Johann Sebastian Bach
Johannes-Passion (BWV 245.2)
Geschreven voor Goede Vrijdag
Voor het eerst uitgevoerd: 30 mrt 1725
Solisten SATTBB koor SATB orkest str vlagamb trav1,2 ob1,2 obcacc1,2 cont contsolo
Totaal 40 delen, 3 koorwerken, 11 koralen
Vertaling: Ria van Hengel
Dit is de tweede versie van de Johannes Passion, gecomponeerd één jaar na de eerste.
beluister
downloads uitleg
Bespreking
Een algemene inleiding over de Johannes-Passion staat op de pagina voor BWV 245.
Reeds één jaar na de première van de Johannes-Passion in 1724 voerde Bach namelijk op Goede Vrijdag 2 april 1725 een sterk gewijzigde versie uit; die wijzigingen bespreek ik hier.
Over de motieven die Bach voor deze wijzigingen had verschillen de meningen. Enerzijds wordt verondersteld dat Bach na de eerste uitvoering in 1724 door zijn superieuren zou zijn berispt over al te theatrale elementen in zijn passion, zoals de bewogen tenoraria's nr.13 (Ach, mein Sinn) en nr.20 (Erwäge sein blutgefärbter Rücken) die een jaar later bleken te zijn verdwenen. Anderzijds vermoed men dat Bach de jaargang koraalcantates die hij in het seizoen 1724/25 schreef wilde besluiten met een sterker bij zijn koraalproject betrokken passie; vandaar de koralen waarmee de 1725-versie begint en afsluit, en de extra basaria nr.11+ die is opgetrokken rond het koraal Jesu, deine Passion.
1. Koor
tutti
O Mensch, bewein dein Sünde groß, | O mens, beween je grote zonde, |
darum Christus seins Vaters Schoß | om welke Christus de schoot van zijn Vader |
äußert und kam auf Erden. | verliet en op aarde kwam. |
Von einer Jungfrau rein und zart | Uit een reine, tere maagd |
für uns er hie geboren ward, | is hij hier voor ons geboren, |
er wollt der Mittler werden. | hij wilde de bemiddelaar worden. |
Den Toten er das Leben gab | De doden gaf hij het leven |
und legt dabei all Krankheit ab, | en hij nam alle ziekten weg, |
bis sich die Zeit herdrange, | totdat de tijd kwam |
dass er für uns geopfert würd, | dat hij voor ons werd geofferd, |
trüg unsrer Sünden schwere Bürd | hij droeg de zware last van onze zonden |
wohl an dem Kreuze lange. | heel lang aan het kruis. |
Deze monumentale koraalfantasie uit Bachs laatste jaren in Weimar (1716/’17), later door Bach ingezet als slotkoraal van het eerste deel van de Matthäus-Passion, kent drie lagen: een alles overkoepelende koraalmelodie (cantus firmus) voor sopranen, tegenstemmen in motetvorm voor alten, tenoren en bassen, die de tekst interpreteren (äußert, zart, Sünd enz.) en een rijke, stuwende instrumentale begeleiding met geheel eigen motieven (naar alle richtingen vluchtende figuren), waarin vier groepen (fluiten, hobo’s, strijkers en continuo) zeer zelfstandig worden behandeld. ‘Een koraal, opgehangen in een symfonie’ (Van der Leeuw). Het stuk roept een beeld op van een processie, die telkens, op lange, liggende basnoten (orgelpunt) stilstaat om aspecten van Jezus’ levensverhaal (geboorte, weldaden, lijden, kruis) te overwegen.
2. Johannes 18:1-8
tenor 1, bas 1, continuo
Evangelist | Evangelist |
(a) Jesus ging mit seinen Jüngern über den Bach Kidron, da war ein Garte, darein ging Jesus und seine Jünger. Judas aber, der ihn verriet, wußte den Ort auch, denn Jesus versammlete sich oft daselbst mit seinen Jüngern. | (a) Jezus stak met zijn discipelen de beek Kidron over. Daar was een hof, waar Jezus binnenging met zijn discipelen. En Judas, zijn verrader, kende die plaats ook, want Jezus kwam daar vaak samen met zijn discipelen. |
Da nun Judas zu sich hatte genommen die Schar und der Hohenpriester und Pharisäer Diener, kommt er dahin mit Fakkeln, Lampen und mit Waffen. Als nun Jesus wußte alles, was ihm begegnen sollte, ging er hinaus und sprach zu ihnen: | Nu had Judas een troep soldaten meegenomen en dienaren van de hogepriesters en de farizeeërs, en daar kwam hij, met fakkels, lampen en met wapens. En Jezus, die alles wist wat er met hem zou gebeuren, liep naar hen toe en zei tegen hen: |
Jesus | Jezus |
Wen suchet ihr? | Wie zoeken jullie? |
Evangelist | Evangelist |
Sie antworteten ihm: | Zij antwoordden: |
Chorus | Koor |
(b) Jesum von Nazareth! | (b) Jezus van Nazareth. |
Evangelist | Evangelist |
Jesus spricht zu ihnen: | Jezus zegt tegen hen: |
Jesus | Jezus |
Ich bins. | Dat ben ik. |
Evangelist | Evangelist |
(c) Judas aber, der ihn verriet, stund auch bei ihnen. Als nun Jesus zu ihnen sprach: Ich bins, wichen sie zurükke und fielen zu Boden. Da fragete er sie abermal: | (c) En Judas, zijn verrader, stond ook bij hen. Toen nu Jezus tegen hen zei: 'Dat ben ik,' deinsden zij terug en vielen op de grond. Toen vroeg hij weer: |
Jesus | Jezus |
Wen suchet ihr? | Wie zoeken jullie? |
Evangelist | Evangelist |
Sie aber sprachen: | En zij zeiden: |
Chorus | Koor |
(d) Jesum von Nazareth! | (d) Jezus van Nazareth. |
Evangelist | Evangelist |
Jesus antwortete: | Jezus antwoordde: |
Jesus | Jezus |
Ich habs euch gesagt, daß ichs sei; suchet ihr denn mich, so lasset diese gehen! | Ik heb jullie gezegd dat ik dat was, als jullie mij zoeken, laat hen dan gaan. |
ad (a): Jezus wordt geïntroduceerd met een rustig ritme en fraaie consonante harmonieën, Judas met tempoversnellingen, grillige, onwelluidende sprongen en foute harmonieën.
ad (b): Een brutale, agressieve menigte (dienaren, politie) met het ophitsende tumultmotief in fluiten en violen.
ad (d): Zelfde vraag, muzikaal bijna identiek beantwoord, maar enigszins geïntimideerd: in lagere ligging en zonder fluiten.
3. Koraal
tutti
O große Lieb, o Lieb ohn alle Maße, | O grote liefde, o onmetelijke liefde, |
die dich gebracht auf diese Marterstraße! | die u op deze martelweg heeft gebracht! |
Ich lebte mit der Welt in Lust und Freuden, | Ik leefde met de wereld in lust en vreugde |
und du mußt leiden. | en u moet lijden. |
Dank voor zorg (vrije aftocht) om de discipelen. Een zware chromatische gang bij Marterstraße, een opgewekt huppeltje van de alten bij Freuden en een droefgeestig geharmoniseerde laatste regel.
De tekst is het zevende couplet van Johannes Heermanns koraal (1630) Herzliebster Jesu, was hast du verbrochen.
4. Johannes 18:9-11
tenor 1, bas 1, continuo
Evangelist | Evangelist |
Auf daß das Wort erfüllet würde, welches er sagte: Ich habe der keine verloren, die du mir gegeben hast. | Opdat het woord vervuld zou worden dat hij had gesproken: 'Ik heb niemand verloren van hen die u mij hebt gegeven.' |
Da hatte Simon Petrus ein Schwert und zog es aus und schlug nach des Hohenpriesters Knecht und hieb ihm sein recht Ohr ab; und der Knecht hieß Malchus. Da sprach Jesus zu Petro: | Nu had Simon Petrus een zwaard, hij trok dat en sloeg naar de knecht van de hogepriester en hakte diens rechteroor af; en die knecht heette Malchus. Toen zei Jezus tegen Petrus: |
Jesus | Jezus |
Stekke dein Schwert in die Scheide! Soll ich den Kelch nicht trinken, den mir mein Vater gegeben hat? | Steek je zwaard in zijn schede! Moet ik de beker niet drinken die mijn Vader mij heeft gegeven? |
Het zwaard wordt met een hoge, scherpe toon getrokken en ten slotte op bevel diep weggestoken. Bijzonder is de herhaling van de tekst met het Kelch-thema. Een harmonisch open einde onderstreept de slotvraag, die door het volgende koraal wordt beantwoord.
5. Koraal
tutti
Dein Will gescheh, Herr Gott, zugleich | Uw wil geschiede, God, zowel |
auf Erden wie im Himmelreich. | op aarde als in het hemelrijk. |
Gib uns Geduld in Leidenszeit, | Geef ons geduld in lijdenstijd, |
Gehorsam sein in Lieb und Leid; | gehoorzaamheid in lief en leed; |
wehr und steur allem Fleisch und Blut, | bestrijd en stuit alle vlees en bloed |
das wider deinen Willen tut! | dat tegen uw wil ingaat. |
Het vierde couplet van Martin Luthers koraal Vater unser im Himmelreich (1539).
Vastberaden, onverstoorbaar, berustend.
6. Johannes 18:12-14
tenor 1, bas 1, continuo
Evangelist | Evangelist |
Die Schar aber und der Oberhauptmann und die Diener der Jüden nahmen Jesum und bunden ihn und führeten ihn aufs erste zu Hannas, der war Kaiphas Schwäher, welcher des Jahres Hoherpriester war. Es war aber Kaiphas, der den Jüden riet, es wäre gut, daß ein Mensch würde umbracht für das Volk. | En de troep soldaten en hun aanvoerder en de dienaren van de Joden grepen Jezus en boeiden hem en brachten hem eerst naar Annas, de schoonvader van Kajafas, die dat jaar hogepriester was. En het was Kajafas die de Joden had voorgehouden dat het goed zou zijn als één mens om het leven werd gebracht voor het hele volk. |
Tweede bedrijf: naar de hogepriester. Tragiek met opvallende harmonieën onderstreept: bunden ihn, riet.
7. Aria (A)
alt, hobo 1/2, continuo
Von den Strikken | Om mij van de strikken |
meiner Sünden mich zu entbinden, | van mijn zonden te bevrijden |
wird mein Heil gebunden. | wordt mijn heil geboeid. |
Mich von allen Lasterbeulen | Om mij van alle zondebuilen |
völlig zu heilen, | volkomen te genezen |
läßt er sich verwunden. | laat hij zich verwonden. |
De boeien van Christus bevrijden de gelovige uit de strikken van de zonde. Een kwartet voor alt, twee hobo’s en continuo. Het dominante thema is een onverbiddelijk, ritmisch geprofileerd basmotief dat tienmaal wordt herhaald, quasi ostinato. Daarboven verstrikken de hobo’s zich in elkaars melodieën; ze gaan beurtelings in canon en parallel: entbinden en gebunden. Ook de alt illustreert de twee woorden met lijntjes omhoog resp. omlaag.
8. Johannes 18:15
tenor 1, continuo
Evangelist | Evangelist |
Simon Petrus aber folgete Jesu nach | En Simon Petrus volgde Jezus, |
und ein ander Jünger. | en ook een andere discipel. |
Die anonieme ‘andere’ was de evangelist Johannes zelf, onzichtbaar als de tweede fluit achter de eerste in de volgende aria. Drie maten recitatief bieden voldoende aanleiding om Petrus, die straks zijn Heer zal verloochenen, recht te doen als exemplarische volgeling in een bedreigende omgeving.
9. Aria (S)
sopraan, traverso 1/2, continuo
Ich folge dir gleichfalls | Ik volg u eveneens |
mit freudigen Schritten | met verheugde stappen |
und lasse dich nicht, | en ik laat u niet los, |
mein Leben, mein Licht. | mijn leven, mijn licht. |
Befördre den Lauf | Ondersteun mijn schreden |
und höre nicht auf, | en houd niet op |
selbst an mir zu ziehen, | zelf aan mij te trekken, |
zu schieben, zu bitten! | te duwen, te vragen. |
De ‘imitatio Christi’ is nog onschuldig en lichtvoetig, op het ritme van een passepied. Bach illustreert haar met canons (tussen continuo, sopraan en unisono spelende fluiten bij de sopraaninzet), herhaling van het openingsmotief, een keten van sequensen en reeksen kleine stapjes. De noten van het thema zijn die van de evangelist in het voorafgaande recitatief, maar de gelovige volgt aanzienlijk vlotter dan de aarzelende Petrus. Het trekken en duwen, ziehen en schieben, wordt uitgebeeld met een schuivende reeks halve tonen. Bij höre nicht auf willen de fluiten juist even pauzeren.
10. Johannes 18:15-23
sopraan, tenor 1, tenor 2, bas 1, bas 2, continuo
Evangelist | Evangelist |
(a) Derselbige Jünger war dem Hohenpriester bekannt und ging mit Jesu hinein in des Hohenpriesters Palast. Petrus aber stund draußen für der Tür. Da ging der andere Jünger, der dem Hohenpriester bekannt war, hinaus und redete mit der Türhüterin und führete Petrum hinein. Da sprach die Magd, die Türhüterin, zu Petro: | (a) Deze discipel was een bekende van de hogepriester en hij ging met Jezus het paleis van de hogepriester binnen. En Petrus bleef buiten bij de poort staan. Toen kwam de andere discipel, de bekende van de hogepriester, naar buiten en hij praatte met de portierster en nam Petrus mee naar de binnenplaats. Toen zei het dienstmeisje, de portierster, tegen Petrus: |
Ancilla | Dienstmeisje |
Bist du nicht dieses Menschen Jünger einer? | Ben jij niet een van de discipelen van die man? |
Evangelist | Evangelist |
Er sprach: | Hij zei: |
Petrus | Petrus |
Ich bins nicht! | Dat ben ik niet. |
Evangelist | Evangelist |
(b) Es stunden aber die Knechte und Diener und hatten ein Kohlfeu'r gemacht (denn es war kalt) und wärmeten sich. Petrus aber stund bei ihnen und wärmete sich. | (b) De knechten en dienaren die daar stonden hadden een kolenvuur gemaakt, want het was koud, en zij warmden zich. En Petrus stond bij hen en ook hij warmde zich. |
Aber der Hohepriester fragte Jesum um seine Jünger und um seine Lehre. Jesus antwortete ihm: | En de hogepriester ondervroeg Jezus over zijn discipelen en over zijn leer. Jezus antwoordde: |
Jesus | Jezus |
Ich habe frei, öffentlich geredet für der Welt. Ich habe allezeit gelehret in der Schule und in dem Tempel, da alle Juden zusammenkommen, und habe nichts im Verborgnen geredt. Was fragest du mich darum? Frage die darum, die gehöret haben, was ich zu ihnen geredet habe! Siehe, dieselbigen wissen, was ich gesaget habe! | Ik heb vrijuit en in het openbaar voor de wereld gesproken. Ik heb voortdurend onderwezen in de synagoge en in de tempel, waar alle Joden samenkomen, en ik heb niets in het geheim gezegd. Waarom vraagt u mij dit? Vraag het aan hen die gehoord hebben wat ik tot hen heb gesproken. Zij weten wat ik gezegd heb. |
Evangelist | Evangelist |
(c) Als er aber solches redete, gab der Diener einer, die dabeistunden, Jesu einen Bakkenstreich und sprach: | (c) En toen hij dat zei, gaf een van de dienaren die erbij stonden Jezus een klap in zijn gezicht en zei: |
Servus | Dienaar |
Solltest du dem Hohenpriester also antworten? | Zo praat je niet tegen de hogepriester! |
Evangelist | Evangelist |
Jesus aber antwortete: | En Jezus antwoordde: |
Jesus | Jezus |
Hab ich übel geredt, so beweise es, daß es böse sei, hab ich aber recht geredt, was schlägest du mich? | Als ik iets verkeerds heb gezegd, bewijs dan dat het slecht was. Maar als het goed was wat ik zei, waarom sla je me dan? |
ad (a): Johannes loodst Petrus naar binnen. De eerste verloochening.
ad (b): Petrus warmt zich nog onbehaaglijker dan de anderen.
ad (c): Als slot opnieuw een harmonisch vraagteken, waarop het volgende koraal antwoordt.
11. Koraal
tutti
Wer hat dich so geschlagen, | Wie heeft u zo geslagen, |
mein Heil, und dich mit Plagen | mijn heil, en u met klappen |
so übel zugericht'? | zo toegetakeld? |
Du bist ja nicht ein Sünder, | U bent toch geen zondaar |
wie wir und unsre Kinder, | zoals wij en onze kinderen, |
von Missetaten weißt du nicht. | van misdaden weet u niets. |
Ich, ich und meine Sünden, | Ik, ik en mijn zonden, |
die sich wie Körnlein finden | waarvan er zoveel zijn |
des Sandes an dem Meer, | als korrels zand bij de zee, |
die haben dir erreget | die zijn de oorzaak |
das Elend, das dich schläget, | van de ellende die u treft |
und das betrübte Marterheer. | en het bedroefde leger martelaren. |
Het centrale lutherse leerstuk dat de gelovigen verantwoordelijk zijn voor het lijden van Christus. De tekst bestaat uit de coupletten 3 en 4 van het koraal van Paul Gerhardt (1647) O Welt, sieh hier dein Leben.
11+. Aria
sopraan, bas 1, traverso 1/2, solo continuo
(B:) Himmel reiße, Welt erbebe, | Hemel, scheur, wereld, beef, |
fallt in meinen Trauerton, | stem in met mijn verdriet, |
(S:) Jesu, deine Passion | Jezus, uw lijden |
sehet meine Qual und Angst, | zie mijn pijn en mijn angst, |
was ich, Jesu, mit dir leide! | zie hoe ik, Jezus, met u mee lijd! |
ist mir lauter Freude, | is voor mij louter vreugde, |
Ja, ich zähle deine Schmerzen, | Ja, ik tel uw smarten, |
o zerschlagner Gottessohn, | o gebroken zoon van God, |
deine Wunden, Kron und Hohn | uw wonden, kroon en spot |
ich erwähle Golgatha | ik verkies Golgotha |
vor dies schnöde Weltgebäude. | boven dit ellendige wereldgebouw. |
meines Herzens Weide. | zijn lafenis voor mijn hart. |
Werden auf den Kreuzeswegen | Als op de kruiswegen |
deine Dornen ausgesät, | uw doornen worden uitgezaaid, |
Meine Seel auf Rosen geht, | Mijn ziel gaat over rozen |
weil ich in Zufriedenheit | omdat ik mij met tevredenheid |
mich in deine Wunden senke, | in uw wonden verdiep, |
wenn ich dran gedenke; | als ik eraan denk; |
so erblick ich in dem Sterben, | dan zie ik bij mijn sterven |
wenn ein stürmend Wetter weht, | wanneer het stormachtig weer is, |
in dem Himmel eine Stätt | geef mij dus een plaats |
diesen Ort, dahin ich mich | de plek waarheen ik |
täglich durch den Glauben lenke. | dagelijks in het geloof op weg ben. |
mir deswegen schenke! | in de hemel! |
Een aria met koraal, nieuw voor deze versie van de Johannes-Passion.
De sopraan doorsnijdt het gezang van de bas met een couplet van het koraal Jesu, deine Passion; aria- en koraaltekst gaan naadloos in elkaar over, de twee tekstcomponenten kunnen als één doorgaand verhaal gelezen worden en delen zelfs hun rijmklanken.
Muzikaal is het de cello die met scheurende arpeggio’s en voortdurend repeterende zestienden de hoofdtekst illustreert.
12. Johannes 18:24-27 [+ Mattëus 26:75]
tenor 1, tenor 2, bas 1, continuo
Evangelist | Evangelist |
(a) Und Hannas sandte ihn gebunden | (a) En Annas stuurde hem geboeid |
zu dem Hohenpriester Kaiphas. | naar hogepriester Kajafas. |
Simon Petrus stund und wärmete sich, | Petrus stond zich te warmen, |
da sprachen sie zu ihm: | en ze zeiden tegen hem: |
Chorus | Koor |
(b) Bist du nicht seiner Jünger einer? | (b) Ben jij niet één van zijn discipelen? |
Evangelist | Evangelist |
Er leugnete aber und sprach: | Hij ontkende het en zei: |
Petrus | Petrus |
Ich bins nicht. | Dat ben ik niet. |
Evangelist | Evangelist |
(c) Spricht des Hohenpriesters Knecht' einer, | (c) Toen zei een van de knechten van de hogepriester, |
ein Gefreundter des, | een familielid van degene |
dem Petrus das Ohr abgehauen hatte: | van wie Petrus het oor had afgehakt: |
Servus | Dienaar |
Sahe ich dich nicht im Garten bei ihm? | Heb ik jou niet bij hem in de hof gezien? |
Evangelist | Evangelist |
Da verleugnete Petrus abermal, | Toen ontkende Petrus het opnieuw, |
und alsobald krähete der Hahn. | en meteen kraaide de haan. |
Da gedachte Petrus an die Worte Jesu | Toen herinnerde Petrus zich de woorden van Jezus |
und ging hinaus und weinete bitterlich. | en hij ging de poort uit en huilde bitter. |
ad (c): De laatste zin, de aanleiding voor de volgende aria, is een tekstinlas uit het Evangelie van Matteüs.
13II. Aria (T)
tenor 1, strijkers, continuo
Zerschmettert mich, | Verpletter mij, |
ihr Felsen und ihr Hügel, | o rotsen en heuvels, |
wirf Himmel deinen Strahl auf mich! | werp je straal op mij, hemel! |
Wie freventlich, wie sündlich, wie vermessen | Hoe misdadig, hoe zondig, hoe vermetel |
hab ich, o Jesu, dein vergessen! | ben ik u, o Jezus, vergeten! |
Ja, nähm ich gleich | Ja, ook al zweefde ik |
der Morgenröte Flügel, | op de vleugels van het morgenrood, |
so holte mich mein strenger Richter wieder; | mijn strenge rechter zou me terughalen; |
ach! fallt vor ihm in bittern Tränen nieder! | ach, val met bittere tranen voor hem neer! |
Een woedearia (een vervanging van de ''regenboogaria'' Erwäge in Bachs eerste versie van de Johannes-Passion) in de beste operatraditie, waarin een door wroeging verscheurde Petrus als belichaming van de modale gelovige alle mogelijke natuurgeweld over zich afroept.
De aria heeft een da-capostructuur, A-B-A. Het A-deel vertoont een afwisseling tussen snelle (allegro) en langzame (adagio) passages. In de agressieve episodes illustreren strijkers het natuurgeweld, met flitsende 32-sten omhoog (Hügel) en omlaag (Strahl). De introspectieve, bedachtzame woorden freventlich (misdadig), sündlich en vermessen daarentegen gaan als vrij recitatief, begeleid door kleurrijke strijkersakkoorden.
Het lyrische B-deel, Ja, nähm ich gleich, illustreert het fallt vor ihm met een knielende figuur en besluit met een lang melisma op Tränen, dat herinnert aan het voorafgaande weinen van Petrus.
De tenor eindigt met een halfslot, een harmonisch open einde, het muzikale equivalent van het vraagteken. De na koraal 14 volgende preek moet hier het antwoord op geven.
14.Koraal
tutti
Petrus, der nicht denkt zurück, | Petrus, die het zich niet herinnert |
seinen Gott verneinet, | en zijn God verloochent, |
der doch auf ein' ernsten Blick | maar die op een ernstige blik |
bitterlichen weinet. | bitter begint te huilen. |
Jesu, blikke mich auch an, | Jezus, kijk ook mij aan |
wenn ich nicht will büßen; | als ik niet wil boeten, |
wenn ich Böses hab getan, | als ik kwaad heb gedaan, |
rühre mein Gewissen! | raak dan mijn geweten aan. |
De gekwelde gelovige vindt rust in de kerkelijke traditie: de emoties worden gedempt.
TWEEDE DEEL
15. Koraal
tutti
Christus, der uns selig macht, | Christus, die ons zalig maakt, |
kein Bös' hat begangen, | niets kwaads heeft gedaan, |
der ward für uns in der Nacht | die is voor ons in de nacht |
als ein Dieb gefangen, | als een dief gevangen, |
geführt für gottlose Leut | voorgeleid aan goddeloze mensen |
und fälschlich verklaget, | en vals beschuldigd, |
verlacht, verhöhnt und verspeit, | uitgelachen, bespot en bespuwd, |
wie denn die Schrift saget. | zoals de Schrift zegt. |
Korte inhoud van het voorafgaande. Een lied uit het begin van de Reformatie, nog in een voorreformatorische kerktoonsoort, frygisch, een melodie zonder kruizen of mollen, beginnend en eindigend op een e. Illustratieve stemvoering op als ein Dieb gefangen en fälschlich verklaget.
16. Johannes 18:28-36
tenor 1, bas 1, bas 2, SATB, strijkers, continuo
Evangelist | Evangelist |
(a) Da führeten sie Jesum von Kaipha vor das Richthaus,und es war frühe. | (a) Toen brachten ze Jezus van Kajafas naar het gerechtsgebouw, en het was vroeg. |
Und sie gingen nicht in das Richthaus, | En ze gingen het gerechtsgebouw niet binnen |
auf daß sie nicht unrein würden, | om niet onrein te worden |
sondern Ostern essen möchten. | maar het paasmaal te kunnen eten. |
Da ging Pilatus zu ihnen heraus und sprach: | En Pilatus kwam naar buiten en zei: |
Pilatus | Pilatus |
Was bringet ihr für Klage wider diesen Menschen? | Waarvan beschuldigen jullie deze mens? |
Evangelist | Evangelist |
Sie antworteten und sprachen zu ihm: | Zij antwoordden hem: |
Chorus | Koor |
(b) Wäre dieser nicht ein Übeltäter, wir hätten dir ihn nicht überantwortet! | (b) Als hij geen misdadiger was, hadden we hem niet aan u overgedragen. |
Evangelist | Evangelist |
(c) Da sprach Pilatus zu ihnen: | (c) Toen zei Pilatus tegen hen: |
Pilatus | Pilatus |
So nehmet ihr ihn hin | Neem hem dan maar mee |
und richtet ihn nach eurem Gesetze! | en berecht hem volgens jullie eigen wet! |
Evangelist | Evangelist |
Da sprachen die Jüden zu ihm: | Toen zeiden de Joden tegen hem: |
Chorus | Koor |
(d) Wir dürfen niemand töten. | (d) Wij mogen niemand doden. |
Evangelist | Evangelist |
(e) Auf daß erfüllet würde das Wort Jesu, welches er sagte, da er deutete, welches Todes er sterben würde. | (e) Opdat vervuld zou worden het woord van Jezus toen hij voorspelde welke dood hij zou sterven. |
Da ging Pilatus wieder hinein in das Richthaus und rief Jesu und sprach zu ihm: | Toen ging Pilatus het gerechtsgebouw weer in en riep Jezus en zei tegen hem: |
Pilatus | Pilatus |
Bist du der Jüden König? | Bent u de koning der Joden? |
Evangelist | Evangelist |
Jesus antwortete: | Jezus antwoordde: |
Jesus | Jezus |
Redest du das von dir selbst, oder habens dir andere von mir gesagt? | Zegt u dat uit uzelf of hebben anderen dat over mij gezegd? |
Evangelist | Evangelist |
Pilatus antwortete: | Pilatus antwoordde: |
Pilatus | Pilatus |
Bin ich ein Jüde? Dein Volk und die Hohenpriester haben dich mir überantwortet; was hast du getan? | Ben ik soms een Jood? Uw volk en de hogepriesters hebben u aan mij overgedragen; wat hebt u gedaan? |
Evangelist | Evangelist |
Jesus antwortete: | Jezus antwoordde: |
Jesus | Jezus |
Mein Reich ist nicht von dieser Welt; wäre mein Reich von dieser Welt, meine Diener würden darob kämpfen, daß ich den Jüden nicht überantwortet würde; aber nun ist mein Reich nicht von dannen. | Mijn rijk is niet van deze wereld. Als mijn rijk van deze wereld was, zouden mijn dienaren ervoor vechten dat ik niet aan de Joden werd overgeleverd; maar nu is mijn rijk niet van hier. |
ad (b): Een opruiende fuga met lugubere stijgende en dalende chromatische (halve toons-) gangen in het thema. Begeleidende stemmen versluieren het fugakarakter, dat op zich al tamelijk ordeloos is: men schreeuwt door elkaar heen en laat de ander niet uitspreken. Halverwege verschijnt het Kreuzige-ritme, maar nog niet de tekst: het hangt in de lucht. Wegwerpende gebaren in Nicht, nicht.
ad (d): Als (b), maar op verhoogde toon (één toon hoger) met het tumultmotief in de orkestbegeleiding. Het Übeltäter-thema krijgt hier een moorddadiger tekst: töten.
ad (e): Als Jezus het woord kämpfen uitspreekt, klinken ook in het continuo martiale kwartsprongen, het geluid dat bij blauwe zwaailichten hoort. Het Reich is hoog verheven boven de Welt.
17. Koraal
tutti
Ach großer König, groß zu allen Zeiten, | Ach, grote koning, groot in alle tijden, |
wie kann ich gnugsam diese Treu ausbreiten? | hoe kan ik die trouw genoeg verbreiden? |
Keins Menschen Herze mag indes ausdenken, | Niemands hart kan bedenken |
was dir zu schenken. | wat het u moet schenken. |
Ich kann's mit meinen Sinnen nicht erreichen, | Ik kan met mijn verstand niet bedenken |
womit doch dein Erbarmen zu vergleichen. | waarmee ik uw ontferming moet vergelijken. |
Wie kann ich dir denn deine Liebestaten | Hoe kan ik uw liefdesdaden |
im Werk erstatten? | met daden terugbetalen? |
De tekst bestaat uit de coupletten 8 en 9 van het koraal waaruit ook nr. 3 putte. De muziek klinkt hier dramatischer door een lopende bas.
18. Johannes 18:37 - 19:1
tenor 1, bas 1, bas 2, SATB, strijkers, traverso 1/2, hobo 1, continuo
Evangelist | Evangelist |
(a) Da sprach Pilatus zu ihm: | (a) Toen zei Pilatus tegen hem: |
Pilatus | Pilatus |
So bist du dennoch ein König? | Bent u dan toch een koning? |
Evangelist | Evangelist |
Jesus antwortete: | Jezus antwoordde: |
Jesus | Jezus |
Du sagsts, ich bin ein König. Ich bin dazu geboren und in die Welt kommen, daß ich die Wahrheit zeugen soll. Wer aus der Wahrheit ist, der höret meine Stimme. | U zegt het, ik ben een koning. Ik ben geboren en in de wereld gekomen om van de waarheid te getuigen. Wie uit de waarheid is, die hoort mijn stem. |
Evangelist | Evangelist |
Spricht Pilatus zu ihm: | Pilatus zegt tegen hem: |
Pilatus | Pilatus |
Was ist Wahrheit? | Wat is waarheid? |
Evangelist | Evangelist |
Und da er das gesaget, ging er wieder hinaus zu den Jüden und spricht zu ihnen: | En toen hij dat gezegd had, ging hij weer naar buiten naar de Joden en hij zegt tegen hen: |
Pilatus | Pilatus |
Ich finde keine Schuld an ihm. Ihr habt aber eine Gewohnheit, daß ich euch einen losgebe; wollt ihr nun, daß ich euch der Jüden König losgebe? | Ik kan geen schuld in hem vinden. Maar jullie hebben een gewoonte dat ik [met Pasen] iemand vrijlaat; willen jullie nu dat ik de koning der Joden vrijlaat? |
Evangelist | Evangelist |
Da schrieen sie wieder allesamt | Toen begonnen ze weer allemaal te schreeuwen |
und sprachen: | en ze riepen: |
Chorus | Koor |
(b) Nicht diesen, sondern Barrabam! | (b) Niet hem, hem niet, maar Barabbas! |
Evangelist | Evangelist |
(c) Barrabas aber war ein Mörder. | (c) En Barabbas was een moordenaar. |
Da nahm Pilatus Jesum und geißelte ihn. | Toen nam Pilatus Jezus en geselde hem. |
ad (a): Driemaal zal Pilatus Jezus schuldeloos verklaren, met telkens een ander accent: hier op finde, in 21(c) op Schuld, in 21(e) op keine.
ad (b): De menigte zingt in akkoorden, d.w.z. goed gecoördineerd, met het tumultmotief in de begeleiding.
ad (c): Mörder: een dissonant interval (verminderde kwint), de ‘diabolus in musica’; een heftig geißelende coloratuur.
19II. Aria (T)
tenor 1, hobo 1/2, continuo
Ach windet euch nicht so, geplagte Seelen, | Ach, kronkel niet zo, geplaagde zielen, |
bei eurer Kreuzesangst und Qual! | bij jullie angst voor kruis en pijn! |
Könnt ihr die unermeßne Zahl | Als jullie het onmetelijke aantal |
der harten Geißelschläge zählen, | harde geselslagen kunnen tellen, |
so zählet auch die Menge eurer Sünden, | tel dan ook je hoeveelheid zonden, |
ihr werdet diese größer finden! | je zult zien dat die groter is! |
De instrumentale bezetting is identiek aan die van altaria 7 uit het eerste deel: continuo en twee hobo’s. De blazers introduceren een thema dat uit twee delen bestaat die respectievelijk het kronkelen (winden) en angst, pijn en kruis illustreren.
21. Johannes 19:2-12
tenor 1, bas 1, SATB, viool 1 + traverso 1/2 + hobo 1 colla parte sopraan, viool 2 + hobo 2 colla parte alt, altviool colla parte tenor, continuo
Evangelist | Evangelist |
(a) Und die Kriegsknechte flochten eine Krone von Dornen und satzten sie auf sein Haupt und legten ihm ein Purpurkleid an und sprachen: | (a) En de soldaten vlochten een kroon van doornen en zetten die op zijn hoofd, en ze trokken hem een purperen mantel aan en zeiden: |
Chorus | Koor |
(b) Sei gegrüßet, lieber Jüdenkönig! | (b) Wees gegroet, lieve Jodenkoning! |
Evangelist | Evangelist |
(c) Und gaben ihm Bakkenstreiche. | (c) En ze sloegen hem in het gezicht. |
Da ging Pilatus wieder heraus und sprach zu ihnen: | Toen ging Pilatus weer naar buiten en zei tegen hen: |
Pilatus | Pilatus |
Sehet, ich führe ihn heraus zu euch, daß ihr erkennet, daß ich keine Schuld an ihm finde. | Kijk, ik breng hem nu naar buiten, zodat jullie zien dat ik geen schuld in hem kan vinden. |
Evangelist | Evangelist |
Also ging Jesus heraus und trug eine Dornenkrone und Purpurkleid. | Dus kwam Jezus naar buiten en hij droeg een doornenkroon en een purperen mantel. |
Und er sprach zu ihnen: | En Pilatus zei tegen hen: |
Pilatus | Pilatus |
Sehet, welch ein Mensch! | Kijk toch, wat een mens! |
Evangelist | Evangelist |
Da ihn die Hohenpriester und die Diener sahen, schrieen sie und sprachen: | Toen de hogepriesters en de dienaren hem zagen, schreeuwden ze: |
Chorus | Koor |
(d) Kreuzige, kreuzige! | (d) Kruisigen, kruisigen! |
Evangelist | Evangelist |
(e) Pilatus sprach zu ihnen: | (e) Pilatus zei tegen hen: |
Pilatus | Pilatus |
Nehmet ihr ihn hin und kreuziget ihn; | Neem hem dan maar mee en kruisig hem; |
denn ich finde keine Schuld an ihm! | want ik kan geen schuld in hem vinden. |
Evangelist | Evangelist |
Die Jüden antworteten ihm: | De Joden antwoordden: |
Chorus | Koor |
(f) Wir haben ein Gesetz, und nach dem Gesetz soll er sterben; denn er hat sich selbst zu Gottes Sohn gemacht. | (f) Wij hebben een wet, en volgens die wet moet hij sterven. Want hij heeft zichzelf tot Gods zoon uitgeroepen. |
Evangelist | Evangelist |
(g) Da Pilatus das Wort hörete, fürchtet' er sich noch mehr und ging wieder hinein in das Richthaus, und spricht zu Jesu: | (g) Toen Pilatus dat hoorde, werd hij nog angstiger, en hij ging het gerechtsgebouw weer binnen en zei tegen Jezus: |
Pilatus | Pilatus |
Von wannen bist du? | Waar komt u vandaan? |
Evangelist | Evangelist |
Aber Jesus gab ihm keine Antwort. | Maar Jezus gaf geen antwoord. |
Da sprach Pilatus zu ihm: | Toen zei Pilatus: |
Pilatus | Pilatus |
Redest du nicht mit mir? Weißest du nicht, daß ich Macht habe, dich zu kreuzigen, und Macht habe, dich loszugeben? | Praat u niet met mij? Weet u niet dat ik de macht heb u te laten kruisigen en de macht heb om u vrij te laten? |
Evangelist | Evangelist |
Jesus antwortete: | Jezus antwoordde: |
Jesus | Jezus |
Du hättest keine Macht über mich, wenn sie dir nicht wäre von oben herab gegeben; darum, der mich dir überantwortet hat, der hat's größ're Sünde. | U zou geen macht over mij hebben als die niet van bovenaf aan u was gegeven; daarom begaat degene die mij aan u heeft overgedragen een grotere zonde. |
Evangelist | Evangelist |
Von dem an trachtete Pilatus, wie er ihn losließe. | Vanaf dat moment probeerde Pilatus hem vrij te laten. |
ad (b): Spottend buigt men zich voor de namaakkoning, onder voortdurend gegiechel van de houtblazers.
ad (c): Pilatus’ voorlaatste poging het mededogen van de massa op te wekken (‘Ecce homo’) strandt in een Kreuzige. Doorspekt met fanatieke kreten visualiseren de contrapuntische lange noten het kruis (‘Augenmusik’):ad (f): Een schijnheilige, quasi gewichtige argumentatie van elkaar napratende schriftgeleerden: een wetmatige fuga. Grimmig en dogmatisch.
ad (g): Ook met de toonsoorten waarin de dialoog plaatsvindt onderstreept Bach de onverenigbaarheid van beider posities: G-groot met één kruis voor Pilatus, cis-klein met vier kruizen voor Jezus. In de laatste zin maakt Johannes duidelijk dat aan Jezus’ kruisiging een hoger plan ten grondslag ligt: Pilatus wil wel, maar kan niet. Keerpunt van de handeling.
22. Koraal
tutti
Durch dein Gefängnis, Gottes Sohn, | Door uw gevangenschap, zoon van God, |
muß uns die Freiheit kommen; | moeten wij de vrijheid krijgen; |
dein Kerker ist der Gnadenthron, | uw kerker is de genadetroon, |
die Freistatt aller Frommen; | de vrijplaats voor alle vromen; |
denn gingst du nicht die Knechtschaft ein, | want als u de slavernij niet had aanvaard, |
müßt unsre Knechtschaft ewig sein. | zou onze slavernij eeuwig moeten zijn. |
Op de symmetrieas van de passie staat Luthers leerstuk van Jezus’ plaatsvervangend lijden: niet Jezus, maar wij worden vrijgelaten. Het is het centrale koraal (eigenlijk een ariatekst naar C.H. Postel, door Bach als koraal behandeld).
23. Johannes 19:12-17
tenor 1, bas 1, SATB, strijkers, traverso 1/2, hobo 1/2, continuo
Evangelist | Evangelist |
(a) Die Jüden aber schrieen und sprachen: | (a) Maar de Joden schreeuwden: |
Chorus | Koor |
(b) Lässest du diesen los, so bist du des Kaisers Freund nicht; denn wer sich zum Könige machet, der ist wider den Kaiser. | (b) Als u deze man vrijlaat, bent u geen vriend van de keizer; want wie zichzelf tot koning uitroept, die is tegen de keizer. |
Evangelist | Evangelist |
(c) Da Pilatus das Wort hörete, führete er Jesum heraus, und satzte sich auf den Richtstuhl, an der Stätte, die da heißet: Hochpflaster, auf Ebräisch aber: Gabbatha. Es war aber der Rüsttag in Ostern um die sechste Stunde, und er spricht zu den Jüden: | (c) Toen Pilatus die woorden hoorde, bracht hij Jezus naar buiten en ging zitten op de rechterstoel, op de plaats die Hoogterras heet, in het Hebreeuws Gabbatha. En het was de voorbereidingsdag voor Pasen, rond het zesde uur, en hij zegt tegen de Joden: |
Pilatus | Pilatus |
Sehet, das ist euer König! | Kijk, dit is jullie koning. |
Evangelist | Evangelist |
Sie schrieen aber: | Maar zij schreeuwden: |
Chorus | Koor |
(d) Weg, weg mit dem, kreuzige ihn! | (d) Weg, weg met hem, kruisig hem! |
Evangelist | Evangelist |
(e) Spricht Pilatus zu ihnen: | (e) Pilatus zegt tegen hen: |
Pilatus | Pilatus |
Soll ich euren König kreuzigen? | Moet ik jullie koning kruisigen? |
Evangelist | Evangelist |
Die Hohenpriester antworteten: | De hogepriesters antwoordden: |
Chorus | Koor |
(f) Wir haben keinen König denn den Kaiser. | (f) Wij hebben geen koning, alleen de keizer. |
Evangelist | Evangelist |
(g) Da überantwortete er ihn, daß er gekreuziget würde. Sie nahmen aber Jesum und führeten ihn hin. Und er trug sein Kreuz und ging hinaus zur Stätte, die da heißet Schädelstätt, welche heißet auf Ebräisch: Golgatha. | (g) Toen droeg hij hem over om hem te laten kruisigen. En ze grepen Jezus en namen hem mee. En hij droeg zijn kruis en liep naar de plaats die Schedelplaats heet, in het Hebreeuws Golgotha. |
ad (b): Zelfde thema als in 21(f), op een even legalistische tekst. ‘Triomf van de haat’ (Van der Leeuw).
ad (c): Pilatus’ laatste poging. Maar nog voordat de evangelist is uitgesproken, schreeuwt de menigte ‘Weg met hem!’, ter inleiding van het tweede Kreuzige-koor, nu een halve toon lager dan in 21(d).
ad (g): Voor de laatste keer het tumultmotief: het doel is bereikt. Viel de koorinzet tot nu toe steeds – vragend – op het zwakke maatdeel (tweede en vierde tel), nu ligt deze zelfverzekerd op de eerste en derde tel.
Bij hoge uitzondering permitteert de nuchtere evangelist zich een meelevend melisma op gekreuziget, op noten met mollen en kruizen die buiten elke toonsoort vallen: buiten de orde.
24. Aria (B) & Koor
bas 1, SATB, strijkers, continuo
Eilt, ihr angefochtnen Seelen, | Haast je, beproefde zielen, |
geht aus euren Marterhöhlen, | verlaat je martelkelders, |
eilt | haast je |
(Chor:) wohin? | (Koor:) waarheen? |
nach Golgatha! | naar Golgotha. |
Nehmet an des Glaubens Flügel, | Gord aan de vleugels van het geloof, |
flieht | vlucht |
(Chor:) wohin? | (Koor:) waarheen? |
zum Kreuzeshügel, | naar de kruisheuvel, |
eure Wohlfahrt blüht allda! | daar kunnen jullie gedijen. |
De vergelijking met de aria Ich folge dir gleichfalls (nr. 9) dringt zich op, maar het haasten (jachtige zestienden) klinkt hier nerveuzer en er wordt hoger geklommen: Golgatha. Radeloos vragen strijkers en een driestemmig koor (zonder bassen) Wohin? De verwarring die de aritmische zetting van deze vraagjes bij de uitvoerende pleegt te veroorzaken lijkt me een door Bach beoogde verheviging van het affect. Later zal Bach een vergelijkbaar vraag- en antwoordspel uitwerken tot het dubbelkorige beginkoor van de Matthäus-Passion.
25. Johannes 19:18-22
tenor 1, bas 1, SATB, strijkers, traverso 1/2, hobo 1/2, continuo
Evangelist | Evangelist |
(a) Allda kreuzigten sie ihn, und mit ihm zween andere zu beiden Seiten, Jesum aber mitten inne. | (a) Daar kruisigden ze hem, en met hem twee anderen aan weerszijden, en Jezus in het midden. |
Pilatus aber schrieb eine Überschrift und satzte sie auf das Kreuz, und war geschrieben: ‘Jesus von Nazareth, der Jüden König’. Diese Überschrift lasen viel Jüden, denn die Stätte war nahe bei der Stadt, da Jesus gekreuziget ist. Und es war geschrieben auf ebräische, griechische und lateinische Sprache. Da sprachen die Hohenpriester der Jüden zu Pilato: | En Pilatus had een opschrift laten maken dat hij op het kruis liet bevestigen, en er stond: 'Jezus van Nazareth. Koning der Joden'. Dat opschrift lazen veel Joden, want de plaats waar Jezus gekruisigd was, was dichtbij de stad. En het stond er in het Hebreeuws, het Grieks en het Latijn. Toen zeiden de hogepriesters van de Joden tegen Pilatus: |
Chorus | Koor |
(b) Schreibe nicht: der Jüden König, sondern daß er gesaget habe: Ich bin der Jüden König. | (b) Schrijf niet 'Koning der Joden', maar dat hij gezégd heeft: 'Ik ben de koning der Joden'. |
Evangelist | Evangelist |
(c) Pilatus antwortet: | (c) Pilatus antwoordde: |
Pilatus | Pilatus |
Was ich geschrieben habe, das habe ich geschrieben. | Wat ik geschreven heb, dat heb ik geschreven. |
ad (a): Opnieuw wordt het kruis (in kreuzigten sie ihn) visueel vormgegeven:
‘Koning der Joden’ is voor Johannes belangrijk, adagio bij Bach.
ad (b): Het gaat over dezelfde – bespottelijke - Jüdenkönig als in 23(b), Sei gegrüßet, dus muzikaal identiek en structureel gespiegeld, maar met meer tekst, dus urgenter klinkend.
26. Koraal
tutti
In meines Herzens Grunde, | Op de bodem van mijn hart |
dein Nam und Kreuz allein | zijn het uw naam en uw kruis alleen |
funkelt all Zeit und Stunde, | die altijd en elk uur fonkelen, |
drauf kann ich fröhlich sein. | daar kan ik blij om zijn. |
Erschein mir in dem Bilde | Laat het beeld in mij verschijnen |
zu Trost in meiner Not, | tot troost in mijn ellende |
wie du, Herr Christ, so milde | van hoe u, Christus, |
dich hast geblut' zu Tod! | zo mild bent doodgebloed. |
27. Johannes 19:23-27
tenor 1, bas 1, SATB, viool 1 + traverso 1/2 + hobo 1 colla parte sopraan, viool 2 + hobo 2 colla parte alt, altviool colla parte tenor, continuo
Evangelist | Evangelist |
(a) Die Kriegsknechte aber, da sie Jesum gekreuziget hatten, nahmen seine Kleider und machten vier Teile, einem jeglichen Kriegesknechte sein Teil, dazu auch den Rock. Der Rock aber war ungenähet, von oben an gewürket durch und durch. Da sprachen sie untereinander: | (a) En toen de soldaten Jezus hadden gekruisigd, namen ze zijn kleren en verdeelden ze in vieren, voor elke soldaat een deel, en ook het onderkleed. Maar het onderkleed was zonder naad, van bovenaf aan één stuk geweven. Toen zeiden ze tegen elkaar: |
Chorus | Koor |
(b) Lasset uns den nicht zerteilen, sondern darum losen, wes er sein soll. | (b) Laten we dat niet scheuren, maar erom loten wie het krijgt. |
Evangelist | Evangelist |
(c) Auf daß erfüllet würde die Schrift, die da saget ‘Sie haben meine Kleider unter sich geteilet und haben über meinen Rock das Los geworfen.’ Solches taten die Kriegsknechte. | (c) Opdat de Schrift vervuld zou worden, die zegt: 'Zij hebben mijn kleren onder elkaar verdeeld en over mijn kleed hebben ze het lot geworpen.' Dat deden de soldaten. |
Es stund aber bei dem Kreuze Jesu seine Mutter und seiner Mutter Schwester, Maria, Kleophas Weib, und Maria Magdalena. Da nun Jesus seine Mutter sahe und den Jünger dabei stehen, den er lieb hatte, spricht er zu seiner Mutter: | En bij het kruis van Jezus stonden zijn moeder en de zus van zijn moeder, Maria de vrouw van Klopas, en Maria Magdalena. Toen nu Jezus zijn moeder zag en naast haar de discipel die hij liefhad, zei hij tegen zijn moeder: |
Jesus | Jezus |
Weib, siehe, das ist dein Sohn! | Vrouw, kijk, dat is je zoon. |
Evangelist | Evangelist |
Darnach spricht er zu dem Jünger: | Daarna zei hij tegen de discipel: |
Jesus | Jezus |
Siehe, das ist deine Mutter! | Kijk, dat is je moeder. |
ad (b): Het laatste turbakoor verschilt van alle agressieve vorige. In barok contrast met het tragische gebeuren vermaken soldaten zich aan de voet van het kruis, vrolijk en onverschillig: men dobbelt om Christus’ naadloze mantel. Brueghel, Jeroen Bosch. Een schertsfuga. Syncopen illustreren het verdelingsprobleem, de celli laten de dobbelstenen rollen met een destijds avantgardistische begeleidingsfiguur, de gebroken drieklank in de linkerhand van 18e-eeuwse pianosonates, later aangeduid als ‘albertijnse bas’ (Alberti 1710-1740). Het palaver eindigt in homofone overeensteming.
ad (c): Met een adagio onderstreept Bach de Johanneïsche theologie dat de lijdende Messias een oudtestamentische profetie vervult. ‘De discipel die hij liefhad’ is opnieuw Johannes zelf.
28. Koraal
tutti
Er nahm alles wohl in acht | Hij zorgde goed voor alles |
in der letzten Stunde, | in zijn laatste uur. |
seine Mutter noch bedacht, | Hij dacht nog aan zijn moeder, |
setzt ihr ein' Vormunde. | gaf haar een voogd. |
O Mensch, mache Richtigkeit, | O mens, stel orde op zaken, |
Gott und Menschen liebe, | heb God en de mensen lief, |
stirb darauf ohn alles Leid, | sterf daarna zonder enig leed, |
und dich nicht betrübe! | en wees niet bedroefd! |
29. Johannes 19:27-30
tenor 1, bas 1, continuo
Evangelist | Evangelist |
Und von Stund an nahm sie der Jünger zu sich. | En vanaf dat moment nam de discipel haar bij zich. |
Darnach, als Jesus wußte, daß schon alles vollbracht war, daß die Schrift erfüllet würde, spricht er: | Daarna, toen Jezus wist dat alles al volbracht was, zegt hij, opdat de Schrift vervuld zou worden: |
Jesus | Jezus |
Mich dürstet! | Ik heb dorst. |
Evangelist | Evangelist |
Da stund ein Gefäße voll Essigs. Sie fülleten aber einen Schwamm mit Essig und legten ihn um einen Isopen, und hielten es ihm dar zum Munde. Da nun Jesus den Essig genommen hatte, sprach er: | Er stond daar een vat met zure wijn. En ze drenkten een spons in de zure wijn en staken die op een hysoptak en hielden die voor zijn mond. En toen Jezus de zure wijn had genomen, zei hij: |
Jesus | Jezus |
Es ist vollbracht! | Het is volbracht. |
De dorst is een detail dat alleen de evangelist Johannes is bijgebleven, maar vooral omdat het een profetie vervult.
30. Aria (A)
alt, viola da gamba, continuo
Es ist vollbracht! | Het is volbracht! |
O Trost vor die gekränkten Seelen! | O troost voor de gekwetste zielen. |
Die Trauernacht | De droeve nacht |
läßt nun die letzte Stunde zählen. | telt nu haar laatste uur. |
Der Held aus Juda siegt mit Macht | De held uit Juda wint met macht |
und schließt den Kampf. | en beslecht de strijd. |
Es ist vollbracht! | Het is volbracht! |
Jezus’ laatste woord vormt tekst en muzikaal thema voor een tedere meditatie van viola da gamba en alt. ‘Molto adagio’, rouwmuziek als een Franse ‘tombeau’. Maar een maximaal contrasterend B-deel (vivace), een ‘bataglia’ met fanfares, herinnert aan de samenhang van dood en overwinning: Und schließt den Kampf staat ten slotte op dezelfde noten als Es ist vollbracht.
31. Johannes 19:30
tenor 1, continuo
Evangelist | Evangelist |
Und neiget das Haupt und verschied. | En hij boog het hoofd en stierf. |
32. Aria (B) & Koraal
bas 1, SATB, continuo
Mein teurer Heiland, laß dich fragen, | Mijn dierbare Heiland, mag ik vragen, |
Jesu, der du warest tot, | Jezus, u die dood was, |
da du nunmehr ans Kreuz geschlagen | nu u aan het kruis bent genageld |
und selbst gesagt: Es ist vollbracht, | en zelf hebt gezegd: Het is volbracht, |
lebest nun ohn Ende, | leeft nu eeuwig, |
bin ich vom Sterben frei gemacht? | ben ik nu van het sterven bevrijd? |
in der letzten Todesnot | in mijn laatste doodsnood |
nirgend mich hinwende | richt ik mij nergens anders op |
Kann ich durch deine Pein und Sterben | Kan ik door uw pijn en uw sterven |
das Himmelreich ererben? | het hemelrijk erven? |
Ist aller Welt Erlösung da? | Is er nu verlossing voor iedereen? |
als zu dir, der mich versühnt, | dan op u, die mij verzoent, |
o du lieber Herre! | o dierbare Heer! |
Du kannst vor Schmerzen zwar nichts sagen; | U kunt van pijn weliswaar niets zeggen, |
Gib mir nur, was du verdient, | Geef mij slechts wat u hebt verdiend, |
doch neigest du das Haupt | maar u buigt het hoofd |
und sprichst stillschweigend: ja. | en zegt stilzwijgend: Ja. |
mehr ich nicht begehre! | meer verlang ik niet. |
Na zes evangelistenwoorden is niet de situatie veranderd, maar het perspectief: van de dode Jezus naar de verloste gemeente, die een koraal in majeur aanheft. Zij beantwoordt de vele vragen van de bassolist aan de gekruisigde met berustend vertrouwen. In Bachs uitvoering was de bassolist dezelfde die zojuist als Christus was overleden. Jesu, der du warest tot.
33. Mattëus 27:51-52
tenor 1, continuo
Evangelist | Evangelist |
Und siehe da, der Vorhang im Tempel zerriß in zwei Stück von oben an bis unten aus. Und die Erde erbebete, und die Felsen zerrissen, und die Gräber täten sich auf, und stunden auf viel Leiber der Heiligen. | En kijk, het gordijn in de tempel scheurde in tweeën, van boven naar beneden. En de aarde beefde, en de rotsen spleten, en de graven gingen open, en veel lichamen van de heiligen stonden op. |
De tweede tekstinlas, Matteüs 27: 51-52. Met plastische tekstschildering in het continuo.
34. Arioso (T)
tenor 1, strijkers, traverso 1/2, hobo da caccia 1/2, continuo
Mein Herz, indem die ganze Welt | Mijn hart, nu de hele wereld |
bei Jesu Leiden gleichfalls leidet, | met Jezus' lijden meelijdt, |
die Sonne sich in Trauer kleidet, | nu de zon rouwkleding aantrekt, |
der Vorhang reißt, der Fels zerfällt, | het gordijn scheurt, de rots uiteenvalt, |
die Erde bebt, die Gräber spalten, | de aarde beeft, de graven splijten |
weil sie den Schöpfer sehn erkalten, | omdat ze de Schepper zien verstijven, |
was willst du deines Ortes tun? | wat wil jij op jouw plaats doen? |
Menselijke wanhoop, oog in oog met een sidderende aarde, een scheurend tempelgordijn, vallende rotsblokken en opensplijtende graven, zoals door de strijkers verbeeld. Een harmonisch vraagteken tot slot.
35. Aria (S)
sopraan, traverso 1, hobo da caccia 1, continuo
Zerfließe, mein Herze, | Smelt weg, mijn hart, |
in Fluten der Zähren | in stromen van tranen, |
dem Höchsten zu Ehren! | tot eer van de Allerhoogste! |
Erzähle der Welt und dem Himmel die Not: | Klaag de wereld en de hemel je nood: |
Dein Jesus ist tot! | Jouw Jezus is dood! |
Melodie en kloppende bas doen denken aan de aria Erbarme dich uit de Matthäus-Passion. Fluit en hobo da caccia verbeelden met zuchtende seufzers en golven van Tränen het verdriet van de sopraan. Aarzelend komt het woord over haar lippen, maar dan ook bij herhaling, met fermates onderstreept en in steeds andere vormen, zelfs als het da capo al begonnen lijkt, volhardt ze in deze vreselijke zin. Ze herneemt haar begintekst met wat extra expressie. Een van de meest Italiaanse, zinnelijk-piëtistische aria’s.
36. Johannes 19:31-37
tenor 1, continuo
Evangelist | Evangelist |
Die Jüden aber, dieweil es der Rüsttag war, daß nicht die Leichname am Kreuze blieben den Sabbath über (denn desselbigen Sabbaths Tag war sehr groß), baten sie Pilatum, daß ihre Beine brochen und sie abgenommen würden. | En de Joden, omdat het de voorbereidingsdag voor Pasen was en ze niet wilden dat de lichamen op de sabbat aan het kruis bleven hangen (want deze sabbat was een grote dag), vroegen Pilatus hun benen te laten breken en hen van het kruis te laten halen. |
Da kamen die Kriegsknechte und brachen dem ersten die Beine und dem andern, der mit ihm gekreuziget war. Als sie aber zu Jesu kamen, da sie sahen, daß er schon gestorben war, brachen sie ihm die Beine nicht; sondern der Kriegsknechte einer eröffnete seine Seite mit einem Speer, und alsobald ging Blut und Wasser heraus. | Toen kwamen de soldaten en die braken de benen van de eerste en van de andere die met hem gekruisigd was. Maar toen ze bij Jezus kwamen, zagen ze dat hij al gestorven was en braken ze zijn benen niet, maar een van de soldaten stak in zijn zij met een speer, en meteen liep er bloed en water uit. |
Und der das gesehen hat, der hat es bezeuget, und sein Zeugnis ist wahr, und derselbige weiß, daß er die Wahrheit saget, auf daß ihr gläubet. Denn solches ist geschehen, auf daß die Schrift erfüllet würde: ‘Ihr sollet ihm kein Bein zerbrechen.’ Und abermal spricht eine andere Schrift: ‘Sie werden sehen, in welchen sie gestochen haben.’ | En hij die het gezien heeft, heeft ervan getuigd, en zijn getuigenis is waar, en hij weet dat hij de waarheid spreekt, opdat u gelooft. Want dit is gebeurd opdat de Schrifttekst zou worden vervuld: 'Jullie zullen hem geen been breken'. En ook zegt een andere tekst: 'Ze zullen zien in wie ze hebben gestoken.' |
Zakelijk vervolgt de evangelist zijn bericht; alleen de voor Johannes belangrijke, voorspellende citaten uit het Oude Testament worden met adagio’s onderstreept.
37. Koraal
tutti
O hilf, Christe, Gottes Sohn, | O help, Christus, Zoon van God, |
durch dein bitter Leiden, | met uw bittere lijden |
daß wir dir stets untertan | dat wij u altijd gehoorzamen, |
all Untugend meiden, | alle ondeugd mijden, |
deinen Tod und sein Ursach | uw dood en de oorzaak daarvan |
fruchtbarlich bedenken, | met vrucht overdenken, |
dafür, wiewohl arm und schwach, | en u daarvoor, hoewel arm en zwak, |
dir Dankopfer schenken! | dankoffers schenken! |
Het lange verhaal van de graflegging wordt nog slechts door een koraal onderbroken en biedt een laatste gelegenheid te bewonderen hoe Bach met minimale middelen de expressie van een sobere tekst weet te verhogen. De geschiedenis komt tot stilstand.
38. Johannes 19:38-42
tenor 1, continuo
Evangelist | Evangelist |
Darnach bat Pilatum Joseph von Arimathia, der ein Jünger Jesu war (doch heimlich, aus Furcht vor den Jüden), daß er möchte abnehmen den Leichnam Jesu. Und Pilatus erlaubete es. | Daarna vroeg Jozef van Arimathea, die een volgeling van Jezus was (maar in het geheim, uit vrees voor de Joden), aan Pilatus of hij het lichaam van Jezus van het kruis mocht halen. En Pilatus stond het toe. |
Derowegen kam er und nahm den Leichnam Jesu herab. Es kam aber auch Nikodemus, der vormals bei der Nacht zu Jesu kommen war, und brachte Myrrhen und Aloen unter einander, bei hundert Pfunden. | Hij ging er dus heen en haalde het lichaam van Jezus van het kruis. En Nicodemus, die ooit 's nachts bij Jezus was gekomen, kwam ook, en hij had een mengsel van mirre en aloë bij zich, wel honderd pond. |
Da nahmen sie den Leichnam Jesu und bunden ihn in leinen Tücher mit Spezereien, wie die Jüden pflegen zu begraben. Es war aber an der Stätte, da er gekreuziget ward, ein Garte, und im Garten ein neu Grab, in welches niemand je geleget war. Daselbst hin legten sie Jesum, um des Rüsttags willen der Jüden, dieweil das Grab nahe war. | Ze namen het lichaam van Jezus en wikkelden het in linnen doeken met specerijen, zoals de Joden dat doen als ze iemand begraven. Dichtbij de plek waar hij gekruisigd was, was een hof, en in die hof was een nieuw graf, waar nog niemand in had gelegen. Daar legden ze Jezus in, ter wille van de voorbereidingsdag van de Joden, omdat dat graf dichtbij was. |
39. Koor
tutti
Ruht wohl, ihr heiligen Gebeine, | Rust zacht, heilige beenderen, |
die ich nun weiter nicht beweine, | die ik nu niet blijf bewenen, |
ruht wohl und bringt auch mich zur Ruh! | rust zacht en breng ook mij tot rust. |
Das Grab, so euch bestimmet ist | Het graf, dat voor jullie bestemd is |
und ferner keine Not umschließt, | en nu geen nood meer bevat, |
macht mir den Himmel auf | opent voor mij de hemel |
und schließt die Hölle zu. | en sluit de hel. |
Conclusio: berusting en vertrouwen. Dalende figuren symboliseren de graflegging, stijgende het uitzicht op de hemel dat het gesloten graf biedt. Op het ritme van een menuet een stuk in de opmerkelijke rondovorm, A-B-A-B-’A. Het refrein Ruht wohl, … (A) wordt driemaal ongewijzigd herhaald, het sterk contrasterende couplet Das Grab… (B) tweemaal, waarvan de laatste keer zonder bassen en continuo: bij Bach altijd symbool voor naïveteit en schuldeloosheid. Altviolen spelen een surrogaatbas, er zijn alleen enkele dalend gebroken akkoorden van de continuobas, die naar het graf verwijzen. De drie stemmen verdichten zich in het slotakkoord tot één noot: helemaal dicht is het graf.
40II. Koraal
tutti
Christe, du Lamm Gottes, | Christus, lam van God, |
der du trägst die Sünd der Welt, | die de zonden van de wereld draagt, |
erbarm dich unser! | ontferm u over ons! |
Christe, du Lamm Gottes, | Christus, lam van God, |
der du trägst die Sünd der Welt, | die de zonden van de wereld draagt, |
erbarm dich unser! | ontferm u over ons! |
Christe, du Lamm Gottes, | Christus, lam van God, |
der du trägst die Sünd der Welt, | die de zonden van de wereld draagt, |
gib uns dein' Frieden! Amen. | geef ons uw vrede! Amen. |
De tekst is Luthers (1526) verduitsing van de slotformule van de katholieke mis Agnus Dei (...) dona nobis pacem, dat in de lutherse kerk niet als een liturgische formule, maar uitsluitend als passiekoraal fungeerde. De drie coupletten beginnen steeds met Christe, du Lamm Gottes, der du trägst die Sünd der Welt, wat twee keer wordt gevolgd door erbarm dich unser en de laatste keer door gib uns dein' Frieden. Bach voegt er een Amen aan toe.
Terwijl de tekst zichzelf in de drie coupletten herhaalt, is de muziek steeds verschillend; de enige constante is de koraalmelodie, die telkens in identieke lange noten in de sopraan te horen is. Door de vocale en instrumentale begeleiding verliest de sfeer allengs iets van de drukkende schuldenlast, die al in de instrumentale inleiding wordt opgeroepen door zware akkoorden van strijkers en een snikkend motief van de twee hobo's. In het eerste couplet begeleiden de onderstemmen nog transparant in lange noten en homofone akkoorden, waardoorheen het hobomotief hoorbaar blijft. In de instrumentale intermezzi tussen de eerste koraalregels speelt één der hobo's bovendien het lamento-(klacht-)motief. De hobosnikjes klinken voor het laatst in de inleiding tot het tweede couplet, maar dan verandert de sfeer onherroepelijk: het trage adagio verandert in een wat luchtiger en vlotter andante. De vocalisten begeleiden levendiger en polyfoon, terwijl de hobo's en daarna de eerste viool de koraalmelodie van de sopranen in een driestemmige canon volgen, een halve resp. één maat later; de overige strijkers gaan colla parte met de zangers. In de tussenspelen imiteren de hobo's elkaar in een monter vier-notenmotiefje op basis van Erbarm dich unser. Met een syncopisch motief verluchtigen zij de sfeer in het afsluitende couplet nog verder, terwijl de vocaal begeleidende stemmen steeds vrijer en complexer worden.
Bach componeerde dit majestueuze stuk oorspronkelijk waarschijnlijk te Weimar, als onderdeel van een ons verder niet bekende passie die hij op Goede Vrijdag 1717 te Gotha uitvoerde.
Naschrift
Eduard van Hengel was bezig de bespreking en de toelichtingen van de Johannes-Passion bij te werken op basis van inmiddels opgedane kennis. Hij heeft het niet kunnen voltooien en wij, zijn erven, presenteren hier de bestaande versie, aangevuld met wat nog te achterhalen viel.