Johann Sebastian Bach
Darzu ist erschienen der Sohn Gottes (BWV 40)
Geschreven voor Tweede Kerstdag
Voor het eerst uitgevoerd: 26 dec 1723
Solisten ATB koor SATB orkest str ob1,2 cor1,2 cont
Totaal 8 delen, 1 koorwerk, 3 koralen
Vertaling: Ria van Hengel
Deze cantate werd de afgelopen jaren regelmatig uitgevoerd
beluister
- Leonhardt
- Koopman
- Gardiner
- Rotzsch
- Rilling
- Diethard Hellmann ('60)
- All of Bach
- Suzuki
- Bloomington Bach
- Herreweghe
andere besprekingen
Bespreking
Bach schreef zijn Cantate 40 voor Tweede Kerstdag 1723, dus in zijn eerste Kerst- en Nieuwjaarsperiode als Thomascantor in Leipzig, een periode die van een cantor een enorme muziekproductie vergde, waarvoor hem ook enige tijd gegund werd dankzij de muziekstop (tempus clausum) gedurende de vier weken Advent. In de twaalf dagen tussen Kerst en Driekoningen (Epifanie) gingen de cantates BWV 40, 64, 190, 153 en 65 in première, benevens het Magnificat (BWV 243a) en het Sanctus (BWV 238), terwijl zijn al in Weimar geschreven cantates BWV 61 en 63 heruitvoeringen beleefden, de laatste waarschijnlijk zelfs drie maal op Eerste Kerstdag: om 7.00 uur tijdens de mis in de Thomaskerk, om 9.00 uur in de universitaire St. Pauli en om 13.30 uur tijdens de vespers in de Nicolaïkerk (klik op Bachs kerstagenda hiernaast).
In de kerstcantate BWV 40 zoek je vergeefs naar de engelen en de herders die je er verwacht op grond van de voorgeschreven evangelietekst (Lucas 2: 15-20) en het tweede deel van het Weihnachts-Oratorium met de bekende 'Hirtenmusik'. De woorden Darzu ist erschienen daß duiden erop dat hier dieper wordt gegraven: waartoe kwam Jezus op aarde? Dat wordt deels uitgelokt door het feit dat 26 december ook de feestdag is van de heilige Stefanus, de eerste christelijke martelaar, die te Jeruzalem werd gestenigd en wiens herdenking (met eigen schriftlezingen) prevaleert boven de thematiek van Tweede Kerstdag wanneer die op een vrijdag, zaterdag of zondag valt. Stefanuscantates zijn altijd doortrokken van strijd tegen het kwaad en de Satan, en hebben meestal een nogal martiaal karakter.
Uitzonderlijk aan de lange, achtdelige cantate BWV 40 is dat er maar liefst drie vierstemmig geharmoniseerde koralen in voorkomen, en niet omdat de potentieel overwerkte koorleden moesten worden ontzien, maar omdat de cantate duidelijk uit drie, elk met een koraal afgesloten delen bestaat: de viering van de komst van Christus (delen 1-3), de strijd tegen het kwaad, belichaamd in de slang (4-6) en de vreugde over diens nederlaag (7-8).
1. Koor
SATB, strijkers, hobo 1/2, hoorn 1/2, continuo
»Darzu ist erschienen der Sohn Gottes, | De Zoon van God is verschenen |
daß er die Werke des Teufels zerstöre.« | om de werken van de duivel te vernietigen. |
Het briljante openingskoor (1) geeft een eerste antwoord op de waartoe-vraag, ontleend aan de eerste brief van de apostel Johannes (1 Joh. 3:8b): daß er die Werke des Teufels zerstöre, en die werken van de duivel zijn de zonden, aldus vers 8a. De twee belangrijkste personages van de cantate, protagonist en antagonist, zijn daarmee geïntroduceerd, maar het accent ligt op Christus' verschijning en daartoe is het orkest feestelijk geëquipeerd met twee hoorns, attributen van koninklijke waardigheid. In de instrumentale inleiding concerteren (‘wedijveren') zij met twee andere groepen, de twee hobo's en de strijkers. De sfeer is ceremonieel en strijdlustig, gelijk een triomfantelijke processie bij de thuiskomst van een Romeinse veldheer. Als troepen in slagorde scandeert het koor bloksgewijs en homofoon de boodschap van Christus' komst, waarbij de tweede regel, daß er die Werke etc., klinkt op een hamerend motief, dat in het fugatische middendeel als tweede thema zal fungeren. Na de exuberante opening klinkt de expositie van de dubbelfuga door het koor a cappella ingetogen; gaandeweg voegen zich de instrumenten weer in. De fugastructuur is nogal losjes; het tweede, rechtlijnige Teufels-thema krijgt nauwelijks kansen, het eerste thema Darzu ist erschienen etc. domineert onmiskenbaar en de inzetten verdichten zich tot negen keer in vijf maten, een zogeheten 'Engführung' (m. 45-49).Tenslotte keert de aanvankelijke martiale en uitdagende lofprijzing in gewijzigde vorm weer terug.
Vijftien jaar later was Bach nog zo tevreden over dit koor dat hij het hergebruikte voor het slotdeel Cum Sancto Spiritu van zijn Lutherse Mis in F (BWV 233).
2. Recitatief (T)
tenor, continuo
Das Wort ward Fleisch und wohnet in der Welt, | Het woord is vlees geworden en woont in de wereld, |
das Licht der Welt bestrahlt den Kreis der Erden, | het licht van de wereld bestraalt de hele aarde, |
der große Gottessohn verläßt des Himmels Thron, | de grote Zoon van God verlaat de hemelse troon |
und seiner Majestät gefällt, | en het behaagt zijn majesteit |
ein kleines Menschenkind zu werden. | om een klein mensenkind te worden. |
Bedenkt doch diesen Tausch, | Denk toch aan die ruil, |
wer nur gedenken kann: | wie er maar kan denken: |
Der König wird ein Untertan, | de koning wordt een onderdaan, |
der Herr erscheinet als ein Knecht | de heer verschijnt als een knecht |
und wird dem menschlichen Geschlecht | en wordt voor het menselijk geslacht |
- o süßes Wort in aller Ohren! - | - o, wat een zoete woorden in ieders oren! - |
zu Trost und Heil geboren. | tot troost en heil geboren. |
Aansluitend bij de bekende woorden van de evangelist Johannes (1:14), Das Wort ward Fleisch, resumeert de tenor in zijn recitatief (2) het wonder van Gods menswording in Christus in optimistische sfeer. Bestrahlt krijgt een over een octaaf (de hele wereld) stijgende coloratuur, die door het continuo wordt herhaald. De große Gottessohn staat met een hoge A tegenover het kleines Menschenkind, lage C. Waar de tekst tot bedachtzaamheid oproept (Bedenkt doch...) domineren mineur toonsoorten.
3. Koraal
tutti
Die Sünd macht Leid; | De zonde brengt leed, |
Christus bringt Freud, | Christus brengt vreugde, |
weil er zu Trost in diese Welt ist kommen. | omdat hij tot troost in deze wereld is gekomen. |
Mit uns ist Gott | Nu is God |
nun in der Not: | bij ons in de nood, |
Wer ist, der uns als Christen kann verdammen? | wie zou ons als christenen kunnen verdoemen? |
Koraal (3) besluit het strikte kerstgedeelte van de cantate; het is weliswaar een couplet (het derde) uit een kerstkoraal (Wir Christenleut habn jetzund Freud van Kaspar Füger (1592), maar muziek en tekst, Die Sünd macht Leid, Christus bringt Freud, accentueren de keerzijde van Christus' komst. Bachs harmonisering belicht die tekst uiterst gedetailleerd, ook waar de melodie zich herhaalt.
Het koraal heeft, vergeleken met de gebruikelijke AAB-structuur, een eigenaardige vorm: twee zinnen, elk bestaande uit twee korte regels (vier lettergrepen, A) en een lange (elf lettergrepen, B); de melodieën van de twee B-regels zijn identiek, en die van de vier A-regels ook, behalve de eerste.
Bach begint met de eerste regel te herhalen; zo kan hij eerst het woord Sünd en in de herhaling het woord Leid met wrange harmonieën onderstrepen.
Ook de twee lange regels zijn melodisch identiek maar in de eerste (regel 3) illustreert Bachs harmonisering met een dalende reeks achtsten in de bas het in diese Welt ist kommen, terwijl in de tweede (regel 5) een pijnlijk, langs halve noten (chromatisch) stijgende bas verwijst naar het geïmpliceerde antwoord op de retorische vraag Wer ist der uns ... kann verdammen, want zoals de chromatische dalende lijn (lamento-bas) pijn en lijden symboliseert, zo betekent de omkering, van dalend naar stijgend, bij Bach vaak zonde of de duivel, Satan; daarmee is ook de relatie gelegd met de volgende aria.
In alle drie de koralen versterken de instrumenten slechts de koorstemmen; alleen de tweede hoorn speelt daarin geen rol.
4. Aria (B)
bas, strijkers, hobo 1/2, continuo
Höllische Schlange, | Helse slang, |
wird dir nicht bange? | word je niet bang? |
Der dir den Kopf als ein Sieger zerknickt, | Degene die als overwinnaar |
ist nun geboren, | jouw kop vermorzelt |
und die verloren, | is nu geboren |
werden mit ewigem Frieden beglückt. | en de verlorenen |
worden met eeuwige vrede verblijd. |
De slang, sinds Adam en Eva belichaming van het kwaad, is het hoofdpersonage in het middendeel, de nrs 4, 5 en 6, van de cantate. De teksten refereren aan Genesis 3: 14-15, het eerste bijbelboek waarin God niet alleen de Satan als straf voor zijn verleidende werk veroordeelt tot een op zijn buik kruipend bestaan, maar ook aankondigt dat uit de schoot van de vrouw (Des Weibes Samen, nr. 5) een overwinnaar zal verschijnen die hem de kop vermorzelt (Der dir den Kopf als ein Sieger zerknickt (4)), een tekst die als voorspelling van de komst van Christus wordt gelezen.
In de gespierde basaria (4) stellen de eerste violen de verleidelijk wiegende, kronkelende slang beeldend present (muziekvoorbeeld). Ritmisch hakken de overige uitvoerenden op het ondier in; op de woorden Der dir den Kopf (...) zerknickt delft het slangmotief het onderspit en komt het in de continuobas terecht.
5. Recitatief (A)
alt, strijkers, continuo
Die Schlange, so im Paradies | De slang, die in het paradijs |
auf alle Adamskinder | op alle Adamskinderen |
das Gift der Seelen fallen ließ, | het gif van de zielen liet vallen |
bringt uns nicht mehr Gefahr; | is voor ons geen gevaar meer; |
des Weibes Samen stellt sich dar, | het zaad van de vrouw is verschenen, |
der Heiland ist ins Fleisch gekommen | de Verlosser is in het vlees gekomen |
und hat ihr allen Gift benommen. | en heeft alle gif weggenomen. |
Drum sei getrost! betrübter Sünder. | Wees dus maar gerust, bedroefde zondaar. |
Altrecitatief (5) wordt begeleid door strijkers, die voortdurend een rollend motief herhalen, waardoor je het een arioso zou moeten noemen. De oudtestamentische profetie is vervuld: de in (4) nog heftig kronkelende slang maakt nu een vermoeide indruk, maar de alt klinkt nog aarzelend en contemplatief.
6. Koraal
tutti
Schüttle deinen Kopf und sprich: | Schud je hoofd en zeg: |
Fleuch, du alte Schlange! | Maak dat je wegkomt, oude slang! |
Was erneurst du deinen Stich, | Waarom kom je weer bijten |
machst mir angst und bange? | en maakt je me angstig en bang? |
Ist dir doch der Kopf zerknickt, | Je kop is toch vermorzeld |
und ich bin durchs Leiden | en ik ben door het lijden |
meines Heilands dir entrückt | van mijn Verlosser van jou bevrijd |
in den Saal der Freuden. | en naar de zaal van de vreugde gebracht. |
Het tweede koraalvers (6), couplet 2 van Paul Gerhardts Schwing dich auf zu deinem Gott (1653), besluit het middendeel van de cantate echter op vastberaden toon, in een marsachtig ritme. Met uitsluitend dalende noten op Fleuch, du alte Schlange! wijst de gelovige gemeente haar kwelgeest triomfantelijk zijn plaats: maak dat je weg komt!
7. Aria (T)
tenor, hobo 1/2, hoorn 1/2, continuo
Christenkinder, freuet euch! | Christenkinderen, verheug je! |
Wütet schon das Höllenreich, | Ook al woedt het rijk van de hel |
will euch Satans Grimm erschrecken: | en probeert Satans woede jullie bang te maken: |
Jesus, der erretten kann, | Jezus, die kan redden, |
nimmt sich seiner Küchlein an | bekommert zich om zijn kuikens |
und will sie mit Flügeln decken. | en wil ze met zijn vleugels dekken. |
In de laatste aria (7) krijgt de tenor een unieke begeleiding van twee hoorns, twee hobo's en continuo, waarmee niet alleen de klankkleur, maar ook de thematiek van het beginkoor terugkeert, benevens de bravoureuze sfeer. De tenor zingt eindeloze virtuoze coloraturen op freuet, maar zijn stem stokt en hij maakt vreemde sprongen op erschrecken. Christus' geboorte wordt als een overwinning gevierd; het beeld van de gelovigen als kuikens (Küchlein) die door een hen onder haar vleugels worden verzameld komt uit de evangelielezing voor Stefanusdag, Matteüs 23: 35-39.
8. Koraal
tutti
Jesu, nimm dich deiner Glieder | Jezus, blijf uw leden |
ferner in Genaden an; | in genade aannemen; |
schenke, was man bitten kann, | schenk wat ze maar vragen, |
zu erquicken deine Brüder: | om uw broeders te verkwikken. |
Gib der ganzen Christenschar | Geef de hele christenschare |
Frieden und ein selges Jahr! | vrede en een zalig jaar! |
Freude, Freude, über Freude! | Vreugde, vreugde boven vreugde! |
Christus wehret allem Leide. | Christus weert alle leed. |
Wonne, Wonne über Wonne! | Zaligheid, zaligheid boven zaligheid! |
Er ist die Genadensonne. | Hij is de genadezon. |
Het koraal (8) waarmee de cantate eindigt is het vierde couplet van Christian Keymanns kerstkoraal Freuet euch, ihr Christen alle (1646): stralend, maar wat bedachtzamer dan (6).