Johann Sebastian Bach
Herrscher des Himmels, erhöre das Lallen (BWV 248III)
Geschreven voor Derde Kerstdag
Voor het eerst uitgevoerd: 27 dec 1734
Libretto: Christian Friedrich Henrici (alias Picander)
Solisten SATB koor SATB orkest str vsolo trav1,2 ob1,2 obd'am1,2 trp1-3 timp cont
Totaal 12 delen, 2 koorwerken, 3 koralen
Vertaling: Ria van Hengel
Deze cantate werd de afgelopen jaren vaak uitgevoerd
Bespreking
algemene inleiding Weihnachts-Oratorium
In het derde deel negeert Bach, terwille van het handelingskarakter, de voor Derde Kerstdag voorgeschreven beschouwelijke tekst uit het Johannes-evangelie (1:1-14, 'In den beginne was het woord...') ten gunste van de - nog overgeslagen - evangelielezing van de vorige dag. De tenor-evangelist stelt in de drie recitatieven drie gebeurtenissen aan de orde: het vertrek van de herders tot wie de engelen spraken (1-5), hun aanbidding van het kind (7-10) en hun terugkeer (11-12). Daarop reflecteren aria’s en koralen, waardoor de cantate drie delen heeft.
24. (1) Koor
SATB, strijkers, traverso 1/2, hobo 1/2, trompet 1–3, timpani, continuo
Herrscher des Himmels, erhöre das Lallen, | Heerser van de hemel, luister naar ons gestamel, |
laß dir die matten Gesänge gefallen, | geniet van onze zwakke liederen |
wenn dich dein Zion mit Psalmen erhöht! | wanneer uw Sion u met psalmen prijst! |
Höre der Herzen frohlockendes Preisen, | Hoor de jubelende lofzangen van ons hart |
wenn wir dir itzo die Ehrfurcht erweisen, | wanneer wij u nu eerbied betonen |
weil unsre Wohlfahrt befestiget steht! | omdat wij zeker kunnen zijn van ons heil. |
De cantate wordt geopend en besloten met een uitgelaten dansant stuk, een passepied, in een streng schema van twee keer 3x16 maten: zestien maten instrumentale inleiding (ritornel), zestien maten polyfone expositie van de drie tekstzinnen door de drie hoogste stemmen en zestien maten homofone (gezamenlijk gescandeerde) herhaling van de tekst door het gehele koor boven een herhaling van het instrumentale ritornel.
Na de pastorale sfeer van Deel II met de bekende Sinfonia (Hirtenmusik) herneemt dit openingskoor de ongeremde vreugde waarmee Deel I eindigde.
25. (2) Recitatief (Evangelist)
tenor, continuo
»Und da die Engel von ihnen gen Himmel fuhren, | En toen de engelen weer naar de hemel voeren, |
sprachen die Hirten untereinander:« | zeiden de herders tegen elkaar: |
Lucas 2: 15a
26. (3) Koor
SATB, viool 1, viool 2 + hobo d'amore 1 colla parte sopraan, altviool colla parte tenor, traverso 1/2, hobo d'amore 2 colla parte alt, continuo
»Lasset uns nun gehen gen Bethlehem | Laten wij nu naar Bethlehem gaan |
und die Geschichte sehen, die da geschehen ist, | om te zien wat er is gebeurd |
die uns der Herr kundgetan hat.« | en wat de Heer ons heeft verkondigd. |
Lucas 2: 15b. Waar de bijbeltekst groepen sprekend invoert (zoals ook in nrs II/12 en V/3) schrijft Bach 'turbae', groepskoren, waarvoor hij, ter onderscheiding van de moderne concertante openingskoren, de gezaghebbende oude motetstijl gebruikt: elkaar imiterende vocale partijen met instrumenten in een ondergeschikte rol.
Maar hier dan wel met een 'haast' illustrerend zestiendenfiguurtje van violen en traverso’s. En de stemmen lopen in tegengestelde richting: waar moeten we eigenlijk heen?
27. (4) Recitatief
bas, traverso 1/2, continuo
Er hat sein Volk getröst’, | Hij heeft zijn volk getroost, |
er hat sein Israel erlöst, | hij heeft zijn Israel verlost, |
die Hülf aus Zion hergesendet | de hulp vanuit Sion gezonden |
und unser Leid geendet. | en een einde gemaakt aan ons lijden. |
Seht, Hirten, dies hat er getan; | Zie, herders, dat heeft hij gedaan, |
geht, dieses trefft ihr an! | ga, dat treffen jullie aan. |
Begeleid door twee fluiten belicht de bas de heilshistorische betekenis van het kerstgebeuren, zodat het Dies hat er getan in het aansluitende koraal kan worden vervolgd met Dies hat er alles uns getan.
28. (5) Koraal
tutti
Dies hat er alles uns getan, | Dit heeft hij allemaal voor ons gedaan |
sein groß Lieb zu zeigen an; | om zijn grote liefde te tonen; |
des freu sich alle Christenheit | laat de hele christenheid zich daarover verheugen |
und dank ihm des in Ewigkeit. | en hem ervoor bedanken in eeuwigheid. |
Kyrieleis! | Kyrie eleis! |
De gemeente bevestigt wat zij zojuist van de bas heeft geleerd, de kloof tussen historische gebeurtenis en actualiteit is gedicht. De melodie hoorden we al in deel I/ 7 van de sopranen. Des freu sich geeft (evenals Freude in II/3) aanleiding voor een lange stijgende lijn in de bas. Ewigkeit krijgt een lang melisma. Kyrieleis (heb medeleiden, Mitleid) wijst vooruit naar het volgend duet.
29. (6) Aria (Duet) (S, B)
sopraan, bas, hobo d'amore 1/2
Herr, dein Mitleid, dein Erbarmen | Heer, uw medelijden, uw ontferming |
tröstet uns und macht uns frei. | troost ons en maakt ons vrij. |
Deine holde Gunst und Liebe, | Uw liefhebbende genade en liefde, |
deine wundersamen Triebe | uw wonderbaarlijke gevoelens |
machen deine Vatertreu | maken uw vadertrouw |
wieder neu. | weer nieuw. |
Slot van de eerste scène: de herders gaan huppelend op weg met hun instrumentale attributen, de twee oboi d'amore. Weer gaat het niet om herders als historische figuren, maar als prototypes van de (eerste) gelovigen. Het stuk is een grondige bewerking van een onverholen wereldse liefdesdialoog op de teksten 'Ich bin deine, ich küsse dich, küsse mich' resp. 'Du bist meine, küsse mich, etc.' Maar hier geen dialoog, doch uitgesproken eenstemmigheid in een naïef godsvertrouwen.
30. (7) Recitatief (Evangelist)
tenor, continuo
»Und sie kamen eilend und funden beide, | En zij gingen haastig en vonden hen beiden, |
Mariam und Joseph, | Maria en Jozef, |
dazu das Kind in der Krippe liegen. | en ook het kind, liggend in de kribbe. |
Da sie es aber gesehen hatten, | En toen ze het hadden gezien, |
breiteten sie das Wort aus, | vertelden zij overal |
welches zu ihnen von diesem Kind gesaget war. | wat er over dat kind tegen hen was gezegd. |
Und alle, vor die es kam, | En iedereen die het hoorde |
wunderten sich der Rede, | verwonderde zich over het verhaal |
die ihnen die Hirten gesaget hatten. | dat de herders hadden verteld |
Maria aber behielt alle diese Worte | En Maria bewaarde al die woorden |
und bewegte sie in ihrem Herzen.« | en overwoog ze in haar hart. |
Lucas 2: 16-19. Opmaat voor het tweede deel van de cantate. Zoals steeds wordt de evangelist slechts door continuo (secco) begeleid, maar wel worden zijn volzinnen hier door korte tussenspelen van elkaar gescheiden. De slotzin over Maria wordt duidelijk muzikaal afgezonderd, het continuo onderstreept met een dalende reeks halve tonen het geheimzinnige karakter van haar ervaringen: hierop reageren de volgende stukken.
31. (8) Aria (A)
alt, solo viool, continuo
Schließe, mein Herze, dies selige Wunder | Mijn hart, berg dit gezegende wonder |
fest in deinem Glauben ein! | stevig op in je geloof! |
Lasse dies Wunder, die göttlichen Werke | Laat dat wonder, dat werk van God |
immer zur Stärke deines schwachen Glaubens sein! | altijd kracht geven aan je zwakke geloof! |
De teksten van de (8) t/m (10) drukken hetzelfde uit: het voornemen het wonder in de stal niet te vergeten. Het verschil is waar en door wie dit wordt uitgesproken. Eerst is het Maria die, als symbool voor de kerk, het gesprokene overweegt in een intieme meditatie in ihrem Herzen. Ondanks de virtuoze vioolpartij een tamelijk introverte monologue intérieure, in de vorm van een wiegelied boven de kribbe, in gesyncopeerde tweekwartsmaat. Unisono passages tussen alt en viool symboliseren het einschließen.
32. (9) Recitatief (A)
alt, traverso 1/2, continuo
Ja, ja, mein Herz soll es bewahren, | Ja, ja, mijn hart zal bewaren |
was es an dieser holden Zeit | wat het in deze heerlijke tijd |
zu seiner Seligkeit | tot zijn zaligheid |
für sicheren Beweis erfahren. | als een betrouwbaar bewijs heeft ervaren. |
Vanuit het hart komt de alt in zijn/haar accompagnato-recitatief tot een openbare geloofsbelijdenis, evenals de bas in (4) begeleid door de twee traverso’s.
33. (10) Koraal
tutti
Ich will dich mit Fleiß bewahren, | Ik wil u ijverig bewaren, |
ich will dir | ik wil hier |
leben hier, | voor u leven, |
dir will ich abfahren, | naar u wil ik heengaan, |
mit dir will ich endlich schweben | met u wil ik ten slotte zweven, |
voller Freud | vol vreugde, |
ohne Zeit | tijdloos, |
dort im andern Leben. | daarginds in het andere leven. |
De kerk tenslotte bevestigt het voorgaande in de actualiteit met een lied van Paul Gerhardt, en trekt de lijn door van het leven naar de dood. Het koraal bestaat uit twee melodisch identieke delen; maar hoe anders is de harmonisering van het ‘andere leven’.
34. (11) Recitatief (Evangelist)
tenor, continuo
»Und die Hirten kehrten wieder um, | En de herders keerden terug, |
preiseten und lobten Gott um alles, | prezen en loofden God om alles |
das sie gesehen und gehöret hatten, | wat ze hadden gezien en gehoord, |
wie denn zu ihnen gesaget war.« | zoals het hun gezegd was. |
Lucas 2: 20. Het derde en laatste evangeliegedeelte omvat slechts één vers, waarin preiseten (octaafsprong) blijkbaar het belangrijkste woord is. Dat prijzen volgt metterdaad, in een koraal en het slotkoor.
35. (12) Koraal
tutti
Seid froh dieweil, | Wees verheugd omdat |
daß euer Heil | jullie heil hier is geboren |
ist hie ein Gott und auch ein Mensch geboren, | als God en ook als mens, |
der, welcher ist | hij die de Heer |
der Herr und Christ | en de Christus is, |
in Davids Stadt, von vielen auserkoren. | in Davids stad, uit vele verkozen. |
De gelovigen delen in de vreugde met hun derde, meer bewogen koraal. In de laatste regel voert een stijgende reeks (gradatio) van maar liefst acht chromatische (= halve toons-)stappen in de bas naar een climax aan het slot van de eigenlijke kerstgeschiedenis.
Chorus I ab initio repetatur et claudatur
Met een herhaling van het openingskoor 24.(1) wordt de eerste helft van het Weihnachts-Oratorium afgesloten.