naar de bespreking van BWV 248I
Jauchzet, frohlocket, auf, preiset die Tage (BWV 248I)
Johann Sebastian Bach
1. Koor | |
---|---|
Jauchzet, frohlocket, auf, preiset die Tage, | Juich en jubel, prijs de dagen, |
rühmet, was heute der Höchste getan! | roem wat de Allerhoogste heden heeft gedaan! |
Lasset das Zagen, verbannet die Klage, | Vrees niet, houd op met klagen, |
stimmet voll Jauchzen und Fröhlichkeit an! | hef een vrolijk gejuich aan! |
Dienet dem Höchsten mit herrlichen Chören, | Dien de Allerhoogste met prachtige koren, |
laßt uns den Namen des Herrschers verehren! | laten wij de naam van de Heerser vereren! |
2. Recitatief (Evangelist) | |
»Es begab sich aber zu der Zeit, | En het geschiedde in die dagen |
daß ein Gebot von dem Kaiser Augusto ausging, | dat er een bevel uitging van keizer Augustus, |
daß alle Welt geschätzet würde. | dat iedereen moest worden ingeschreven. |
Und jedermann ging, daß er sich schätzen ließe, | En iedereen ging op reis om zich te laten inschrijven, |
ein jeglicher in seine Stadt. | ieder naar zijn eigen stad. |
Da machte sich auch auf Joseph aus Galiläa, | Ook ging op weg Jozef uit Galilea, |
aus der Stadt Nazareth, | uit de stad Nazareth, |
in das jüdische Land zur Stadt David, | naar Judea naar de stad van David |
die da heißet Bethlehem; darum, | die Bethlehem heet, omdat |
daß er von dem Hause und Geschlechte David war: | hij uit het huis en het geslacht van David was, |
auf daß er sich schätzen ließe | om zich te laten inschrijven met Maria, |
mit Maria, seinem vertrauten Weibe, | zijn ondertrouwde vrouw, |
die war schwanger. | die zwanger was. |
Und als sie daselbst waren, | En toen ze daar waren, |
kam die Zeit, daß sie gebären sollte.« | kwam het moment dat ze moest bevallen. |
3. Recitatief (A) | |
Nun wird mein liebster Bräutigam, | Nu zal mijn liefste bruidegom, |
nun wird der Held aus Davids Stamm | nu zal de held uit de stam van David |
zum Trost, zum Heil der Erden | tot troost, tot heil van de aarde |
einmal geboren werden. | geboren worden. |
Nun wird der Stern aus Jakob scheinen, | Nu zal de ster uit Jacob schijnen, |
sein Strahl bricht schon hervor. | zijn stralen worden al zichtbaar. |
Auf, Zion, und verlasse nun das Weinen, | Komaan, Sion, houd nu op met wenen, |
dein Wohl steigt hoch empor! | je heil stijgt hoog op! |
4. Aria (A) | |
Bereite dich, Zion, mit zärtlichen Trieben, | Bereid je erop voor, Sion, met tedere gevoelens, |
den Schönsten, den Liebsten bald bei dir zu sehn! | dat je weldra de mooiste, de liefste bij je zult zien! |
Deine Wangen müssen heut viel schöner prangen, | Je wangen moeten vandaag nog blozender zijn, |
eile, den Bräutigam sehnlichst zu lieben! | haast je om je bruidegom vurig lief te hebben! |
5. Koraal | |
Wie soll ich dich empfangen | Hoe moet ik u ontvangen |
und wie begegn’ ich dir? | en hoe ga ik u tegemoet? |
O aller Welt Verlangen, | O, verlangen van de hele wereld, |
o meiner Seelen Zier! | o, sieraad van mijn ziel! |
O Jesu, Jesu, setze | O Jezus, Jezus, licht |
mir selbst die Fackel bei, | mij zelf bij met de fakkel, |
damit, was dich ergötze, | opdat wat u behaagt |
mir kund und wissend sei! | mij bekend en helder is! |
6. Recitatief (Evangelist) | |
»Und sie gebar ihren ersten Sohn | En zij bracht haar eerste zoon ter wereld |
und wickelte ihn in Windeln | en wikkelde hem in doeken |
und legte ihn in eine Krippen, | en legde hem in een kribbe, |
denn sie hatten sonst keinen Raum in der Herberge.« | want er was voor hen geen plaats in de herberg. |
7. Recitatief (B) / Koraal (S) | |
Er ist auf Erden kommen arm, | Hij is arm op aarde gekomen |
Wer will die Liebe recht erhöhn, | Wie kan genoeg de liefde prijzen |
die unser Heiland vor uns hegt? | die onze Heiland voor ons koestert? |
daß er unser sich erbarm | om zich over ons te ontfermen, |
Ja, wer vermag es einzusehen, | Ja, wie kan begrijpen |
wie ihn der Menschen Leid bewegt? | hoe het leed van de mensen hem raakt? |
und in dem Himmel mache reich | en ons rijk te maken in de hemel |
Des Höchsten Sohn kömmt in die Welt, | De zoon van de Allerhoogste komt in de wereld |
weil ihm ihr Heil so wohl gefällt, | omdat haar heil hem zo ter harte gaat, |
und seinen lieben Engeln gleich. | en gelijk te maken aan zijn lieve engelen. |
so will er selbst als Mensch geboren werden. | daarom wil hij zelf als mens geboren worden. |
Kyrieleis! | Kyrie eleis! |
8. Aria (B) | |
Großer Herr, o starker König, | Grote Heer, o sterke Koning. |
liebster Heiland, o wie wenig | liefste Heiland, o, hoe weinig |
achtest du der Erden Pracht! | hecht u aan de pracht van de aarde! |
Der die ganze Welt erhält, | Hij die de hele wereld bewaart |
ihre Pracht und Zier erschaffen, | en haar pracht en tooi heeft geschapen, |
muß in harten Krippen schlafen. | moet in een harde kribbe slapen. |
9. Koraal | |
Ach mein herzliebes Jesulein, | Ach, mijn allerliefste Jezuskind, |
mach dir ein rein sanft Bettelein, | maak voor u een schoon, zacht bedje |
zu ruhn in meines Herzens Schrein, | om in te rusten in de schrijn van mijn hart, |
daß ich nimmer vergesse dein! | opdat ik u nooit vergeet! |
Libretto: Christian Friedrich Henrici (alias Picander) | Vertaling: Ria van Hengel |
Kale tekst origineel
1. Koor
Jauchzet, frohlocket, auf, preiset die Tage,
rühmet, was heute der Höchste getan!
Lasset das Zagen, verbannet die Klage,
stimmet voll Jauchzen und Fröhlichkeit an!
Dienet dem Höchsten mit herrlichen Chören,
laßt uns den Namen des Herrschers verehren!
2. Recitatief (Evangelist)
»Es begab sich aber zu der Zeit,
daß ein Gebot von dem Kaiser Augusto ausging,
daß alle Welt geschätzet würde.
Und jedermann ging, daß er sich schätzen ließe,
ein jeglicher in seine Stadt.
Da machte sich auch auf Joseph aus Galiläa,
aus der Stadt Nazareth,
in das jüdische Land zur Stadt David,
die da heißet Bethlehem; darum,
daß er von dem Hause und Geschlechte David war:
auf daß er sich schätzen ließe
mit Maria, seinem vertrauten Weibe,
die war schwanger.
Und als sie daselbst waren,
kam die Zeit, daß sie gebären sollte.«
3. Recitatief (A)
Nun wird mein liebster Bräutigam,
nun wird der Held aus Davids Stamm
zum Trost, zum Heil der Erden
einmal geboren werden.
Nun wird der Stern aus Jakob scheinen,
sein Strahl bricht schon hervor.
Auf, Zion, und verlasse nun das Weinen,
dein Wohl steigt hoch empor!
4. Aria (A)
Bereite dich, Zion, mit zärtlichen Trieben,
den Schönsten, den Liebsten bald bei dir zu sehn!
Deine Wangen müssen heut viel schöner prangen,
eile, den Bräutigam sehnlichst zu lieben!
5. Koraal
Wie soll ich dich empfangen
und wie begegn’ ich dir?
O aller Welt Verlangen,
o meiner Seelen Zier!
O Jesu, Jesu, setze
mir selbst die Fackel bei,
damit, was dich ergötze,
mir kund und wissend sei!
6. Recitatief (Evangelist)
»Und sie gebar ihren ersten Sohn
und wickelte ihn in Windeln
und legte ihn in eine Krippen,
denn sie hatten sonst keinen Raum in der Herberge.«
7. Recitatief (B) / Koraal (S)
Er ist auf Erden kommen arm,
Wer will die Liebe recht erhöhn,
die unser Heiland vor uns hegt?
daß er unser sich erbarm
Ja, wer vermag es einzusehen,
wie ihn der Menschen Leid bewegt?
und in dem Himmel mache reich
Des Höchsten Sohn kömmt in die Welt,
weil ihm ihr Heil so wohl gefällt,
und seinen lieben Engeln gleich.
so will er selbst als Mensch geboren werden.
Kyrieleis!
8. Aria (B)
Großer Herr, o starker König,
liebster Heiland, o wie wenig
achtest du der Erden Pracht!
Der die ganze Welt erhält,
ihre Pracht und Zier erschaffen,
muß in harten Krippen schlafen.
9. Koraal
Ach mein herzliebes Jesulein,
mach dir ein rein sanft Bettelein,
zu ruhn in meines Herzens Schrein,
daß ich nimmer vergesse dein!
Libretto: Christian Friedrich Henrici (alias Picander)
Kale tekst Nederlandse vertaling
1. Koor
Juich en jubel, prijs de dagen,
roem wat de Allerhoogste heden heeft gedaan!
Vrees niet, houd op met klagen,
hef een vrolijk gejuich aan!
Dien de Allerhoogste met prachtige koren,
laten wij de naam van de Heerser vereren!
2. Recitatief (Evangelist)
En het geschiedde in die dagen
dat er een bevel uitging van keizer Augustus,
dat iedereen moest worden ingeschreven.
En iedereen ging op reis om zich te laten inschrijven,
ieder naar zijn eigen stad.
Ook ging op weg Jozef uit Galilea,
uit de stad Nazareth,
naar Judea naar de stad van David
die Bethlehem heet, omdat
hij uit het huis en het geslacht van David was,
om zich te laten inschrijven met Maria,
zijn ondertrouwde vrouw,
die zwanger was.
En toen ze daar waren,
kwam het moment dat ze moest bevallen.
3. Recitatief (A)
Nu zal mijn liefste bruidegom,
nu zal de held uit de stam van David
tot troost, tot heil van de aarde
geboren worden.
Nu zal de ster uit Jacob schijnen,
zijn stralen worden al zichtbaar.
Komaan, Sion, houd nu op met wenen,
je heil stijgt hoog op!
4. Aria (A)
Bereid je erop voor, Sion, met tedere gevoelens,
dat je weldra de mooiste, de liefste bij je zult zien!
Je wangen moeten vandaag nog blozender zijn,
haast je om je bruidegom vurig lief te hebben!
5. Koraal
Hoe moet ik u ontvangen
en hoe ga ik u tegemoet?
O, verlangen van de hele wereld,
o, sieraad van mijn ziel!
O Jezus, Jezus, licht
mij zelf bij met de fakkel,
opdat wat u behaagt
mij bekend en helder is!
6. Recitatief (Evangelist)
En zij bracht haar eerste zoon ter wereld
en wikkelde hem in doeken
en legde hem in een kribbe,
want er was voor hen geen plaats in de herberg.
7. Recitatief (B) / Koraal (S)
Hij is arm op aarde gekomen
Wie kan genoeg de liefde prijzen
die onze Heiland voor ons koestert?
om zich over ons te ontfermen,
Ja, wie kan begrijpen
hoe het leed van de mensen hem raakt?
en ons rijk te maken in de hemel
De zoon van de Allerhoogste komt in de wereld
omdat haar heil hem zo ter harte gaat,
en gelijk te maken aan zijn lieve engelen.
daarom wil hij zelf als mens geboren worden.
Kyrie eleis!
8. Aria (B)
Grote Heer, o sterke Koning.
liefste Heiland, o, hoe weinig
hecht u aan de pracht van de aarde!
Hij die de hele wereld bewaart
en haar pracht en tooi heeft geschapen,
moet in een harde kribbe slapen.
9. Koraal
Ach, mijn allerliefste Jezuskind,
maak voor u een schoon, zacht bedje
om in te rusten in de schrijn van mijn hart,
opdat ik u nooit vergeet!
Vertaling: Ria van Hengel