Johann Sebastian Bach
Und es waren Hirten in derselben Gegend (BWV 248II)
Geschreven voor Tweede Kerstdag
Voor het eerst uitgevoerd: 26 dec 1734
Libretto: Christian Friedrich Henrici (alias Picander)
Solisten SATB koor SATB orkest str trav1,2 obd'am1,2 obcacc1,2 cont
Totaal 14 delen, 1 koorwerk, 3 koralen
Vertaling: Ria van Hengel
Deze cantate werd de afgelopen jaren vaak uitgevoerd
Bespreking
algemene inleiding Weihnachts-Oratorium
De tweede cantate is gebaseerd op de verzen 8-14 uit Lucas 2; het vervolg op de evangelielezing van Eerste Kerstdag. Engelen maken de komst van Christus bekend aan de herders, met hun karakteristieke, aan schalmeien herinnerende instrumenten, twee oboi d’amore en twee hobo’s da caccia (‘jachthobo’s’), resp. een terts en een kwint lager gestemd dan normale hobo’s. Zij vervangen de koperblazers uit Deel I. Thema: het contrast tussen hemel en aarde, engelen en herders.
De twee aria’s refereren eigenlijk, enigszins voorbarig, aan stof uit de volgende cantate: waarschijnlijk om toehoorders in de Thomaskirche centrale noties niet te onthouden die de volgende dag in de Nicolaikirche zouden klinken, maar niet werden herhaald tijdens het vesper in de Thomaskirche.
10. (1) Sinfonia
strijkers, traverso 1/2, hobo d'amore 1/2, hobo da caccia 1/2, continuo
De beroemde, vaak als Hirtenmusik of Pastorale aangeduide instrumentale Sinfonia is in feite een dialoog tussen twee groepen: hemelse engelen (strijkers en twee traverso’s) en aardse herders (vier hobo’s) wier nachtelijke rust wordt verstoord; de lange, liggende noten van de laagste hobo herinneren aan de (bourdon-)tonen van een doedelzak. Engelen openen de conversatie met stijgende motieven, herders reageren met dalende, waarna men in achtstemmige samenspraak elkaars motieven overneemt: het goddelijke verenigt zich met het aardse. Driemaal herhaalt zich dit proces.
De Sinfonia is programmatisch voor de gehele cantate: een afwisseling van engelen- en herdersscènes.
11. (2) Recitatief (Evangelist)
tenor, continuo
»Und es waren Hirten in derselben Gegend | En er waren herders in die streek |
auf dem Felde bei den Hürden, | in het omheinde veld, |
die hüteten des Nachts ihre Herde. | die waakten in de nacht over hun kudde. |
Und siehe, des Herren Engel trat zu ihnen, | En zie, de engel van de Heer kwam naar hen toe, |
und die Klarheit des Herren leuchtet um sie, | en het licht van de Heer omstraalde hen, |
und sie furchten sich sehr.« | en zij waren doodsbang. |
Lucas 2: 8-9 Harmonische rust tot en met ihre Herde, gevolgd door heldere kleuren, en tenslotte bij furchten vluchtgedrag over verminderde intervallen in het continuo,
12. (3) Koraal
SATB, viool 1 + traverso 1/2 + hobo d'amore 1/2 colla parte sopraan, viool 2 + hobo da caccia 1 colla parte alt, altviool + hobo da caccia 2 colla parte tenor, continuo
Brich an, o schönes Morgenlicht, | Breek aan, o prachtig ochtendlicht |
und laß den Himmel tagen! | en laat de hemel licht worden! |
Du Hirtenvolk, erschrecke nicht, | O herdersvolk, schrik niet, |
weil dir die Engel sagen, | want de engelen vertellen je |
daß dieses schwache Knäbelein | dat dit zwakke knaapje |
soll unser Trost und Freude sein, | onze troost en onze vreugde zal zijn, |
dazu den Satan zwingen | dat hij bovendien de satan zal bedwingen |
und letztlich Friede bringen! | en ten slotte vrede zal brengen! |
Het evangeliebericht wordt terstond onderbroken door een reactie uit de actualiteit, de christenheid identificeert zich met de herders: hier past geen vrees maar een hartelijk welkom. De traverso volgt de sopraan een octaaf hoger: Morgenlicht. Schwache wordt geïllustreerd met een aarzeling in de alt en een moeilijke sprong in de bas. Een nadrukkelijke chromatische opgang van de bas naar Freude, gevolgd door een strijdlustig melisma van bas en tenor op zwingen.
13. (4) Recitatief (Evangelist, S)
sopraan, tenor, strijkers, continuo
»Und der Engel sprach zu ihnen: | En de engel sprak tot hen: |
(S) Fürchtet euch nicht, siehe, | Vrees niet, zie, |
ich verkündige euch große Freude, | ik verkondig jullie een grote vreugde, |
die allem Volke widerfahren wird. | die het hele volk ten deel zal vallen. |
Denn euch ist heute der Heiland geboren, | Want voor jullie is heden de Heiland geboren, |
welcher ist Christus, der Herr, in der Stadt David.« | die Christus de Heer is, in de stad van David. |
Lucas 2: 10-11. Zelfs de boodschapper getuigt van enige opwinding door met een kwintsprong (in plaats van de meer gebruikelijke kwart) het woord te geven aan de engel, de sopraan, die wordt umleuchtet met een aura van strijkers. Octaafsprongen (‘allesomvattend’) accentueren Heiland en Herr.
14. (5) Recitatief (B)
bas, hobo d'amore 1/2, hobo da caccia 1/2, continuo
Was Gott dem Abraham verheißen, | Van dat wat God aan Abraham had beloofd |
das läßt er nun dem Hirtenchor erfüllt erweisen. | toont hij nu de vervulling aan het herderskoor. |
Ein Hirt hat alles das zuvor | Een herder heeft dat alles destijds |
von Gott erfahren müssen. | van God moeten horen, |
Und nun muß auch ein Hirt die Tat, | en nu moet ook een herder dat |
was er damals versprochen hat, | wat hij toen heeft beloofd |
zuerst erfüllet wissen. | als eerste vervuld zien. |
In een accompagnato met de herdersinstrumenten treedt de bas in dit deel driemaal op als interpretator en aangever. De naam van David, die ook een herder was, ontlokt hem een heilshistorische beschouwing over de herdersstand, die sinds aartsvader Abraham speciaal ontvankelijk bleek voor Gods boodschappen. Zo legitimeert hij een Hirten-scène waartoe het evangelie eigenlijk geen aanleiding geeft.
15. (6) Aria (T)
tenor, traverso 1, continuo
Frohe Hirten, eilt, ach eilet, | Verheugde herders, haast je, ach, haast je, |
eh ihr euch zu lang verweilet, | voordat jullie te lang talmen, |
eilt, das holde Kind zu sehn! | haast je om naar het lieflijke kind te gaan kijken! |
Geht, die Freude heißt zu schön, | Ga, de vreugde is te mooi, |
sucht die Anmut zu gewinnen, | probeer de lieflijkheid te verkrijgen, |
geht und labet Herz und Sinnen! | ga en laaf hart en zinnen! |
De tenor richt zich uiteraard niet (dramatisch) tot andere herders, maar (symbolisch) tot de luisteraar. Hij wordt begeleid door het voormalig engeleninstrument, de traverso. De tekst lijkt hier enigszins voorbarig: er is nog geen sprake van een kind, en het Lasset uns nun gehen zal pas in de volgende cantate klinken. Maar de vele 32-sten melisma’s getuigen wel van grote haast en ook voor een ordentelijk da capo is (in deze aria als enige) geen tijd.
16. (7) Recitatief (Evangelist)
tenor, continuo
»Und das habt zum Zeichen: | En laat dit het teken zijn: |
ihr werdet finden das Kind | jullie zullen het kind vinden |
in Windeln gewickelt | in doeken gewikkeld |
und in einer Krippe liegen.« | en liggend in een kribbe. |
Lucas 2: 12. De engel geeft een nadere toelichting op zijn aankondiging in nr. 13, maar de tekst wordt nu niet door een strijkersaureool omkranst en niet door de sopraan maar door de tenor gezongen. Een vergissinkje van Bach? Waarschijnlijk niet: hij beoogt niet - als in een opera - consistent dramatische personages op te tuigen, maar schrijft Predigtmusik.
Verrassende harmonieën en grillige sprongen accentueren de armzalige Krippe.
17. (8) Koraal
tutti
Schaut hin, dort liegt im finstern Stall, | Kijk, daar ligt in de duistere stal |
des Herrschaft gehet überall! | hij die over alles heerst! |
Da Speise vormals sucht ein Rind, | Waar eens een rund zijn voedsel zocht, |
da ruhet itzt der Jungfrau’n Kind. | daar rust nu het kind van de maagd. |
In het centrum van deze cantate (en dus van de eerste drie, de eigenlijke kerstcantates) staat een vers van het koraal Vom Himmel hoch da komm ich her dat ook beide eerste cantates besluit. Maar hier in laagste ligging: C-groot tegenover D en G, een tonaal dieptepunt. Bij Herrschaft voeren de bassen de harmonie een none omhoog, bij de voedertrog (Speise vormals) gaat het weer even ver omlaag.
18. (9) Recitatief (B)
bas, hobo d'amore 1/2, hobo da caccia 1/2, continuo
So geht denn hin, ihr Hirten, geht, | Ga dan, herders, ga, |
daß ihr das Wunder seht: | zodat jullie het wonder zien. |
Und findet ihr des Höchsten Sohn | En als jullie de zoon van de Allerhoogste vinden, |
in einer harten Krippe liegen, | liggend in een harde kribbe, |
so singet ihm bei seiner Wiegen | zing dan voor hem bij zijn wieg |
aus einem süßen Ton | op zoete toon |
und mit gesamtem Chor | en met het hele koor |
dies Lied zur Ruhe vor! | dit slaapliedje! |
Nogmaals richt de bas de blik op de herders, gesteund door vier begeleidende hobo’s. Het continuo illustreert eerst het gehen en vervolgens (het werkwoord) wiegen. De bas verzint er zelfs een handeling bij: zing een liedje. (Aria zoekt context!)
19. (10) Aria (A)
alt, strijkers, traverso 1, hobo d'amore 1/2, hobo da caccia 1/2, continuo
Schlafe, mein Liebster, genieße der Ruh, | Slaap, mijn liefste, geniet van je rust |
wache nach diesem vor aller Gedeihen! | en ontwaak daarna voor het welzijn van allen! |
Labe die Brust, | Verkwik je ziel, |
empfinde die Lust, | ervaar het genot |
wo wir unser Herz erfreuen! | dat ons hart verblijdt! |
Alle vier de hobo’s (het gesamte Chor uit het voorgaande recitatief) begeleiden de alt, die octaverend wordt gesteund door de angelieke traverso. De alt lijkt (dramatisch) te staan voor Maria, maar symboliseert de gelovige.
Een toegankelijk wiegelied (berceuse) dat refereert aan het volksgebruik van het kindjewiegen. Maar Bach zou geen Bach zijn als het luchtige, homofone begin geen complexer polyfoon vervolg kreeg.
20. (11) Recitatief (Evangelist)
tenor, continuo
»Und alsobald war da bei dem Engel | En plotseling was er bij de engel |
die Menge der himmlischen Heerscharen, | een groot hemels leger, |
die lobten Gott und sprachen:« | dat God loofde en sprak: |
Lucas 2: 13. De verslaggever zet ons terug in de chronologie en wendt onze blik weer van de kribbe naar de engelen.
21. (12) Koor
SATB, strijkers, traverso 1/2, hobo d'amore 1/2, hobo da caccia 1/2, continuo
»Ehre sei Gott in der Höhe | Ere zij God in den hoge, |
und Friede auf Erden | en vrede op aarde |
und den Menschen ein Wohlgefallen.« | en in de mensen een welbehagen. |
Lucas 2: 14. De hoofdschotel van de cantate. Op de tekst die als Gloria in de mis terecht kwam, schrijft Bach een groepskoor (turba), zoals steeds op de wijze van een motet: primair vocaal, ondergeschikte instrumentale begeleiding, en drie verschillende muzikale vormen voor de drie tekstregels:
- Ehre: een passacaglia, driemaal herhaalde lopende basfiguur met imitatieve zang;
- Friede: ‘orgelpunt’, een lange liggende pedaaltoon, met verstilde legato zang; een breekbare vrede, als een reeks zich oplossende dissonanten;
- Menschen: streng paarsgewijs canonisch.
Waarna alles nog eens in zestien maten wordt samengevat.
22. (13) Recitatief (B)
bas, continuo
So recht, ihr Engel, jauchzt und singet, | Goed dan, engelen, juich en zing, |
daß es uns heut so schön gelinget! | omdat ons heden zoiets goeds overkomt! |
Auf denn! wir stimmen mit euch ein, | Komaan, wij zingen met u mee, |
uns kann es so wie euch erfreun. | wij zijn even blij als u. |
Lang sleutelde Bach aan dit derde optreden van de bas, om uiteindelijk, terwille van een sterker contrast, de vier hobo’s te schrappen in dit bruggetje tussen twee koren.
23. (14) Koraal
tutti gefigureerd
Wir singen dir in deinem Heer | Wij zingen voor u in uw leger |
aus aller Kraft Lob, Preis und Ehr, | uit alle macht uw lof, prijs en eer, |
daß du, o lang gewünschter Gast, | omdat u, o gast naar wie wij zo hebben verlangd, |
dich nunmehr eingestellet hast. | nu gekomen bent. |
Het bekende Vom Himmel hoch, maar nu in triomfantelijk hoogste ligging. Het gepuncteerde siciliano-ritme verwijst naar het beginkoor. 'Wir' voegen ons bij herders en engelen. Hemel en aarde zijn verzoend: de ‘hemelse’ strijkers gaan colla parte met de vocale stemmen, de traverso vergezelt de aardse rietblazers die de fermates tussen de koraalregels vullen.