naar de bespreking van BWV 248IV
Fallt mit Danken, fallt mit Loben (BWV 248IV)
Johann Sebastian Bach
36. (1) Koor | |
---|---|
Fallt mit Danken, fallt mit Loben | Val neer met dank, val neer met lof |
vor des Höchsten Gnadenthron! | voor de genadetroon van de Allerhoogste! |
Gottes Sohn Will der Erden | Gods zoon wil de Heiland |
Heiland und Erlöser werden, | en de Verlosser van de aarde worden, |
Gottes Sohn | Gods zoon |
dämpft der Feinde Wut und Toben. | beteugelt de woede en het geraas van de vijanden. |
37. (2) Recitatief (Evangelist) | |
Und da acht Tage um waren, | En toen er acht dagen waren verstreken |
daß das Kindbeschnitten würde, | en het kind besneden zou worden, |
da ward sein Name genennet Jesus, | kreeg hij als naam Jezus, |
welcher genennet war von dem Engel, | de naam die genoemd was door de engel |
ehe denn er im Mutterleibe empfangen ward. | voordat hij was ontvangen in de schoot van zijn moeder. |
38. (3) Recitatief (B) / Koraal (S) | |
Immanuel, o süßes Wort! | Immanuel, o dierbaar woord! |
Mein Jesus heißt mein Hort, | Mijn Jezus heet mijn toeverlaat, |
mein Jesus heißt mein Leben. | mijn Jezus heet mijn leven, |
Mein Jesus hat sich mir ergeben, | mijn Jezus heeft zich aan mij gegeven, |
mein Jesus soll mir immerfort | mijn Jezus zal mij voortdurend |
vor meinen Augen schweben. | voor ogen zweven. |
Mein Jesus heißet meine Lust, | Mijn Jezus heet mijn lust, |
mein Jesus labet Herz und Brust. | mijn Jezus laaft hart en ziel. |
Jesu, du mein liebstes Leben, | Jezus, o mijn liefste leven, |
komm! Ich will dich mit Lust umfassen, | Kom, ik wil u hartstochtelijk omhelzen, |
meiner Seelen Bräutigam, | bruidegom van mijn ziel, |
mein Herze soll dich nimmer lassen, | mijn hart zal u nooit loslaten, |
der du dich vor mich gegeben | die zichzelf voor mij hebt gegeven, |
ach! So nimm mich zu dir! | ach, neem mij tot u! |
an des bittern Kreuzes Stamm! | aan de stam van het bittere kruis! |
Auch in dem Sterben sollst du mir | Ook in het sterven zult u voor mij |
das Allerliebste sein; | zijn wat ik het meeste liefheb; |
in Not, Gefahr und Ungemach | in nood, gevaar en tegenspoed |
seh ich dir sehnlichst nach. | kijk ik verlangend naar u. |
Was jagte mir zuletzt der Tod für Grauen ein? | Hoe zou de dood mij op het eind angst kunnen aanjagen? |
Mein Jesus! Wenn ich sterbe, | Mijn Jezus, als ik sterf, |
so weiß ich, daß ich nicht verderbe. | dan weet ik dat ik niet verloren ga. |
Dein Name steht in mir geschrieben, | Uw naam staat in mij geschreven, |
der hat des Todes Furcht vertrieben. | die heeft de angst voor de dood verdreven. |
39. (4) Aria (S) | |
Flößt, mein Heiland, flößt dein Namen | Uw naam, mijn Heiland, |
auch den allerkleinsten Samen | boezemt die ook maar |
jenes strengen Schreckens ein? | een greintje angst in? |
Nein, du sagst ja selber nein. (Nein!) | Nee, u zegt immers zelf nee.(Nee!) |
Sollt ich nun das Sterben scheuen? | Moet ik het sterven nu vrezen? |
Nein, dein süßes Wort ist da! | Nee, uw dierbare woord is daar! |
Oder sollt ich mich erfreuen? | Of moet ik verheugd zijn? |
Ja, du Heiland sprichst selbst ja. (Ja!) | Ja, mijn Heiland, u zegt zelf ja. (Ja!) |
40. (5) Recitatief (B) / Koraal (S) | |
Wohlan, dein Name soll allein | Komaan, alleen uw naam |
Jesu, meine Freud und Wonne, | Jezus, mijn vreugde en mijn zaligheid, |
meine Hoffnung, Schatz und Teil, | mijn hoop, mijn schat en mijn deel, |
In meinem Herzen sein! | moet in mijn hart zijn! |
mein Erlösung, Schmuck und Heil, | Mijn verlossing, sieraad en heil, |
Hirt und König, Licht und Sonne, | herder en koning, licht en zon, |
So will ich dich entzücket nennen, | Zo wil ik u noemen in mijn verrukking |
wenn Brust und Herz zu dir vor Liebe brennen. | wanneer hart en ziel branden van liefde voor u. |
Doch, Liebster, sage mir: | Maar, liefste Jezus, zeg mij: |
ach! wie soll ich würdiglich, | ach, hoe moet ik u op een waardige manier prijzen, |
mein Herr Jesu, preisen dich? | mijn Heer Jezus? |
wie rühm ich dich, wie dank ich dir? | hoe moet ik u roemen, hoe moet ik u danken? |
41. (6) Aria (T) | |
Ich will nur dir zu Ehren leben, | Ik wil alleen tot uw eer leven, |
mein Heiland, gib mir Kraft und Mut, | mijn Heiland, geef mij kracht en moed |
daß es mein Herz recht eifrig tut! | opdat mijn hart dat heel ijverig doet! |
Stärke mich, | Geef mij de kracht |
deine Gnade würdiglich | om uw genade waardig |
und mit Danken zu erheben! | en dankbaar te prijzen! |
42. (7) Koraal | |
Jesus richte mein Beginnen, | Moge Jezus alles leiden wat ik doe, |
Jesus bleibe stets bei mir, | Moge Jezus steeds bij mij blijven, |
Jesus zäume mir die Sinnen, | Moge Jezus mijn neigingen beteugeln, |
Jesus sei nur mein Begier, | Moge Jezus mijn enige verlangen zijn, |
Jesus sei mir in Gedanken, | Moge Jezus in mijn gedachten zijn, |
Jesu, lasse mich nicht wanken! | Jezus, laat mij niet wankelen! |
Libretto: Christian Friedrich Henrici (alias Picander) | Vertaling: Ria van Hengel |
Kale tekst origineel
36. (1) Koor
Fallt mit Danken, fallt mit Loben
vor des Höchsten Gnadenthron!
Gottes Sohn Will der Erden
Heiland und Erlöser werden,
Gottes Sohn
dämpft der Feinde Wut und Toben.
37. (2) Recitatief (Evangelist)
Und da acht Tage um waren,
daß das Kindbeschnitten würde,
da ward sein Name genennet Jesus,
welcher genennet war von dem Engel,
ehe denn er im Mutterleibe empfangen ward.
38. (3) Recitatief (B) / Koraal (S)
Immanuel, o süßes Wort!
Mein Jesus heißt mein Hort,
mein Jesus heißt mein Leben.
Mein Jesus hat sich mir ergeben,
mein Jesus soll mir immerfort
vor meinen Augen schweben.
Mein Jesus heißet meine Lust,
mein Jesus labet Herz und Brust.
Jesu, du mein liebstes Leben,
komm! Ich will dich mit Lust umfassen,
meiner Seelen Bräutigam,
mein Herze soll dich nimmer lassen,
der du dich vor mich gegeben
ach! So nimm mich zu dir!
an des bittern Kreuzes Stamm!
Auch in dem Sterben sollst du mir
das Allerliebste sein;
in Not, Gefahr und Ungemach
seh ich dir sehnlichst nach.
Was jagte mir zuletzt der Tod für Grauen ein?
Mein Jesus! Wenn ich sterbe,
so weiß ich, daß ich nicht verderbe.
Dein Name steht in mir geschrieben,
der hat des Todes Furcht vertrieben.
39. (4) Aria (S)
Flößt, mein Heiland, flößt dein Namen
auch den allerkleinsten Samen
jenes strengen Schreckens ein?
Nein, du sagst ja selber nein. (Nein!)
Sollt ich nun das Sterben scheuen?
Nein, dein süßes Wort ist da!
Oder sollt ich mich erfreuen?
Ja, du Heiland sprichst selbst ja. (Ja!)
40. (5) Recitatief (B) / Koraal (S)
Wohlan, dein Name soll allein
Jesu, meine Freud und Wonne,
meine Hoffnung, Schatz und Teil,
In meinem Herzen sein!
mein Erlösung, Schmuck und Heil,
Hirt und König, Licht und Sonne,
So will ich dich entzücket nennen,
wenn Brust und Herz zu dir vor Liebe brennen.
Doch, Liebster, sage mir:
ach! wie soll ich würdiglich,
mein Herr Jesu, preisen dich?
wie rühm ich dich, wie dank ich dir?
41. (6) Aria (T)
Ich will nur dir zu Ehren leben,
mein Heiland, gib mir Kraft und Mut,
daß es mein Herz recht eifrig tut!
Stärke mich,
deine Gnade würdiglich
und mit Danken zu erheben!
42. (7) Koraal
Jesus richte mein Beginnen,
Jesus bleibe stets bei mir,
Jesus zäume mir die Sinnen,
Jesus sei nur mein Begier,
Jesus sei mir in Gedanken,
Jesu, lasse mich nicht wanken!
Libretto: Christian Friedrich Henrici (alias Picander)
Kale tekst Nederlandse vertaling
36. (1) Koor
Val neer met dank, val neer met lof
voor de genadetroon van de Allerhoogste!
Gods zoon wil de Heiland
en de Verlosser van de aarde worden,
Gods zoon
beteugelt de woede en het geraas van de vijanden.
37. (2) Recitatief (Evangelist)
En toen er acht dagen waren verstreken
en het kind besneden zou worden,
kreeg hij als naam Jezus,
de naam die genoemd was door de engel
voordat hij was ontvangen in de schoot van zijn moeder.
38. (3) Recitatief (B) / Koraal (S)
Immanuel, o dierbaar woord!
Mijn Jezus heet mijn toeverlaat,
mijn Jezus heet mijn leven,
mijn Jezus heeft zich aan mij gegeven,
mijn Jezus zal mij voortdurend
voor ogen zweven.
Mijn Jezus heet mijn lust,
mijn Jezus laaft hart en ziel.
Jezus, o mijn liefste leven,
Kom, ik wil u hartstochtelijk omhelzen,
bruidegom van mijn ziel,
mijn hart zal u nooit loslaten,
die zichzelf voor mij hebt gegeven,
ach, neem mij tot u!
aan de stam van het bittere kruis!
Ook in het sterven zult u voor mij
zijn wat ik het meeste liefheb;
in nood, gevaar en tegenspoed
kijk ik verlangend naar u.
Hoe zou de dood mij op het eind angst kunnen aanjagen?
Mijn Jezus, als ik sterf,
dan weet ik dat ik niet verloren ga.
Uw naam staat in mij geschreven,
die heeft de angst voor de dood verdreven.
39. (4) Aria (S)
Uw naam, mijn Heiland,
boezemt die ook maar
een greintje angst in?
Nee, u zegt immers zelf nee.(Nee!)
Moet ik het sterven nu vrezen?
Nee, uw dierbare woord is daar!
Of moet ik verheugd zijn?
Ja, mijn Heiland, u zegt zelf ja. (Ja!)
40. (5) Recitatief (B) / Koraal (S)
Komaan, alleen uw naam
Jezus, mijn vreugde en mijn zaligheid,
mijn hoop, mijn schat en mijn deel,
moet in mijn hart zijn!
Mijn verlossing, sieraad en heil,
herder en koning, licht en zon,
Zo wil ik u noemen in mijn verrukking
wanneer hart en ziel branden van liefde voor u.
Maar, liefste Jezus, zeg mij:
ach, hoe moet ik u op een waardige manier prijzen,
mijn Heer Jezus?
hoe moet ik u roemen, hoe moet ik u danken?
41. (6) Aria (T)
Ik wil alleen tot uw eer leven,
mijn Heiland, geef mij kracht en moed
opdat mijn hart dat heel ijverig doet!
Geef mij de kracht
om uw genade waardig
en dankbaar te prijzen!
42. (7) Koraal
Moge Jezus alles leiden wat ik doe,
Moge Jezus steeds bij mij blijven,
Moge Jezus mijn neigingen beteugeln,
Moge Jezus mijn enige verlangen zijn,
Moge Jezus in mijn gedachten zijn,
Jezus, laat mij niet wankelen!
Vertaling: Ria van Hengel