Eduard van Hengel

Johann Sebastian Bach vocale werken

Johann Sebastian Bach

Brich dem Hungrigen dein Brot (BWV 39)

Geschreven voor 1e zondag na Trinitatis

Voor het eerst uitgevoerd: 23 jun 1726

Libretto: Ernst Ludwig I von Sachsen-Meiningen

Solisten SAB koor SATB orkest str vsolo fl1,2 ob1,2 cont

Totaal 7 delen, 1 koorwerk, 1 koraal

Vertaling: Ria van Hengel

Deze cantate werd de afgelopen jaren heel vaak uitgevoerd

beluister

andere besprekingen

downloads uitleg

Bespreking

Bach componeerde zijn cantate 39 in 1726 voor de eerste zondag na Trinitatis (Drievuldigheidszondag), de zondag waarop hij drie jaar eerder zijn eerste cantate als Thomaskantor in Leipzig had uitgevoerd. Terwijl Bach in zijn eerste ambtsjaren wekelijks een cantate componeerde en dus na twee jaar over twee complete cantatejaargangen beschikte, halveerde hij zijn tempo vanaf Trinitatis 1725, en componeert pas in 1726 de cantate die de opening van zijn derde jaargang gaat vormen: BWV 39.

Aan Brich dem Hungrigen dein Brot kleefde lang de legende dat zij geschreven zou zijn toen een groep van achttienhonderd door een verlate contrareformatie uit Salzburg gevluchte protestanten in 1732 onderdak in Leipzig zocht; de correcte datering van het manuscript van BWV 39 weerlegde dit sprookje (Dürr/Dadelsen, 1958).

Het libretto voor deze cantate ontleent Bach aan een bekende, al wat oudere bundel cantateteksten, in 1704 aan het hof te Meiningen ontstaan en wellicht door de hertog Ernst Ludwig zelf geschreven. Hierin werden voor het eerst koraal- en bijbelteksten gecombineerd met uit de Italiaanse opera afkomstige recitatieven en aria's op vrij gedichte teksten. Uit deze bundel putte ook de aan het hof te Meiningen werkzame Johann Ludwig Bach (de 'Meininger Bach', 1677-1731), een verre achterneef van Sebastian, wiens cantates Bach zozeer bewonderde dat hij er zelf in 1726 achttien van uitvoerde te Leipzig. Deze cantates hebben een vaste vorm: twee delen, uit te voeren vóór en na de preek, elk ingeleid door een oud- resp. nieuwtestamentisch bijbelwoord en gevolgd door een recitatief/aria-combinatie en besloten met een koraal. Door verwisseling van de recitatief/aria-volgorde in het tweede deel hebben ze een symmetrische structuur rond het nieuwtestamentische schriftwoord.De evangelielezing voor deze zondag is Lucas 16: 19-31, een door Jezus uitgesproken gelijkenis over de rijke man en de arme Lazarus, wier rollen na hun dood pijnlijk verwisseld blijken. In twee eerdere cantates voor deze zondag concentreerde Bach zich resp. op het onderscheid arm/rijk (Die Elenden sollen essen, BWV 75, 1723) en op een oproep tot boetvaardigheid (O Ewigkeit, du Donnerwort I, BWV 20, 1724); in 1726 ligt de nadruk op het verlenen van materiële hulp aan behoeftigen en op de van God ondervonden barmhartigheid.

 

DEEL I

1. Koor

SATB, strijkers, blokfluit 1/2, hobo 1/2, continuo

»Brich dem Hungrigen dein Brot, Breek je brood voor de hongerige
und die, so im Elend sind, führe ins Haus. en neem in huis wie in ellende verkeren.
So du einen nacket siehest, so kleide ihn Als je iemand naakt ziet, kleed hem dan
und entzeuch dich nicht von deinem Fleisch. en onttrek je niet aan je medemens.
Alsdenn wird dein Licht Dan zal je licht
herfürbrechen wie die Morgenröte, doorbreken als het morgenrood
und deine Besserung wird schnell wachsen, en je zal snel herstellen
und deine Gerechtigkeit wird für dir hergehen, en je gerechtigheid zal voor je uitgaan
und die Herrlichkeit des Herrn en de heerlijkheid van de Heer
wird dich zu sich nehmen.«zal je tot zich nemen.
beluister:

De uit het Oude Testament afkomstige tekst van het imponerende openingskoor (1) is Jesaja 58: 7-8, een tekst van maar liefst acht regels; de componist moet zorgen dat alle verschillende noties daarvan tot hun recht komen zonder te vervallen in een structuurloze opeenvolging van stukjes. Bach doet dat door (zie het schema) de tekst in drie delen te knippen waartussen de maat wisselt: van een driekwartsmaat via een vierkwarts- () naar een snelle drieachtste maat. Het middendeel (II) is het kortst; de omliggende hoekdelen zijn qua muzikale vormgeving elkaars gespiegelde: (I) is een fuga, geflankeerd door twee homofone (akkoordische) gedeelten op eenzelfde tekst en met eenzelfde instrumentale begeleidingsvorm, terwijl in (III) een homofoon gedeelte wordt geflankeerd door twee thematisch verwante fuga's.

DEEL/

maatsoort

  maten tekst
sinfonia 1 - 22 instrumentaal
I    (3/4) homofoon 23 - 47 Brich dem Hungrigen dein Brot,
und die, so im Elend sind, führe ins Haus,
FUGA 47 - 70 idem
homofoon 70 - 94 herhaling 23 - 47 (gemodificeerd)
II    (4/4) homofoon 94 - 106 so du einen nacket siehest, so kleide ihn
und entzeuch dich nicht von deinem Fleisch.
III   (3/8)

 

FUGA 106 - 138 Alsdenn wird dein Licht herfürbrechen wie die Morgenröte
homofoon 138 - 145 und deine Besserung wird schnell wachsen,
149 - 164 und deine Gerechtigkeit wird für dir hergehen,
FUGA 167 - 207 und die Herrlichkeit des Herrn wird dich zu sich nehmen.

De instrumentalisten bereiden de koorinzet voor met een sinfonia, die vervolgens als begeleiding van het eerste deel zal dienen; door telkens twee akkoorden toe te wijzen aan achtereenvolgens de twee blokfluiten, de twee hobo's en de twee violen brengt Bach het verdelen van brood onnavolgbaar in beeld. Het koor op zijn beurt illustreert het broodbreken door een gefragmenteerde vertolking van de eerste woorden: Brich (rust) dem Hungrigen (rust) dein Brot. Ook overigens wordt er veel tekst geïllustreerd: bij führe ins Haus maakt de gebroken begeleidingsfiguur plaats voor langere lijnen, Elend gaat gepaard met schrijnende halve tonen (chromatiek), Morgenröte krijgt een uitgebreide stralende coloratuur etc. In alle delen, ook waar de meeste instrumenten in de fuga's slechts colla parte met de vocale stemmen meespelen, blijft er een zelfstandige rol voor de blokfluiten, het 'armelui's instrument'; opmerkelijk want wij weten dat Bach inmiddels kon beschikken over uitstekende traversospelers), als voortdurende herinnering aan de behoeftigen om wie het hier gaat. Met een uitbundige fuga die de Herrlichkeit des Herren bezingt, eindigt dit ongewoon lange openingskoor, waarin we Bach op de toppen van zijn kunnen zien.

2. Recitatief (B)

bas, continuo

Der reiche Gott wirft seinen Überfluß De rijke God werpt ons zijn overvloed toe,
auf uns, die wir ohn ihn ons, die zonder hem
auch nicht den Odem haben. zelfs geen adem kunnen halen.
Sein ist es, was wir sind; Hem behoren wij toe,
er gibt nur den Genuß, hij geeft ons slechts het vruchtgebruik,
doch nicht, daß uns allein maar niet zo dat zijn schatten
nur seine Schätze laben. alleen óns laven:
Sie sind der Probestein, ze zijn de toetssteen
wodurch er macht bekannt, waarmee hij duidelijk maakt
daß er der Armut auch die Notdurft dat hij ook de armen gaf wat ze nodig hadden
ausgespendet, als er mit milder Hand, toen hij ons met milde hand
was jener nötig ist, uns reichlich zugewendet. rijkelijk schonk wat elk van ons nodig heeft.
Wir sollen ihm für sein gelehntes Gut Wij hoeven de opbrengst van zijn geleende goed
die Zinse nicht in seine Scheuren bringen; niet in zijn schuren te brengen,
Barmherzigkeit, die auf dem Nächsten ruht, de barmhartigheid die wij de naaste betonen
kann mehr als alle Gab raakt zijn hart meer
ihm an das Herze dringen.dan alle offers.
beluister:

In het slechts door continuo begeleide (secco) recitatief (2) legt de bas uit hoe Gods barmhartigheid jegens ons, ons op onze beurt tot daadwerkelijke naastenliefde verplicht.

3. Aria (A)

alt, solo viool, hobo 1, continuo

Seinem Schöpfer noch auf ErdenAl op aarde slechts een voorafschaduwing
nur im Schatten ähnlich werden,van je schepper worden,
ist im Vorschmack selig sein.dat is een voorproefje van de zaligheid.
Sein Erbarmen nachzuahmen,Om zijn ontferming na te bootsen
streuet hier des Segens Samen,moeten wij hier het zaad van de zegen uitstrooien
den wir dorten bringen ein.dat we daarginds zullen oogsten.
beluister:

Tot die navolging bekent zich de alt in aria (3), een gracieus kwartet met continuo, hobo en viool: een vergeleken met het openingskoor kleinschalige en intieme bezetting. Het ritme (in drieachtste maat) herinnert aan een menuet of een passepied. De aria heeft (evenals (5)) geen da-capostructuur: drie vocale passages - de tweede zin wordt tweemaal behandeld - worden omkaderd en afgewisseld door vier instrumentale ritornello's.

 

DEEL II

4. Aria (B)

bas, continuo

»Wohlzutun und mitzuteilen vergesset nicht; Weldoen en vrijgevig zijn, vergeet dat niet;
denn solche Opfer gefallen Gott wohl.«want in zulke offers schept God behagen.
beluister:

Het tweede deel van de cantate ('na de preek') opent (4) met het nieuwtestamentische schriftwoord Hebreeën 13:16. Deze belerende tekst wordt vertolkt door de bas die ook altijd als Vox Christi optreedt, slechts sober begeleid door het continuo, dat twee telkens terugkerende (ostinate), maar toch gevarieerde motieven speelt. Omdat er geen madrigale, vrij gedichte tekst is, kan het stuk niet als aria worden beschouwd. Vrijwel alle woorden worden geaccentueerd: gefallen (m. 19 en 39), Gott (m. 23 en 43), Opfer (m. 19, 25, 47).

5. Aria (S)

sopraan, blokfluit 1/2, continuo

Höchster, was ich habe, Allerhoogste, wat ik heb
ist nur deine Gabe. is alleen maar uw gave.
Wenn vor deinem Angesicht Ook als ik voor uw aangezicht
ich schon mit dem meinen dankbaar met het mijne
dankbar wollt erscheinen, zou willen verschijnen,
willt du doch kein Opfer nicht.zou u toch geen offer willen.
beluister:

Begeleid door twee unisono spelende blokfluiten relativeert de sopraan deze strenge onderwijzing enigszins met haar lieflijke aria (5): van echte offers kan natuurlijk geen sprake zijn, want alles wat wij hebben is ons reeds door God gegeven. Het unisono-spel van de twee blokfluiten maakt hun zachte timbre wat penetranter dankzij de kleine, zelfs bij geroutineerde blokfluitisten onvermijdelijk optredende intonatieverschillen. Cantate 39 is trouwens de laatste waarin Bach de in onbruik gerakende, want door traverso's 'achterhaalde' blokfluiten voorschrijft.

6. Recitatief (A)

alt, strijkers, continuo

Wie soll ich dir, o Herr! denn sattsamlich vergelten, Hoe kan ik u, o Heer, genoeg vergoeden
was du an Leib und Seel mir hast zugut getan? wat u mij naar lichaam en ziel hebt welgedaan,
Ja, was ich noch empfang, ja, wat ik nog steeds ontvang
und solches gar nicht selten, en dat niet zelden, zodat ik u
weil ich mich jede Stund noch deiner rühmen kann? nog elk uur kan prijzen?
Ich hab nichts als den Geist, dir eigen zu ergeben, Ik kan u niets anders dan mijn geest schenken
dem Nächsten die Begierd, en mijn naaste het verlangen hem te dienen
daß ich ihm dienstbar werd, en de armen dat wat u mij in dit leven hebt gegund,
der Armut, was du mir gegönnt in diesem Leben, en de aarde, als het u behaagt,
und, wenn es dir gefällt, mijn zwakke lichaam.
den schwachen Leib der Erd. Ik breng wat ik kan, Heer, laat het u behagen,
Ich bringe, was ich kann, Herr, laß es dir behagen, zodat ik dat wat u belooft
daß ich, was du versprichst, ook ooit mag ontvangen.
auch einst davon mög tragen.
beluister:

Terwijl het - symmetrisch gestructureerde - solistengedeelte van deze cantate begon met een rationele uitleg van de bijbelse boodschap, besluit de alt (6) het met een hoogst persoonlijke dankbetuiging, in de vorm van een recitatief waarin een strijkersbegeleiding haar/zijn woorden speciale glans verleent. De laagste noten illustreren de woorden Armut (een grote (overmatige) dalende sextsprong) en den schwachen Leib der Erd.

7. Koraal

tutti

Selig sind, die aus ErbarmenZalig zijn zij die zich uit erbarmen
sich annehmen fremder Not,de nood van de ander aantrekken,
sind mitleidig mit den Armen,medelijden hebben met de armen
bitten treulich für sie Gott.en trouw voor hen tot God bidden.
Die behülflich sind mit Rat,Zij die behulpzaam zijn met raad
auch, wo möglich, mit der Tat,en zo mogelijk metterdaad
werden wieder Hülf empfangenzullen op hun beurt hulp ontvangen
und Barmherzigkeit erlangen.en barmhartigheid verkrijgen.
beluister:

BWV 39 eindigt (7) met een eenvoudige vierstemmige harmonisering van het zesde couplet van David Denickes lied Kommt, laßt euch den Herren lehren (1648); zoals de tekst Selig sind, die aus Erbarmen doet vermoeden, parafraseert dit lied Jezus' zaligsprekingen uit Matteüs 5. Het wordt gezongen op de bekende melodie van Freu dich sehr, o meine Seele; instrumenten versterken de vocale stemmen colla parte.