naar de bespreking van BWV 248V
Ehre sei dir, Gott, gesungen (BWV 248V)
Johann Sebastian Bach
43. (1) Koor | |
---|---|
Ehre sei dir, Gott, gesungen, | Eer zij u, God, toegezongen, |
dir sei Lob und Dank bereit’. | lof en dank zij u bereid. |
Dich erhebet alle Welt, | Iedereen looft u, |
weil dir unser Wohl gefällt, | omdat ons heil u ter harte gaat, |
weil anheut | omdat heden |
unser aller Wunsch gelungen, | de wens van ons allen is uitgekomen, |
weil uns dein Segen so herrlich erfreut. | omdat uw zegen ons zo verheugt. |
44. (2) Recitatief (Evangelist) | |
»Da Jesus geboren war zu Bethlehem | Toen Jezus geboren was in Bethlehem |
im jüdischen Lande zur Zeit des Königes Herodis, | in Judea in de tijd van koning Herodes, |
siehe, da kamen die Weisen | zie, toen kwamen de wijzen |
vom Morgenlande gen Jerusalem und sprachen:« | uit het Oosten naar Jeruzalem en zij spraken: |
45. (3) Koor en A | |
»Wo ist der neugeborne König der Jüden?« | »Waar is de pasgeboren koning van de Joden?« |
(A)Sucht ihn in meiner Brust, | Zoek hem in mijn hart, |
hier wohnt er, mir und ihm zur Lust! | hier woont hij, tot vreugde van mij en van hem! |
»Wir haben seinen Stern gesehen im Morgenlande | »Wij hebben zijn ster gezien in het Oosten |
und sind kommen, ihn anzubeten.« | en zijn gekomen om hem te aanbidden.« |
(A)Wohl euch, die ihr dies Licht gesehen, | Gelukkig zijn jullie die dat licht hebben gezien, |
es ist zu eurem Heil geschehen! | het is tot jullie heil verschenen! |
Mein Heiland, du, du bist das Licht, | Mijn Heiland, u, u bent het licht |
das auch den Heiden scheinen sollen, | dat ook voor de heidenen zal schijnen, |
und sie, sie kennen dich noch nicht, | en zij, zij kennen u nog niet, |
als sie dich schon verehren wollen. | terwijl ze u al willen vereren. |
Wie hell, wie klar muß nicht dein Schein, | Hoe licht, hoe helder moet uw schijnsel |
geliebter Jesu, sein! | dan wel niet zijn, geliefde Jezus! |
46. (4) Koraal | |
Dein Glanz all Finsternis verzehrt, | Uw glans slokt alle duisternis op, |
die trübe Nacht in Licht verkehrt. | de sombere nacht verandert in licht. |
Leit uns auf deinen Wegen, | Leid ons op uw wegen, |
daß dein Gesicht | opdat wij uw gezicht |
und herrlichs Licht | en uw heerlijke licht |
wir ewig schauen mögen! | eeuwig mogen aanschouwen! |
47. (5) Aria (B) | |
Erleucht auch meine finstre Sinnen, | Verlicht ook mijn duistere gedachten, |
erleuchte mein Herze | verlicht mijn hart |
durch der Strahlen klaren Schein! | met het heldere schijnsel van uw stralen! |
Dein Wort soll mir die hellste Kerze | Uw woord zal voor mij een fel schijnende kaars zijn |
in allen meinen Werken sein; | in alles wat ik doe; |
dies lässet die Seele nichts Böses beginnen. | zodat mijn ziel niets kwaads kan doen. |
48. (6) Recitatief (Evangelist) | |
»Da das der König Herodes hörte, erschrak er | Toen koning Herodes dat hoorde, |
und mit ihm das ganze Jerusalem.« | werd hij zeer bang, en met hem heel Jeruzalem. |
49. (7) Recitatief (A) | |
Warum wollt ihr erschrecken? | Waarom zijn jullie bang? |
Kann meines Jesu Gegenwart | Kan de aanwezigheid van mijn Jezus |
euch solche Furcht erwecken? | zoveel angst in jullie wekken? |
O! solltet ihr euch nicht | O, zouden jullie er juist niet |
vielmehr darüber freuen, | blij mee moeten zijn |
weil er dadurch verspricht, | omdat hij daarmee belooft |
der Menschen Wohlfahrt zu verneuen. | het welzijn van de mensen te vernieuwen. |
50. (8) Recitatief (Evangelist) | |
»Und ließ versammlen alle Hohepriester | En hij liet alle hogepriesters |
und Schriftgelehrten unter dem Volk | en schriftgeleerden uit het volk bijeenroepen |
und erforschete von ihnen, | om hen te vragen |
wo Christus sollte geboren werden. | waar de Christus geboren zou worden. |
Und sie sagten ihm: | En zij vertelden hem: |
Zu Bethlehem im jüdischen Lande; | In Bethlehem in Judea, |
denn also stehet geschrieben durch den Propheten: | want dit staat geschreven bij de profeet: |
Und du Bethlehem im jüdischen Lande, | En jij Bethlehem in Judea, |
bist mitnichten die kleinest unter den Fürsten Juda; | jij bent zeker niet de minste onder de leiders van Juda; |
denn aus dir soll mir kommen der Herzog, | want uit jou zal voortkomen de hertog |
der über mein Volk Israel ein Herr sei.« | die heer zal zijn over mijn volk Israel. |
51. (9) Aria / Terzet (S, A, T) | |
(S/T) Ach, wenn wird die Zeit erscheinen? | Ach, wanneer zal die tijd verschijnen? |
(T/S) Ach, wenn kömmt der Trost der Seinen? | Ach, wanneer komt de troost van de zijnen? |
(A) Schweigt, er ist schon würklich hier! | Zwijg, hij is werkelijk al hier! |
(S/T) Jesu, ach so komm zu mir! | Jezus, ach, kom dan bij mij! |
52. (10) Recitatief (A) | |
Mein Liebster herrschet schon. | Mijn liefste heerst al. |
Ein Herz, das seine Herrschaft liebet | Een hart dat zijn leiderschap liefheeft |
und sich ihm ganz zu eigen gibet, | en zich geheel aan hem overgeeft, |
ist meines Jesu Thron. | is de troon van mijn Jezus. |
53. (11) Koraal | |
Zwar ist solche Herzensstube | Weliswaar is zo'n hartekamer |
wohl kein schöner Fürstensaal, | geen fraaie koningszaal, |
sondern eine finstre Grube; | maar eerder een duistere put; |
doch, sobald dein Gnadenstrahl | zodra echter de stralen van uw genade |
in denselben nur wird blinken, | daar gaan schitteren, |
wird es voller Sonnen dünken. | lijkt hij met zonlicht gevuld te zijn. |
Libretto: Christian Friedrich Henrici (alias Picander) | Vertaling: Ria van Hengel |
Kale tekst origineel
43. (1) Koor
Ehre sei dir, Gott, gesungen,
dir sei Lob und Dank bereit’.
Dich erhebet alle Welt,
weil dir unser Wohl gefällt,
weil anheut
unser aller Wunsch gelungen,
weil uns dein Segen so herrlich erfreut.
44. (2) Recitatief (Evangelist)
»Da Jesus geboren war zu Bethlehem
im jüdischen Lande zur Zeit des Königes Herodis,
siehe, da kamen die Weisen
vom Morgenlande gen Jerusalem und sprachen:«
45. (3) Koor en A
»Wo ist der neugeborne König der Jüden?«
(A)Sucht ihn in meiner Brust,
hier wohnt er, mir und ihm zur Lust!
»Wir haben seinen Stern gesehen im Morgenlande
und sind kommen, ihn anzubeten.«
(A)Wohl euch, die ihr dies Licht gesehen,
es ist zu eurem Heil geschehen!
Mein Heiland, du, du bist das Licht,
das auch den Heiden scheinen sollen,
und sie, sie kennen dich noch nicht,
als sie dich schon verehren wollen.
Wie hell, wie klar muß nicht dein Schein,
geliebter Jesu, sein!
46. (4) Koraal
Dein Glanz all Finsternis verzehrt,
die trübe Nacht in Licht verkehrt.
Leit uns auf deinen Wegen,
daß dein Gesicht
und herrlichs Licht
wir ewig schauen mögen!
47. (5) Aria (B)
Erleucht auch meine finstre Sinnen,
erleuchte mein Herze
durch der Strahlen klaren Schein!
Dein Wort soll mir die hellste Kerze
in allen meinen Werken sein;
dies lässet die Seele nichts Böses beginnen.
48. (6) Recitatief (Evangelist)
»Da das der König Herodes hörte, erschrak er
und mit ihm das ganze Jerusalem.«
49. (7) Recitatief (A)
Warum wollt ihr erschrecken?
Kann meines Jesu Gegenwart
euch solche Furcht erwecken?
O! solltet ihr euch nicht
vielmehr darüber freuen,
weil er dadurch verspricht,
der Menschen Wohlfahrt zu verneuen.
50. (8) Recitatief (Evangelist)
»Und ließ versammlen alle Hohepriester
und Schriftgelehrten unter dem Volk
und erforschete von ihnen,
wo Christus sollte geboren werden.
Und sie sagten ihm:
Zu Bethlehem im jüdischen Lande;
denn also stehet geschrieben durch den Propheten:
Und du Bethlehem im jüdischen Lande,
bist mitnichten die kleinest unter den Fürsten Juda;
denn aus dir soll mir kommen der Herzog,
der über mein Volk Israel ein Herr sei.«
51. (9) Aria / Terzet (S, A, T)
(S/T) Ach, wenn wird die Zeit erscheinen?
(T/S) Ach, wenn kömmt der Trost der Seinen?
(A) Schweigt, er ist schon würklich hier!
(S/T) Jesu, ach so komm zu mir!
52. (10) Recitatief (A)
Mein Liebster herrschet schon.
Ein Herz, das seine Herrschaft liebet
und sich ihm ganz zu eigen gibet,
ist meines Jesu Thron.
53. (11) Koraal
Zwar ist solche Herzensstube
wohl kein schöner Fürstensaal,
sondern eine finstre Grube;
doch, sobald dein Gnadenstrahl
in denselben nur wird blinken,
wird es voller Sonnen dünken.
Libretto: Christian Friedrich Henrici (alias Picander)
Kale tekst Nederlandse vertaling
43. (1) Koor
Eer zij u, God, toegezongen,
lof en dank zij u bereid.
Iedereen looft u,
omdat ons heil u ter harte gaat,
omdat heden
de wens van ons allen is uitgekomen,
omdat uw zegen ons zo verheugt.
44. (2) Recitatief (Evangelist)
Toen Jezus geboren was in Bethlehem
in Judea in de tijd van koning Herodes,
zie, toen kwamen de wijzen
uit het Oosten naar Jeruzalem en zij spraken:
45. (3) Koor en A
»Waar is de pasgeboren koning van de Joden?«
Zoek hem in mijn hart,
hier woont hij, tot vreugde van mij en van hem!
»Wij hebben zijn ster gezien in het Oosten
en zijn gekomen om hem te aanbidden.«
Gelukkig zijn jullie die dat licht hebben gezien,
het is tot jullie heil verschenen!
Mijn Heiland, u, u bent het licht
dat ook voor de heidenen zal schijnen,
en zij, zij kennen u nog niet,
terwijl ze u al willen vereren.
Hoe licht, hoe helder moet uw schijnsel
dan wel niet zijn, geliefde Jezus!
46. (4) Koraal
Uw glans slokt alle duisternis op,
de sombere nacht verandert in licht.
Leid ons op uw wegen,
opdat wij uw gezicht
en uw heerlijke licht
eeuwig mogen aanschouwen!
47. (5) Aria (B)
Verlicht ook mijn duistere gedachten,
verlicht mijn hart
met het heldere schijnsel van uw stralen!
Uw woord zal voor mij een fel schijnende kaars zijn
in alles wat ik doe;
zodat mijn ziel niets kwaads kan doen.
48. (6) Recitatief (Evangelist)
Toen koning Herodes dat hoorde,
werd hij zeer bang, en met hem heel Jeruzalem.
49. (7) Recitatief (A)
Waarom zijn jullie bang?
Kan de aanwezigheid van mijn Jezus
zoveel angst in jullie wekken?
O, zouden jullie er juist niet
blij mee moeten zijn
omdat hij daarmee belooft
het welzijn van de mensen te vernieuwen.
50. (8) Recitatief (Evangelist)
En hij liet alle hogepriesters
en schriftgeleerden uit het volk bijeenroepen
om hen te vragen
waar de Christus geboren zou worden.
En zij vertelden hem:
In Bethlehem in Judea,
want dit staat geschreven bij de profeet:
En jij Bethlehem in Judea,
jij bent zeker niet de minste onder de leiders van Juda;
want uit jou zal voortkomen de hertog
die heer zal zijn over mijn volk Israel.
51. (9) Aria / Terzet (S, A, T)
Ach, wanneer zal die tijd verschijnen?
Ach, wanneer komt de troost van de zijnen?
Zwijg, hij is werkelijk al hier!
Jezus, ach, kom dan bij mij!
52. (10) Recitatief (A)
Mijn liefste heerst al.
Een hart dat zijn leiderschap liefheeft
en zich geheel aan hem overgeeft,
is de troon van mijn Jezus.
53. (11) Koraal
Weliswaar is zo'n hartekamer
geen fraaie koningszaal,
maar eerder een duistere put;
zodra echter de stralen van uw genade
daar gaan schitteren,
lijkt hij met zonlicht gevuld te zijn.
Vertaling: Ria van Hengel