christen inwendiges Leben

geestelijk lied, BWV 456

Tekst: Cristian Friedrich Richter

Vertaling: Ria van Hengel

Algemene toelichting

beluister

downloads uitleg

Bespreking

1. Es glänzet der Christen inwendiges Leben

1. Es glänzet der Christen inwendiges Leben, 1. Het leven van de christenen glanst van binnen,
ob gleich sie von außen die Sonne verbrannt. hoewel de zon hen van buiten verbrandt.
Was ihnen der König des Himmels gegeben, Wat de koning van de hemel hun heeft gegeven
ist keinen als ihnen nur selber bekannt. weet niemand anders dan zij zelf.
Was niemand verspüret, was niemand berühret Wat niemand merkt, wat niemand raakt
hat ihre erleuchtete Sinnen gezieret heeft hun verlichte zinnen getooid
und sie zu der göttlichen Würde geführet. en hun goddelijke waarde geschonken.
   
2. Sie scheinen von außen die schlechtesten Leute, 2. Ze lijken van buiten de eenvoudigste mensen,
ein Schauspiel der Engel, ein Ekel der Welt, een schouwspel voor de engelen, door de wereld verafschuwd,
und innerlich sind sie die lieblichsten Bräute, maar van binnen zijn ze de lieflijkste bruiden,
der Zierrat, die Krone, die Jesu gefällt; het sieraad, de kroon die Jezus behaagt;
das Wunder der Zeiten, die hier sich bereiten, het wonder van de tijden, en ze maken zich hier gereed
den König, der unter den Lilien weidet, om de koning, die onder de lelies weidt,
zu küssen, in güldenen Stücken gekleidet. te kussen, in gouden gewaden gekleed.
   
3. Sonst sind sie des Adams natürliche Kinder 3. Verder zijn ze de natuurlijke kinderen van Adam
und tragen das Bilde des Irdischen auch. en dragen ze ook het aardse beeld.
Sie leiden am Fleische wie andere Sünder, Ze lijden aan het vlees zoals andere zondaars,
sie essen und trinken nach nötigen Brauch. ze eten en drinken wat ze nodig hebben.
In leiblichen Sachen, In lichamelijke zakem,
in Schlafen und Wachen in slapen en waken
sieht man sie für andere nichts sonderlichs machen, zie je hen niets uitzonderlijks doen,
nur dass sie die Torheit der Weltlust verlachen. behalve dat ze de dwaasheid van de wereldlust uitlachen.
   
4. Doch innerlich sind sie aus göttlichem Stamme, 4. Maar van binnen zijn ze van goddelijke stam,
die Gott durch sein mächtig Wort selber gezeugt, door God zelf verwekt met zijn machtige woord,
ein Funke und Flammen aus göttlicher Flamme, een vonk, vlammen uit een goddelijke vlam,
die oben Jerusalem freundlich gesäugt. die Jeruzalem welwillend heeft gezoogd.
Die Engel sind Brüder, De engelen zijn broeders
die ihre Loblieder die hun lofliederen
mit ihnen gar freundlich und lieblich absingen, heel vriendelijk en lieflijk zingen,
dies muss denn ganz herrlich und prächtig erklingen. dat moet wel heerlijk en prachtig klinken.
   
5. Sie wandeln auf Erden und leben im Himmel, 5. Ze wandelen op aarde maar leven in de hemel,
sie bleiben ohnmächtig und schützen die Welt. ze blijven machteloos maar beschermen de wereld.
Sie schmecken den Frieden bei allem Getümmel, Ze proeven de vrede ondanks al het gewoel,
sie kriegen, die Ärmsten, was ihnen gefällt. ze krijgen, hoe arm ze ook zijn, wat ze graag willen hebben.
Sie stehen im Leiden Ze ondergaan het lijden
und bleiben im Freuden, maar blijven vreugdevol,
sie scheinen getötet den äußeren Sinnen van buiten lijken hun zinnen dood
und führen das Leben des Glaubens von innen. maar van binnen leiden ze het leven van het geloof.
   
6. Wenn Christus, ihr Leben, wird offenbar werden, 6. Als Christus, hun leven, zich zal openbaren,
wenn er sich einst, wie er ist, öffentlich stellt, als hij zich ooit openlijk vertoont zoals hij is,
so werden sie mit ihm als Götter der Erden dan zullen ze met hem als aardse goden
auch herrlich erscheinen zum Wunder der Welt. ook stralen als een wereldwonder.
Sie werden regieren Ze zullen regeren
und ewig florieren, en eeuwig floreren,
den Himmel als prächtige Lichter auszieren, de hemel sieren als schitterende lichten,
da wird man die Freude gar offenbar spüren. dan zal men de vreugde heel duidelijk opmerken.
   
7. Frohlocke, du Erde, und jauchzet, ihr Hügel, 7. Jubel, aarde, en juich, heuvels,
dieweil du den göttlichen Samen geneußt. omdat je geniet van het goddelijke zaad.
Denn das ist Jehova sein göttliches Siegel Want dat is het goddelijke zegel van Jehova,
zum Zeugnis, dass er dir noch Segen verheißt. ten teken dat hij je nog steeds zegen belooft.
Du sollt noch mit ihnen Je zal ooit met hen
aufs herrlichste grünen, verrukkelijk bloeien
wenn erst ihr verborgenes Leben erscheinet, wanneer hun verborgen leven aan het licht komt,
wornach sich dein Seufzen mit ihnen vereinet. waarna jouw gezucht zich met hen verenigt.
   
8. O Jesu! verborgenes Leben der Seelen, 8. O Jezus, verborgen leven van de zielen,
du heimliche Zierde der inneren Welt, o heimelijk sieraad van de innerlijke wereld,
gib, dass wir die heimlichen Wege erwählen, geef dat wij de verborgen wegen kiezen,
wenngleich uns die Larve des Kreuzes verstellt; ook al maakt het masker van het kruis ons onherkenbaar;
hier übel genennet hier lelijk genoemd
und wenig erkennet, en nauwelijks erkend,
hier heimlich mit Christo im Vater gelebet, hier heimelijk met Christus in de Vader geleefd,
dort öffentlich mit ihm im Himmel geschwebet.daarginds openlijk met hem in de hemel gezweefd.