Johann Sebastian Bach
Johannes-Passion (BWV 245)
Geschreven voor Goede Vrijdag
Voor het eerst uitgevoerd: 7 apr 1724
Solisten SATTBB koor SATB orkest str vlad'am1,2 vlagamb trav1,2 ob1,2 obcacc1,2 lt cont
Totaal 40 delen, 2 koorwerken, 12 koralen
Vertaling: Ria van Hengel
Bespreking
Bach componeerde verschillende versies van de Johannes-Passion. Deze pagina geeft de algemene bespreking en volgt dan het libretto van de meest gangbare uitvoering, namelijk dat van de 'Mischfassung' die de Neue Bachausgabe in 1972 samenstelde en die slechts weinig afwijkt van Bachs eerste versie uit 1724. Verdere informatie over de Johannes-Passion:
Traditie
De Johannes-Passion die Johann Sebastian Bach op 38-jarige leeftijd - binnen een jaar na zijn aanstelling tot Thomascantor te Leipzig - op Goede Vrijdag 1724 - voor het eerst uitvoerde in de Nicolaikirche, besluit een zich gedurende veertien eeuwen ontwikkelende relatie tussen muziek en het passieverhaal. Reeds in de christelijke kerk van de vierde eeuw droeg in de Stille Week voorafgaand aan Pasen de priester de passieverhalen zingend voor, op eenvoudige lectietoon, met kleine heffingen en dalingen. Vanaf de negende eeuw komen stelselmatig alle vier de evangelisten, Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes aan bod, op respectievelijk Palmzondag, dinsdag, woensdag en Goede Vrijdag. Vanaf de twaalfde eeuw treedt een rolverdeling op: de diaken zingt de woorden van de evangelist, de celebrant vertolkt de Christus-woorden en de subdiaken neemt de uitspraken voor zijn rekening van andere soliloquentes (alleensprekenden, zoals Petrus, Pilatus, dienstmeisje e.a.) en turbae (menigten, zoals soldaten, priesters, het volk.). Wanneer de meerstemmigheid zijn intrede doet, worden de turbae eerst door alle drie de zangers gezamenlijk gezongen en later door een afzonderlijk koor, dat bovendien een meerstemmig Exordium (inleiding) en een Conclusio uitvoert. Eind vijftiende eeuw ontstaan motet-passies (van Obrecht bijv.), waarin passages uit het verhaal voor meerstemmig koor zijn gezet, maar ook passies met rolverdelingen handhaven zich (Lassus). Vanaf midden zestiende eeuw wordt in de lutherse kerk eerst het Latijn door de volkstaal vervangen (onder handhaving van de gregoriaanse lectietoon), vervolgens gaan daar de deuren wijd open voor invloeden uit de Italiaanse opera: het recitatief verhoogt de dramatische kracht van de tekst, er verschijnt instrumentale begeleiding, het evangelieverhaal wordt onderbroken door aria's op vrije (d.i. niet aan het evangelie ontleende) poëzie, en ter verhoging van de participatie van het publiek zingt ook de gemeente nu en dan een eenstemmig koraalvers. Wanneer die koralen vervolgens meerstemmig gecomponeerd en aan het koor toegewezen worden, hebben we de oratorium-passie waarvan de Johannes-Passion een voorbeeld is. Tezelfdertijd zien we echter ook de opkomst van het passie-oratorium, dat de letterlijke evangelietekst vervangt door geselecteerde bijbelpassages, poëtisch geparafraseerd naar de smaak van de tijd (Empfindsamkeit). Dat is het orthodoxe Leipzig een brug te ver; de ingetogen tekst van Luthers bijbelvertaling blijft hier het voorgeschreven skelet van de passie. Wel horen we in de Johannes-Passion zes aria’s die zijn gebaseerd op teksten van een destijds toonaangevend passie-oratorium Der Für die Sünde der Welt Gemarterte und Sterbende Jesus van de Hamburger raadsheer Barthold Heinrich Brockes (1712), dat o.m. werd getoonzet door Handel, Telemann en Reinhard Keiser. In Bachs Leipzig was een concertante passieuitvoering sinds 1721 gewoonte tijdens de vespers op Goede Vrijdag, ingebed in een liturgie met liederen, gebeden en - na het eerste deel - onderbroken door een preek.
Tekst
De ruggengraat van de Johannes-Passion vormt dus de letterlijke tekst van de hoofdstukken 18 en 19 van het Evangelie van Johannes, in Luthers vertaling. Ter verruiming van zijn dramatische mogelijkheden voegt Bach op twee plaatsen enkele verzen uit het Mattheüs-Evangelie in. De dichter van de vrije teksten (koren, aria’s, ariosi) is onbekend. Hij laat zich (in de nrs 7, 9/20, 24, 32, 34/35 en het slotkoor 39) aantoonbaar inspireren door de contemporaine lijdenspoëzie van genoemde Brockes. Alle koraalteksten komen uit kerkelijke liedboeken. Raadselachtig was lange tijd het centrale koraal Durch dein Gefängnis (nr. 22); dat blijkt een door Bachs librettist aangeleverde ariatekst te zijn (naar Christian Heinrich Postel, 1700), die Bach als koraal heeft gecomponeerd. De evangelietekst wordt door een ‘evangelist’ (tenor) voorgedragen in secco-recitatief, d.w.z. uitsluitend begeleid door continuo (cello, violone, akkoordinstrumenten). Handelende personen (soliloquentes als Petrus, Pilatus e.d.) komen op dezelfde wijze aan het woord, maar ook de vijftien Christus-woorden krijgen in de Johannes-Passion niet het strijkersaureool dat we uit de (drie jaar later gecomponeerde) Matthäus-Passion gewend zijn; daar is een goede reden voor: Christus' uitspraken in de Johannes-versie zijn kort tot zeer kort, Jezus is bij Johannes meer een handelende persoon en minder profeet en leraar, zoals bij Mattheüs.
Turbae
Het verhaal geeft aanleiding tot veertien turbae: felle, dramatische koortjes, waarin Bach expressie geeft aan de affecten van haatdragend volk, huichelachtige schriftgeleerden, onverschillige soldaten en plagerige omstanders. In zijn realistische toonschildering van de affecten van de menigte toont Bach zich de muzikale evenknie van zijn met penseel schilderende tijdgenoten, wier kruisigingstaferelen steevast zijn gestoffeerd met wellustig grijnzende boeventronies en aan wulpse vriendinnetjes frunnikende soldaten, die zich laten vermaken zonder te beseffen welk historisch drama ze meemaken. De turbae spelen een belangrijke structurele rol in de Johannes-Passion. Twaalf ervan zijn paarsgewijs vrijwel identiek en verwijzen naar elkaar. Vijf worden er begeleid door het orkest met een aan Italiaanse concerti ontleend agressief motiefje, door Brandts Buys het tumultmotief genoemd, waarop de woorden Wir wollen Jesu Christi Tod
precies passen, maar die niet worden gezongen: het verzwegen motief van de opgehitste menigte. Door dit Leitmotiv in de eerste twee turbae, kort achter elkaar, te herhalen, attendeert Bach de toehoorder op de structurele functie ervan, opdat zij het ‘Herzstück’ (zie onder) van de passie, dat door symmetrische turbaeparen wordt gedragen, kunnen waarnemen.
De evangelietekst wordt onderbroken door koralen en aria’s.
Koralen
In twaalf koralen trekt de christelijke gemeente haar lering uit de voorafgaande episode. De koralen versterken de liturgische functie die een concertante passie beoogde te hebben, maar het is nooit de gewoonte of de bedoeling van Bach geweest dat ze door de gemeente zouden worden meegezongen: daarvoor is hun ligging en harmonisatie te ongemakkelijk. De melodieën en teksten van de koralen ontleende Bach aan de bestaande schat van lutherse kerkmuziek; alleen de vierstemmige harmonisatie is van zijn hand, waarbij hij de gelegenheid aangrijpt om centrale woorden uit de tekst muzikaal te onderstrepen. Enkele koraalmelodieën komen we herhaaldelijk tegen, maar in verschillende harmonisaties, (14, 28 en 32, 15 en 37). Vergeleken met de Matthäus-Passion is het aandeel orthodoxe koralen uit de begintijd van de Reformatie (16e eeuw) veel groter; de Matthäus Passion heeft een overmaat aan koralen uit de tweede helft van de 17e eeuw, die het existentiële lijden tijdens de Dertigjarige Oorlog tot uitdrukking brengen, waaronder zeven van Paul Gerhardt, die in de Johannes-Passion met slechts één koraal is vertegenwoordigd. De Johannes-Passion is daardoor minder piëtistisch dan de Mathäus-Passion.
Aria’s
De Johannes-Passion bevat acht aria's, voor elke solist twee. Slechts twee aria’s worden ingeleid door een arioso, een soort begeleid recitatief dat in de Matthäus-Passion aan vrijwel alle aria’s voorafgaat. In de Johannes-Passion concentreren de aria’s zich in de tweede helft van beide delen. Met name de bas (die in Bachs uitvoeringen ook de Christuspartij zong) treedt pas als solist op wanneer Jezus al bijna gestorven is. Ariazangers representeren geen personen in het evangelieverhaal, maar leveren affectief commentaar op voorafgaande belangrijke gebeurtenissen en verlenen die betekenis voor de individuele gelovige. Bach kan zich in het kader van een vesper meer naar opera verwijzende theatraliteit permitteren dan in zijn cantates voor de hoofdkerkdienst, maar zijn tekstdichter ontdramatiseert Brockes’ ariateksten behendig door de meest krasse staaltjes van barok realisme te ontwijken. De meeste aria’s hebben een da-capostructuur: na een B-deel (waarvan de tekst hieronder inspringt) wordt de hoofdgedachte uit het A-deel hernomen, maar meestal wel in gewijzigde vorm, A-B-A’, een vrij da capo.
Structuur
De gehele Johannes-Passion bestaat uit een reeks van veertig vaak nog weer nader onderverdeelde stukken muziek. De mogelijkheid voor een componist om daarin een overkoepelende structuur aan te brengen wordt uiteraard danig beperkt door het dwingende, lineaire verloop van het evangelieverhaal, dat de plaatsen van turbae bepaalt en door de gelegenheden voor een tekstdichter om, eventueel na overleg, beschouwende ariateksten in te voegen. Je kunt het volgende opmerken.
1. Aan de gebruikelijke omlijsting van de passiegeschiedenis door een openings- en een slotkoor wordt in de Johannes-Passion enigszins afbreuk gedaan door het koraalvers ná het slotkoor, zoals dat in cantates usance is.
2. In de Johannes-Passion vinden we terug de evenzeer gebruikelijke indeling van de passiegeschiedenis in vijf bedrijven: tuin - hogepriesters - Pilatus - kruisiging - begrafenis (Hortus, Pontifices, Pilatus, Crux, Sepulchrum); elk van deze scènes wordt met een koraal besloten. Het middelste bedrijf, het verhoor bij de Romeinse stadhouder Pilatus, is het langst, de buitenste delen zijn het kortst.
3. De twee delen van de Johannes-Passion omvatten resp. twee en drie van deze traditionele scènes en zijn derhalve ongelijk lang. Binnen elk deel prevaleert het handelingsaspect (evangelie) aan het begin, en tempovertragende beschouwelijkheid (aria’s) in het vervolg.
4. In de centrale scène, ‘Pilatus’, heeft Bach een fraaie symmetrische structuur aangebracht, het ‘Herzstück’, met behulp van de plaatsing van koralen en aria’s en - het meest opvallend - door dezelfde muziek te gebruiken voor tekstverwante turbae ter weerszijden van het centrum. Dat centrum vormt het ‘koraal’ Durch dein Gefängnis, Gottes Sohn. Hier ligt de kentering van het verhaal: Pilatus trekt zich terug, de afloop is nu onafwendbaar geworden. Niet Jezus’ dood is het dramatisch hoogtepunt, maar het menselijk handelen dat daartoe leidt. Op een bekende koraalmelodie (Machs mit mir, Gott) last Bach hier een tekst in die Luthers centrale leerstuk van Jezus’ plaatsvervangend lijden verwoordt.
Versies
Bach vervaardigde in 1725, 1732, 1739 en 1749 versies van de Johannes-Passion die in onderdelen afwijken van die van 1724. In de tweede versie bijv. fungeerde als introïtus de koraalbewerking O Mensch, bewein dein Sünde groß, die wij thans nog kennen als slot van het eerste deel van de Matthäus-Passion. Voor 4 april 1749, een jaar voor zijn dood, schreef Bach echter een nieuwe partituur, waarin de meeste van deze veranderingen weer ongedaan waren gemaakt; hij heeft deze uiteindelijke versie echter nooit gehoord, omdat hij zich met 25 jaar oude partijen bleef behelpen. De Mischfassung die de Neue Bachausgabe publiceert is grotendeels hierop gebaseerd. Zie hierover mijn toelichting.
Matthäus-Passion en Johannes-Passion
Tussen de ‘synoptische’, naar elkaar verwijzende Evangeliën van Matteüs, Marcus en Lucas, en dat van de jongste evangelist, Johannes, bestaan karakteristieke verschillen, die we ook in Bachs passies terugvinden. Voor Johannes is Jezus primair de Zoon Gods die in opdracht van zijn hemelse Vader een voorafbepaalde aardse missie volvoert; vandaar zijn veelvuldige verwijzingen naar oudtestamentische teksten die het allemaal al voorspelden. Het openingskoor wijst dan ook niet naar zijn komende lijdensweg, maar naar zijn koningschap: Herr, Herrscher, en de passie dient vooral om te bewijzen dat Jezus de Messias was: Zeig uns (...)dass du der wahre Gottessohn.... Jezus’ lijden is ook geen smartelijk en beklagenswaardig menselijk lijden (niet Helft mir klagen!) maar een noodzakelijke fase in zijn terugkeer naar de hemel: kruisiging als dubbelzinnige ‘verhoging’. In de Johannes-Passion dan ook geen koraal O Haupt voll Blut und Wunden, dat in de Matthäus-Passion vijfmaal klinkt; Jezus ervaart ook geen innerlijke conflicten; er is geen Judaskus nodig, hij meldt zichzelf (Ich bin’s); geen aarzelingen in Gethsemane; hij heeft bij zijn kruisdraging geen hulp nodig van Simon van Cyrene, en ook het berouw van Petrus interesseert Johannes niet. Bach wel trouwens, die daarom speciaal een passage uit Mattheüs inlast, conform de ‘synoptische’ leeswijze van zijn tijd, die zonder oog voor vertelperspectieven details uit de verschillende Evangeliën eenvoudig aan elkaar rijgt (vgl. Die sieben Worte Jesu). Het Johannes-Evangelie is nuchter en verhalender, en daardoor dramatischer. Geen lange lessen en redevoeringen van Jezus, geen avondmaalssessie. Tegenover de drievoudige verloochening door de zo menselijke Petrus vinden we bij Johannes het drievoudige Ich finde keine Schuld an ihm waarmee Pilatus zich verontschuldigt voor Jezus’ kruisdood. Terwijl Mattheüs de omstanders, het gepeupel, neutraal aanduidt als das Volk, schrijft Johannes, vanuit een grotere historische afstand, die Jüden; samen met Bachs realistische schets van hun onbehouwen gedrag heeft dat de Johannes-Passion wel het - weinig zinvolle - verwijt van antisemitisme opgeleverd.
Bezetting
De Johannes-Passion is geschreven voor één vierstemmig koor, dat in Bachs uitvoeringen slechts bestond uit vier zangers, zogeheten concertisten, die alle koren en aria’s zingen; tijdens een vesperviering had Bach echter ook de beschikking over ‘ripiënisten’, steun- of tuttizangers, die in sommige koorgedeelten de concertisten versterken. Interessant aan de Johannes-Passion is dat we Bach in de tweede basaria (nr. 32) zien experimenteren met een zelfstandige rol voor de ripiënisten, een koraal; in de Matthäus-Passion zal hij het ripiënistenkoor promoveren tot een volwaardig tweede koor. Het instrumentale koor omvat de gebruikelijke vierstemmige strijkersgroep en een continuogroep, waarin behalve cello, orgel en violone naar believen een fagot, een clavecimbel en/of een luit/theorbe zouden kunnen meewerken. Er zijn uitgebreide obligaat- (voorgeschreven) partijen voor de twee hoboïsten, die ook de één terts lager gestemde hobo d’amore en de één kwint lager gestemde hobo da caccia (jachthobo, althobo) moeten bespelen. Veel minder aan bod komen de twee traverso’s; het is zelfs de vraag of zij hebben deelgenomen aan de eerste uitvoering, toen Bach in Leipzig nog vrijwel niet voor dit instrument had gecomponeerd. Een viola da gamba speelt slechts in altaria 30, Es ist vollbracht. Op één plaats (nr. 19) schrijft Bach een opmerkelijke obligaatpartij voor de luit; in dit en het volgende nummer spelen ook twee viole d’amore, een destijds al in onbruik gerakend instrument dat beschikt over een set ‘vrije’, niet bespeelde maar ruisend meeklinkende messing snaren. In 1749 verving Bach deze twee verouderde instrumenten door orgel, resp. violen con sordino (demper), naar we mogen veronderstellen noodgedwongen, niet als ultieme verbetering. Hier kunnen wij de oorspronkelijke versie herstellen. In onderstaande toelichting is slechts bij de aria’s aangegeven welke instrumenten een solorol (obligaatpartij) spelen. De koren en koralen worden instrumentaal begeleid door allen, tutti; de evangelist daarentegen wordt slechts begeleid door het continuo, dat sowieso - het woord zegt het al - altijd speelt, al kan de samenstelling wisselen.
1. Koor
tutti
Herr, unser Herrscher, dessen Ruhm | Heer, onze heerser, wiens roem |
in allen Landen herrlich ist! | in alle landen heerlijk is! |
Zeig uns durch deine Passion, | Toon ons door uw lijden |
daß du, der wahre Gottessohn, | dat u, de ware Zoon van God, |
zu aller Zeit, | altijd, |
auch in der größten Niedrigkeit, | zelfs in de grootste vernedering, |
verherrlicht worden bist! | verheerlijkt bent. |
Een onheilspellende introïtus zonder duidelijk thema: onontkoombaar noodlot dreigt. Boven een standvastig kloppend contino spelen strijkers golvende zestienden, waarop het koor God verheerlijkt met een driewerf Herr, maar schrille dissonanten van fluiten en hobo’s voorspellen de lijdensweg. Daarover handelt het B-deel, Zeig uns…, maar de verheerlijking domineert: het begin keert terug (da capo).
De eerste zin is ontleend aan Psalm 8:2, het vervolg is een destijds in Saksen gangbare gebedsoproep.
2. Johannes 18:1-8
tenor 1, bas 1, continuo
Evangelist | Evangelist |
(a) Jesus ging mit seinen Jüngern über den Bach Kidron, da war ein Garte, darein ging Jesus und seine Jünger. Judas aber, der ihn verriet, wußte den Ort auch, denn Jesus versammlete sich oft daselbst mit seinen Jüngern. | (a) Jezus stak met zijn discipelen de beek Kidron over. Daar was een hof, waar Jezus binnenging met zijn discipelen. En Judas, zijn verrader, kende die plaats ook, want Jezus kwam daar vaak samen met zijn discipelen. |
Da nun Judas zu sich hatte genommen die Schar und der Hohenpriester und Pharisäer Diener, kommt er dahin mit Fakkeln, Lampen und mit Waffen. Als nun Jesus wußte alles, was ihm begegnen sollte, ging er hinaus und sprach zu ihnen: | Nu had Judas een troep soldaten meegenomen en dienaren van de hogepriesters en de farizeeërs, en daar kwam hij, met fakkels, lampen en met wapens. En Jezus, die alles wist wat er met hem zou gebeuren, liep naar hen toe en zei tegen hen: |
Jesus | Jezus |
Wen suchet ihr? | Wie zoeken jullie? |
Evangelist | Evangelist |
Sie antworteten ihm: | Zij antwoordden: |
Chorus | Koor |
(b) Jesum von Nazareth! | (b) Jezus van Nazareth. |
Evangelist | Evangelist |
Jesus spricht zu ihnen: | Jezus zegt tegen hen: |
Jesus | Jezus |
Ich bins. | Dat ben ik. |
Evangelist | Evangelist |
(c) Judas aber, der ihn verriet, stund auch bei ihnen. Als nun Jesus zu ihnen sprach: Ich bins, wichen sie zurükke und fielen zu Boden. Da fragete er sie abermal: | (c) En Judas, zijn verrader, stond ook bij hen. Toen nu Jezus tegen hen zei: 'Dat ben ik,' deinsden zij terug en vielen op de grond. Toen vroeg hij weer: |
Jesus | Jezus |
Wen suchet ihr? | Wie zoeken jullie? |
Evangelist | Evangelist |
Sie aber sprachen: | En zij zeiden: |
Chorus | Koor |
(d) Jesum von Nazareth! | (d) Jezus van Nazareth. |
Evangelist | Evangelist |
Jesus antwortete: | Jezus antwoordde: |
Jesus | Jezus |
Ich habs euch gesagt, daß ichs sei; suchet ihr denn mich, so lasset diese gehen! | Ik heb jullie gezegd dat ik dat was, als jullie mij zoeken, laat hen dan gaan. |
ad (a): Jezus wordt geïntroduceerd met een rustig ritme en fraaie consonante harmonieën, Judas met tempoversnellingen, grillige, onwelluidende sprongen en foute harmonieën.
ad (b): Een brutale, agressieve menigte (dienaren, politie) met het ophitsende tumultmotief in fluiten en violen.
ad (d): Zelfde vraag, muzikaal bijna identiek beantwoord, maar enigszins geïntimideerd: in lagere ligging en zonder fluiten.
3. Koraal
tutti
O große Lieb, o Lieb ohn alle Maße, | O grote liefde, o onmetelijke liefde, |
die dich gebracht auf diese Marterstraße! | die u op deze martelweg heeft gebracht! |
Ich lebte mit der Welt in Lust und Freuden, | Ik leefde met de wereld in lust en vreugde |
und du mußt leiden. | en u moet lijden. |
Dank voor zorg (vrije aftocht) om de discipelen. Een zware chromatische gang bij Marterstraße, een opgewekt huppeltje van de alten bij Freuden en een droefgeestig geharmoniseerde laatste regel.
De tekst is het zevende couplet van Johannes Heermanns koraal (1630) Herzliebster Jesu, was hast du verbrochen.
4. Johannes 18:9-11
tenor 1, bas 1, continuo
Evangelist | Evangelist |
Auf daß das Wort erfüllet würde, welches er sagte: Ich habe der keine verloren, die du mir gegeben hast. | Opdat het woord vervuld zou worden dat hij had gesproken: 'Ik heb niemand verloren van hen die u mij hebt gegeven.' |
Da hatte Simon Petrus ein Schwert und zog es aus und schlug nach des Hohenpriesters Knecht und hieb ihm sein recht Ohr ab; und der Knecht hieß Malchus. Da sprach Jesus zu Petro: | Nu had Simon Petrus een zwaard, hij trok dat en sloeg naar de knecht van de hogepriester en hakte diens rechteroor af; en die knecht heette Malchus. Toen zei Jezus tegen Petrus: |
Jesus | Jezus |
Stekke dein Schwert in die Scheide! Soll ich den Kelch nicht trinken, den mir mein Vater gegeben hat? | Steek je zwaard in zijn schede! Moet ik de beker niet drinken die mijn Vader mij heeft gegeven? |
Het zwaard wordt met een hoge, scherpe toon getrokken en ten slotte op bevel diep weggestoken. Bijzonder is de herhaling van de tekst met het Kelch-thema. Een harmonisch open einde onderstreept de slotvraag, die door het volgende koraal wordt beantwoord.
5. Koraal
tutti
Dein Will gescheh, Herr Gott, zugleich | Uw wil geschiede, God, zowel |
auf Erden wie im Himmelreich. | op aarde als in het hemelrijk. |
Gib uns Geduld in Leidenszeit, | Geef ons geduld in lijdenstijd, |
Gehorsam sein in Lieb und Leid; | gehoorzaamheid in lief en leed; |
wehr und steur allem Fleisch und Blut, | bestrijd en stuit alle vlees en bloed |
das wider deinen Willen tut! | dat tegen uw wil ingaat. |
Het vierde couplet van Martin Luthers koraal Vater unser im Himmelreich (1539).
Vastberaden, onverstoorbaar, berustend.
6. Johannes 18:12-14
tenor 1, bas 1, continuo
Evangelist | Evangelist |
Die Schar aber und der Oberhauptmann und die Diener der Jüden nahmen Jesum und bunden ihn und führeten ihn aufs erste zu Hannas, der war Kaiphas Schwäher, welcher des Jahres Hoherpriester war. Es war aber Kaiphas, der den Jüden riet, es wäre gut, daß ein Mensch würde umbracht für das Volk. | En de troep soldaten en hun aanvoerder en de dienaren van de Joden grepen Jezus en boeiden hem en brachten hem eerst naar Annas, de schoonvader van Kajafas, die dat jaar hogepriester was. En het was Kajafas die de Joden had voorgehouden dat het goed zou zijn als één mens om het leven werd gebracht voor het hele volk. |
Tweede bedrijf: naar de hogepriester. Tragiek met opvallende harmonieën onderstreept: bunden ihn, riet.
7. Aria (A)
alt, hobo 1/2, continuo
Von den Strikken | Om mij van de strikken |
meiner Sünden mich zu entbinden, | van mijn zonden te bevrijden |
wird mein Heil gebunden. | wordt mijn heil geboeid. |
Mich von allen Lasterbeulen | Om mij van alle zondebuilen |
völlig zu heilen, | volkomen te genezen |
läßt er sich verwunden. | laat hij zich verwonden. |
De boeien van Christus bevrijden de gelovige uit de strikken van de zonde. Een kwartet voor alt, twee hobo’s en continuo. Het dominante thema is een onverbiddelijk, ritmisch geprofileerd basmotief dat tienmaal wordt herhaald, quasi ostinato. Daarboven verstrikken de hobo’s zich in elkaars melodieën; ze gaan beurtelings in canon en parallel: entbinden en gebunden. Ook de alt illustreert de twee woorden met lijntjes omhoog resp. omlaag.
8. Johannes 18:15
tenor 1, continuo
Evangelist | Evangelist |
Simon Petrus aber folgete Jesu nach | En Simon Petrus volgde Jezus, |
und ein ander Jünger. | en ook een andere discipel. |
Die anonieme ‘andere’ was de evangelist Johannes zelf, onzichtbaar als de tweede fluit achter de eerste in de volgende aria. Drie maten recitatief bieden voldoende aanleiding om Petrus, die straks zijn Heer zal verloochenen, recht te doen als exemplarische volgeling in een bedreigende omgeving.
9. Aria (S)
sopraan, traverso 1/2, continuo
Ich folge dir gleichfalls | Ik volg u eveneens |
mit freudigen Schritten | met verheugde stappen |
und lasse dich nicht, | en ik laat u niet los, |
mein Leben, mein Licht. | mijn leven, mijn licht. |
Befördre den Lauf | Ondersteun mijn schreden |
und höre nicht auf, | en houd niet op |
selbst an mir zu ziehen, | zelf aan mij te trekken, |
zu schieben, zu bitten! | te duwen, te vragen. |
De ‘imitatio Christi’ is nog onschuldig en lichtvoetig, op het ritme van een passepied. Bach illustreert haar met canons (tussen continuo, sopraan en unisono spelende fluiten bij de sopraaninzet), herhaling van het openingsmotief, een keten van sequensen en reeksen kleine stapjes. De noten van het thema zijn die van de evangelist in het voorafgaande recitatief, maar de gelovige volgt aanzienlijk vlotter dan de aarzelende Petrus. Het trekken en duwen, ziehen en schieben, wordt uitgebeeld met een schuivende reeks halve tonen. Bij höre nicht auf willen de fluiten juist even pauzeren.
10. Johannes 18:15-23
sopraan, tenor 1, tenor 2, bas 1, bas 2, continuo
Evangelist | Evangelist |
(a) Derselbige Jünger war dem Hohenpriester bekannt und ging mit Jesu hinein in des Hohenpriesters Palast. Petrus aber stund draußen für der Tür. Da ging der andere Jünger, der dem Hohenpriester bekannt war, hinaus und redete mit der Türhüterin und führete Petrum hinein. Da sprach die Magd, die Türhüterin, zu Petro: | (a) Deze discipel was een bekende van de hogepriester en hij ging met Jezus het paleis van de hogepriester binnen. En Petrus bleef buiten bij de poort staan. Toen kwam de andere discipel, de bekende van de hogepriester, naar buiten en hij praatte met de portierster en nam Petrus mee naar de binnenplaats. Toen zei het dienstmeisje, de portierster, tegen Petrus: |
Ancilla | Dienstmeisje |
Bist du nicht dieses Menschen Jünger einer? | Ben jij niet een van de discipelen van die man? |
Evangelist | Evangelist |
Er sprach: | Hij zei: |
Petrus | Petrus |
Ich bins nicht! | Dat ben ik niet. |
Evangelist | Evangelist |
(b) Es stunden aber die Knechte und Diener und hatten ein Kohlfeu'r gemacht (denn es war kalt) und wärmeten sich. Petrus aber stund bei ihnen und wärmete sich. | (b) De knechten en dienaren die daar stonden hadden een kolenvuur gemaakt, want het was koud, en zij warmden zich. En Petrus stond bij hen en ook hij warmde zich. |
Aber der Hohepriester fragte Jesum um seine Jünger und um seine Lehre. Jesus antwortete ihm: | En de hogepriester ondervroeg Jezus over zijn discipelen en over zijn leer. Jezus antwoordde: |
Jesus | Jezus |
Ich habe frei, öffentlich geredet für der Welt. Ich habe allezeit gelehret in der Schule und in dem Tempel, da alle Juden zusammenkommen, und habe nichts im Verborgnen geredt. Was fragest du mich darum? Frage die darum, die gehöret haben, was ich zu ihnen geredet habe! Siehe, dieselbigen wissen, was ich gesaget habe! | Ik heb vrijuit en in het openbaar voor de wereld gesproken. Ik heb voortdurend onderwezen in de synagoge en in de tempel, waar alle Joden samenkomen, en ik heb niets in het geheim gezegd. Waarom vraagt u mij dit? Vraag het aan hen die gehoord hebben wat ik tot hen heb gesproken. Zij weten wat ik gezegd heb. |
Evangelist | Evangelist |
(c) Als er aber solches redete, gab der Diener einer, die dabeistunden, Jesu einen Bakkenstreich und sprach: | (c) En toen hij dat zei, gaf een van de dienaren die erbij stonden Jezus een klap in zijn gezicht en zei: |
Servus | Dienaar |
Solltest du dem Hohenpriester also antworten? | Zo praat je niet tegen de hogepriester! |
Evangelist | Evangelist |
Jesus aber antwortete: | En Jezus antwoordde: |
Jesus | Jezus |
Hab ich übel geredt, so beweise es, daß es böse sei, hab ich aber recht geredt, was schlägest du mich? | Als ik iets verkeerds heb gezegd, bewijs dan dat het slecht was. Maar als het goed was wat ik zei, waarom sla je me dan? |
ad (a): Johannes loodst Petrus naar binnen. De eerste verloochening.
ad (b): Petrus warmt zich nog onbehaaglijker dan de anderen.
ad (c): Als slot opnieuw een harmonisch vraagteken, waarop het volgende koraal antwoordt.
11. Koraal
tutti
Wer hat dich so geschlagen, | Wie heeft u zo geslagen, |
mein Heil, und dich mit Plagen | mijn heil, en u met klappen |
so übel zugericht'? | zo toegetakeld? |
Du bist ja nicht ein Sünder, | U bent toch geen zondaar |
wie wir und unsre Kinder, | zoals wij en onze kinderen, |
von Missetaten weißt du nicht. | van misdaden weet u niets. |
Ich, ich und meine Sünden, | Ik, ik en mijn zonden, |
die sich wie Körnlein finden | waarvan er zoveel zijn |
des Sandes an dem Meer, | als korrels zand bij de zee, |
die haben dir erreget | die zijn de oorzaak |
das Elend, das dich schläget, | van de ellende die u treft |
und das betrübte Marterheer. | en het bedroefde leger martelaren. |
Het centrale lutherse leerstuk dat de gelovigen verantwoordelijk zijn voor het lijden van Christus. De tekst bestaat uit de coupletten 3 en 4 van het koraal van Paul Gerhardt (1647) O Welt, sieh hier dein Leben.
12. Johannes 18:24-27 [+ Mattëus 26:75]
tenor 1, tenor 2, bas 1, continuo
Evangelist | Evangelist |
(a) Und Hannas sandte ihn gebunden | (a) En Annas stuurde hem geboeid |
zu dem Hohenpriester Kaiphas. | naar hogepriester Kajafas. |
Simon Petrus stund und wärmete sich, | Petrus stond zich te warmen, |
da sprachen sie zu ihm: | en ze zeiden tegen hem: |
Chorus | Koor |
(b) Bist du nicht seiner Jünger einer? | (b) Ben jij niet één van zijn discipelen? |
Evangelist | Evangelist |
Er leugnete aber und sprach: | Hij ontkende het en zei: |
Petrus | Petrus |
Ich bins nicht. | Dat ben ik niet. |
Evangelist | Evangelist |
(c) Spricht des Hohenpriesters Knecht' einer, | (c) Toen zei een van de knechten van de hogepriester, |
ein Gefreundter des, | een familielid van degene |
dem Petrus das Ohr abgehauen hatte: | van wie Petrus het oor had afgehakt: |
Servus | Dienaar |
Sahe ich dich nicht im Garten bei ihm? | Heb ik jou niet bij hem in de hof gezien? |
Evangelist | Evangelist |
Da verleugnete Petrus abermal, | Toen ontkende Petrus het opnieuw, |
und alsobald krähete der Hahn. | en meteen kraaide de haan. |
Da gedachte Petrus an die Worte Jesu | Toen herinnerde Petrus zich de woorden van Jezus |
und ging hinaus und weinete bitterlich. | en hij ging de poort uit en huilde bitter. |
ad (c): De laatste zin, de aanleiding voor het volgende koraal, is een tekstinlas uit het Evangelie van Matteüs.
13. Aria (T)
tenor 1, strijkers, continuo
Ach, mein Sinn, wo willt du endlich hin, | Ach, waar moet ik het toch zoeken, |
wo soll ich mich erquikken? | waar vind ik troost? |
Bleib ich hier, oder wünsch ich mir | Blijf ik hier of wens ik |
Berg und Hügel auf den Rükken? | berg en heuvels op mijn rug? |
Bei der Welt ist gar kein Rat, | De wereld kan mij echt niet helpen, |
und im Herzen stehn die Schmerzen | en in mijn hart zit de pijn |
meiner Missetat, | van mijn misdaad |
weil der Knecht den Herrn | omdat de knecht zijn Heer |
verleugnet hat. | heeft verloochend. |
Bij de schrijnende gewetensnood van een vertwijfelde dienaar die zijn meester verloochent past geen evenwichtige da-capovorm, maar een passacaglia: een zesmaal terugkerende rusteloze basfiguur op het metrum van een sarabande (accent op de tweede tel). Terwijl de dominerende instrumentalisten hun begeleiding herhalen, kent de grillige tenorpartij geen terugkerende motieven, maar een wanhopige reeks heftige sprongen over vreemde intervallen.
14.Koraal
tutti
Petrus, der nicht denkt zurück, | Petrus, die het zich niet herinnert |
seinen Gott verneinet, | en zijn God verloochent, |
der doch auf ein' ernsten Blick | maar die op een ernstige blik |
bitterlichen weinet. | bitter begint te huilen. |
Jesu, blikke mich auch an, | Jezus, kijk ook mij aan |
wenn ich nicht will büßen; | als ik niet wil boeten, |
wenn ich Böses hab getan, | als ik kwaad heb gedaan, |
rühre mein Gewissen! | raak dan mijn geweten aan. |
De gekwelde gelovige vindt rust in de kerkelijke traditie: de emoties worden gedempt.
TWEEDE DEEL
15. Koraal
tutti
Christus, der uns selig macht, | Christus, die ons zalig maakt, |
kein Bös' hat begangen, | niets kwaads heeft gedaan, |
der ward für uns in der Nacht | die is voor ons in de nacht |
als ein Dieb gefangen, | als een dief gevangen, |
geführt für gottlose Leut | voorgeleid aan goddeloze mensen |
und fälschlich verklaget, | en vals beschuldigd, |
verlacht, verhöhnt und verspeit, | uitgelachen, bespot en bespuwd, |
wie denn die Schrift saget. | zoals de Schrift zegt. |
Korte inhoud van het voorafgaande. Een lied uit het begin van de Reformatie, nog in een voorreformatorische kerktoonsoort, frygisch, een melodie zonder kruizen of mollen, beginnend en eindigend op een e. Illustratieve stemvoering op als ein Dieb gefangen en fälschlich verklaget.
16. Johannes 18:28-36
tenor 1, bas 1, bas 2, SATB, strijkers, continuo
Evangelist | Evangelist |
(a) Da führeten sie Jesum von Kaipha vor das Richthaus,und es war frühe. | (a) Toen brachten ze Jezus van Kajafas naar het gerechtsgebouw, en het was vroeg. |
Und sie gingen nicht in das Richthaus, | En ze gingen het gerechtsgebouw niet binnen |
auf daß sie nicht unrein würden, | om niet onrein te worden |
sondern Ostern essen möchten. | maar het paasmaal te kunnen eten. |
Da ging Pilatus zu ihnen heraus und sprach: | En Pilatus kwam naar buiten en zei: |
Pilatus | Pilatus |
Was bringet ihr für Klage wider diesen Menschen? | Waarvan beschuldigen jullie deze mens? |
Evangelist | Evangelist |
Sie antworteten und sprachen zu ihm: | Zij antwoordden hem: |
Chorus | Koor |
(b) Wäre dieser nicht ein Übeltäter, wir hätten dir ihn nicht überantwortet! | (b) Als hij geen misdadiger was, hadden we hem niet aan u overgedragen. |
Evangelist | Evangelist |
(c) Da sprach Pilatus zu ihnen: | (c) Toen zei Pilatus tegen hen: |
Pilatus | Pilatus |
So nehmet ihr ihn hin | Neem hem dan maar mee |
und richtet ihn nach eurem Gesetze! | en berecht hem volgens jullie eigen wet! |
Evangelist | Evangelist |
Da sprachen die Jüden zu ihm: | Toen zeiden de Joden tegen hem: |
Chorus | Koor |
(d) Wir dürfen niemand töten. | (d) Wij mogen niemand doden. |
Evangelist | Evangelist |
(e) Auf daß erfüllet würde das Wort Jesu, welches er sagte, da er deutete, welches Todes er sterben würde. | (e) Opdat vervuld zou worden het woord van Jezus toen hij voorspelde welke dood hij zou sterven. |
Da ging Pilatus wieder hinein in das Richthaus und rief Jesu und sprach zu ihm: | Toen ging Pilatus het gerechtsgebouw weer in en riep Jezus en zei tegen hem: |
Pilatus | Pilatus |
Bist du der Jüden König? | Bent u de koning der Joden? |
Evangelist | Evangelist |
Jesus antwortete: | Jezus antwoordde: |
Jesus | Jezus |
Redest du das von dir selbst, oder habens dir andere von mir gesagt? | Zegt u dat uit uzelf of hebben anderen dat over mij gezegd? |
Evangelist | Evangelist |
Pilatus antwortete: | Pilatus antwoordde: |
Pilatus | Pilatus |
Bin ich ein Jüde? Dein Volk und die Hohenpriester haben dich mir überantwortet; was hast du getan? | Ben ik soms een Jood? Uw volk en de hogepriesters hebben u aan mij overgedragen; wat hebt u gedaan? |
Evangelist | Evangelist |
Jesus antwortete: | Jezus antwoordde: |
Jesus | Jezus |
Mein Reich ist nicht von dieser Welt; wäre mein Reich von dieser Welt, meine Diener würden darob kämpfen, daß ich den Jüden nicht überantwortet würde; aber nun ist mein Reich nicht von dannen. | Mijn rijk is niet van deze wereld. Als mijn rijk van deze wereld was, zouden mijn dienaren ervoor vechten dat ik niet aan de Joden werd overgeleverd; maar nu is mijn rijk niet van hier. |
ad (b): Een opruiende fuga met lugubere stijgende en dalende chromatische (halve toons-) gangen in het thema. Begeleidende stemmen versluieren het fugakarakter, dat op zich al tamelijk ordeloos is: men schreeuwt door elkaar heen en laat de ander niet uitspreken. Halverwege verschijnt het Kreuzige-ritme, maar nog niet de tekst: het hangt in de lucht. Wegwerpende gebaren in Nicht, nicht.
ad (d): Als (b), maar op verhoogde toon (één toon hoger) met het tumultmotief in de orkestbegeleiding. Het Übeltäter-thema krijgt hier een moorddadiger tekst: töten.
ad (e): Als Jezus het woord kämpfen uitspreekt, klinken ook in het continuo martiale kwartsprongen, het geluid dat bij blauwe zwaailichten hoort. Het Reich is hoog verheven boven de Welt.
17. Koraal
tutti
Ach großer König, groß zu allen Zeiten, | Ach, grote koning, groot in alle tijden, |
wie kann ich gnugsam diese Treu ausbreiten? | hoe kan ik die trouw genoeg verbreiden? |
Keins Menschen Herze mag indes ausdenken, | Niemands hart kan bedenken |
was dir zu schenken. | wat het u moet schenken. |
Ich kann's mit meinen Sinnen nicht erreichen, | Ik kan met mijn verstand niet bedenken |
womit doch dein Erbarmen zu vergleichen. | waarmee ik uw ontferming moet vergelijken. |
Wie kann ich dir denn deine Liebestaten | Hoe kan ik uw liefdesdaden |
im Werk erstatten? | met daden terugbetalen? |
De tekst bestaat uit de coupletten 8 en 9 van het koraal waaruit ook nr. 3 putte. De muziek klinkt hier dramatischer door een lopende bas.
18. Johannes 18:37 - 19:1
tenor 1, bas 1, bas 2, SATB, strijkers, traverso 1/2, hobo 1, continuo
Evangelist | Evangelist |
(a) Da sprach Pilatus zu ihm: | (a) Toen zei Pilatus tegen hem: |
Pilatus | Pilatus |
So bist du dennoch ein König? | Bent u dan toch een koning? |
Evangelist | Evangelist |
Jesus antwortete: | Jezus antwoordde: |
Jesus | Jezus |
Du sagsts, ich bin ein König. Ich bin dazu geboren und in die Welt kommen, daß ich die Wahrheit zeugen soll. Wer aus der Wahrheit ist, der höret meine Stimme. | U zegt het, ik ben een koning. Ik ben geboren en in de wereld gekomen om van de waarheid te getuigen. Wie uit de waarheid is, die hoort mijn stem. |
Evangelist | Evangelist |
Spricht Pilatus zu ihm: | Pilatus zegt tegen hem: |
Pilatus | Pilatus |
Was ist Wahrheit? | Wat is waarheid? |
Evangelist | Evangelist |
Und da er das gesaget, ging er wieder hinaus zu den Jüden und spricht zu ihnen: | En toen hij dat gezegd had, ging hij weer naar buiten naar de Joden en hij zegt tegen hen: |
Pilatus | Pilatus |
Ich finde keine Schuld an ihm. Ihr habt aber eine Gewohnheit, daß ich euch einen losgebe; wollt ihr nun, daß ich euch der Jüden König losgebe? | Ik kan geen schuld in hem vinden. Maar jullie hebben een gewoonte dat ik [met Pasen] iemand vrijlaat; willen jullie nu dat ik de koning der Joden vrijlaat? |
Evangelist | Evangelist |
Da schrieen sie wieder allesamt | Toen begonnen ze weer allemaal te schreeuwen |
und sprachen: | en ze riepen: |
Chorus | Koor |
(b) Nicht diesen, sondern Barrabam! | (b) Niet hem, hem niet, maar Barabbas! |
Evangelist | Evangelist |
(c) Barrabas aber war ein Mörder. | (c) En Barabbas was een moordenaar. |
Da nahm Pilatus Jesum und geißelte ihn. | Toen nam Pilatus Jezus en geselde hem. |
ad (a): Driemaal zal Pilatus Jezus schuldeloos verklaren, met telkens een ander accent: hier op finde, in 21(c) op Schuld, in 21(e) op keine.
ad (b): De menigte zingt in akkoorden, d.w.z. goed gecoördineerd, met het tumultmotief in de begeleiding.
ad (c): Mörder: een dissonant interval (verminderde kwint), de ‘diabolus in musica’; een heftig geißelende coloratuur.
19. Arioso (B)
bas 1, viola d'amore 1/2, luit, continuo
Betrachte, meine Seel, | Aanschouw, mijn ziel, |
mit ängstlichem Vergnügen, | met angstig genoegen, |
mit bittrer Lust | met bittere lust |
und halb beklemmten Herzen, | en een half beklemd hart |
dein höchstes Gut | hoe jouw hoogste goed |
in Jesu Schmerzen, | in Jezus' smarten ligt, hoe |
wie dir auf Dornen, so ihn stechen, | voor jou op de doornen die hem steken |
die Himmelsschlüsselblumen blühn! | de hemelsleutelbloemen bloeien! |
Du kannst viel süße Frucht | Je kunt veel zoete vruchten |
von seiner Wermut brechen, | van zijn bitterheid plukken, |
drum sieh ohn Unterlaß auf ihn! | dus zie hem onafgebroken aan! |
Een vredige, piëtistische meditatie na de gewelddadige geseling vormt de overgang naar de aria. Een luit en twee viole d’amore scheppen een intieme sfeer. De paradoxen (ängstlicht/Vergnügen, bitter/Lust, Dornen/ Blumen, süße/Wermut) corresponderen met het muzikale contrast tussen de rustige lijnen van bas en violen en de beweeglijke, stekelige luit en de schrijnende harmonieën.
20. Aria (T)
tenor 1, viola d'amore 1/2, continuo
Erwäge, wie sein blutgefärbter Rükken | Overdenk hoe zijn met bloed gekleurde rug |
in allen Stükken dem Himmel gleiche geht, | in alle opzichten op de hemel lijkt, |
daran, nachdem die Wasserwogen | waaraan, nadat de golven |
von unsrer Sündflut sich verzogen, | van onze zondvloed zijn verdwenen, |
der allerschönste Regenbogen | de allermooiste regenboog staat |
als Gottes Gnadenzeichen steht! | als teken van Gods genade! |
De kleuren van Jezus’ gegeselde rug worden vergeleken met een regenboog; plastische, Brockesiaans-barokke poëzie die zelfs Bach allengs te gortig werd: in latere versies van de Johannes-Passion koos hij een meer ingetogen tekst. De viole d’amore schetsen het Erwäge met een schommelend figuurtje, het golvende water en de brede overspanning van de regenboog, die de tenor neerzet met een gloedvol melisma. Anders dan in de Matthäus-Passion zijn arioso en aria hier voor verschillende zangers.
21. Johannes 19:2-12
tenor 1, bas 1, SATB, viool 1 + traverso 1/2 + hobo 1 colla parte sopraan, viool 2 + hobo 2 colla parte alt, altviool colla parte tenor, continuo
Evangelist | Evangelist |
(a) Und die Kriegsknechte flochten eine Krone von Dornen und satzten sie auf sein Haupt und legten ihm ein Purpurkleid an und sprachen: | (a) En de soldaten vlochten een kroon van doornen en zetten die op zijn hoofd, en ze trokken hem een purperen mantel aan en zeiden: |
Chorus | Koor |
(b) Sei gegrüßet, lieber Jüdenkönig! | (b) Wees gegroet, lieve Jodenkoning! |
Evangelist | Evangelist |
(c) Und gaben ihm Bakkenstreiche. | (c) En ze sloegen hem in het gezicht. |
Da ging Pilatus wieder heraus und sprach zu ihnen: | Toen ging Pilatus weer naar buiten en zei tegen hen: |
Pilatus | Pilatus |
Sehet, ich führe ihn heraus zu euch, daß ihr erkennet, daß ich keine Schuld an ihm finde. | Kijk, ik breng hem nu naar buiten, zodat jullie zien dat ik geen schuld in hem kan vinden. |
Evangelist | Evangelist |
Also ging Jesus heraus und trug eine Dornenkrone und Purpurkleid. | Dus kwam Jezus naar buiten en hij droeg een doornenkroon en een purperen mantel. |
Und er sprach zu ihnen: | En Pilatus zei tegen hen: |
Pilatus | Pilatus |
Sehet, welch ein Mensch! | Kijk toch, wat een mens! |
Evangelist | Evangelist |
Da ihn die Hohenpriester und die Diener sahen, schrieen sie und sprachen: | Toen de hogepriesters en de dienaren hem zagen, schreeuwden ze: |
Chorus | Koor |
(d) Kreuzige, kreuzige! | (d) Kruisigen, kruisigen! |
Evangelist | Evangelist |
(e) Pilatus sprach zu ihnen: | (e) Pilatus zei tegen hen: |
Pilatus | Pilatus |
Nehmet ihr ihn hin und kreuziget ihn; | Neem hem dan maar mee en kruisig hem; |
denn ich finde keine Schuld an ihm! | want ik kan geen schuld in hem vinden. |
Evangelist | Evangelist |
Die Jüden antworteten ihm: | De Joden antwoordden: |
Chorus | Koor |
(f) Wir haben ein Gesetz, und nach dem Gesetz soll er sterben; denn er hat sich selbst zu Gottes Sohn gemacht. | (f) Wij hebben een wet, en volgens die wet moet hij sterven. Want hij heeft zichzelf tot Gods zoon uitgeroepen. |
Evangelist | Evangelist |
(g) Da Pilatus das Wort hörete, fürchtet' er sich noch mehr und ging wieder hinein in das Richthaus, und spricht zu Jesu: | (g) Toen Pilatus dat hoorde, werd hij nog angstiger, en hij ging het gerechtsgebouw weer binnen en zei tegen Jezus: |
Pilatus | Pilatus |
Von wannen bist du? | Waar komt u vandaan? |
Evangelist | Evangelist |
Aber Jesus gab ihm keine Antwort. | Maar Jezus gaf geen antwoord. |
Da sprach Pilatus zu ihm: | Toen zei Pilatus: |
Pilatus | Pilatus |
Redest du nicht mit mir? Weißest du nicht, daß ich Macht habe, dich zu kreuzigen, und Macht habe, dich loszugeben? | Praat u niet met mij? Weet u niet dat ik de macht heb u te laten kruisigen en de macht heb om u vrij te laten? |
Evangelist | Evangelist |
Jesus antwortete: | Jezus antwoordde: |
Jesus | Jezus |
Du hättest keine Macht über mich, wenn sie dir nicht wäre von oben herab gegeben; darum, der mich dir überantwortet hat, der hat's größ're Sünde. | U zou geen macht over mij hebben als die niet van bovenaf aan u was gegeven; daarom begaat degene die mij aan u heeft overgedragen een grotere zonde. |
Evangelist | Evangelist |
Von dem an trachtete Pilatus, wie er ihn losließe. | Vanaf dat moment probeerde Pilatus hem vrij te laten. |
ad (b): Spottend buigt men zich voor de namaakkoning, onder voortdurend gegiechel van de houtblazers.
ad (c): Pilatus’ voorlaatste poging het mededogen van de massa op te wekken (‘Ecce homo’) strandt in een Kreuzige. Doorspekt met fanatieke kreten visualiseren de contrapuntische lange noten het kruis (‘Augenmusik’):
ad (f): Een schijnheilige, quasi gewichtige argumentatie van elkaar napratende schriftgeleerden: een wetmatige fuga. Grimmig en dogmatisch.
ad (g): Ook met de toonsoorten waarin de dialoog plaatsvindt onderstreept Bach de onverenigbaarheid van beider posities: G-groot met één kruis voor Pilatus, cis-klein met vier kruizen voor Jezus. In de laatste zin maakt Johannes duidelijk dat aan Jezus’ kruisiging een hoger plan ten grondslag ligt: Pilatus wil wel, maar kan niet. Keerpunt van de handeling.
22. Koraal
tutti
Durch dein Gefängnis, Gottes Sohn, | Door uw gevangenschap, zoon van God, |
muß uns die Freiheit kommen; | moeten wij de vrijheid krijgen; |
dein Kerker ist der Gnadenthron, | uw kerker is de genadetroon, |
die Freistatt aller Frommen; | de vrijplaats voor alle vromen; |
denn gingst du nicht die Knechtschaft ein, | want als u de slavernij niet had aanvaard, |
müßt unsre Knechtschaft ewig sein. | zou onze slavernij eeuwig moeten zijn. |
Op de symmetrieas van de passie staat Luthers leerstuk van Jezus’ plaatsvervangend lijden: niet Jezus, maar wij worden vrijgelaten. Het is het centrale koraal (eigenlijk een ariatekst naar C.H. Postel, door Bach als koraal behandeld).
23. Johannes 19:12-17
tenor 1, bas 1, SATB, strijkers, traverso 1/2, hobo 1/2, continuo
Evangelist | Evangelist |
(a) Die Jüden aber schrieen und sprachen: | (a) Maar de Joden schreeuwden: |
Chorus | Koor |
(b) Lässest du diesen los, so bist du des Kaisers Freund nicht; denn wer sich zum Könige machet, der ist wider den Kaiser. | (b) Als u deze man vrijlaat, bent u geen vriend van de keizer; want wie zichzelf tot koning uitroept, die is tegen de keizer. |
Evangelist | Evangelist |
(c) Da Pilatus das Wort hörete, führete er Jesum heraus, und satzte sich auf den Richtstuhl, an der Stätte, die da heißet: Hochpflaster, auf Ebräisch aber: Gabbatha. Es war aber der Rüsttag in Ostern um die sechste Stunde, und er spricht zu den Jüden: | (c) Toen Pilatus die woorden hoorde, bracht hij Jezus naar buiten en ging zitten op de rechterstoel, op de plaats die Hoogterras heet, in het Hebreeuws Gabbatha. En het was de voorbereidingsdag voor Pasen, rond het zesde uur, en hij zegt tegen de Joden: |
Pilatus | Pilatus |
Sehet, das ist euer König! | Kijk, dit is jullie koning. |
Evangelist | Evangelist |
Sie schrieen aber: | Maar zij schreeuwden: |
Chorus | Koor |
(d) Weg, weg mit dem, kreuzige ihn! | (d) Weg, weg met hem, kruisig hem! |
Evangelist | Evangelist |
(e) Spricht Pilatus zu ihnen: | (e) Pilatus zegt tegen hen: |
Pilatus | Pilatus |
Soll ich euren König kreuzigen? | Moet ik jullie koning kruisigen? |
Evangelist | Evangelist |
Die Hohenpriester antworteten: | De hogepriesters antwoordden: |
Chorus | Koor |
(f) Wir haben keinen König denn den Kaiser. | (f) Wij hebben geen koning, alleen de keizer. |
Evangelist | Evangelist |
(g) Da überantwortete er ihn, daß er gekreuziget würde. Sie nahmen aber Jesum und führeten ihn hin. Und er trug sein Kreuz und ging hinaus zur Stätte, die da heißet Schädelstätt, welche heißet auf Ebräisch: Golgatha. | (g) Toen droeg hij hem over om hem te laten kruisigen. En ze grepen Jezus en namen hem mee. En hij droeg zijn kruis en liep naar de plaats die Schedelplaats heet, in het Hebreeuws Golgotha. |
ad (b): Zelfde thema als in 21(f), op een even legalistische tekst. ‘Triomf van de haat’ (Van der Leeuw).
ad (c): Pilatus’ laatste poging. Maar nog voordat de evangelist is uitgesproken, schreeuwt de menigte ‘Weg met hem!’, ter inleiding van het tweede Kreuzige-koor, nu een halve toon lager dan in 21(d).
ad (g): Voor de laatste keer het tumultmotief: het doel is bereikt. Viel de koorinzet tot nu toe steeds – vragend – op het zwakke maatdeel (tweede en vierde tel), nu ligt deze zelfverzekerd op de eerste en derde tel.
Bij hoge uitzondering permitteert de nuchtere evangelist zich een meelevend melisma op gekreuziget, op noten met mollen en kruizen die buiten elke toonsoort vallen: buiten de orde.
24. Aria (B) & Koor
bas 1, SATB, strijkers, continuo
Eilt, ihr angefochtnen Seelen, | Haast je, beproefde zielen, |
geht aus euren Marterhöhlen, | verlaat je martelkelders, |
eilt | haast je |
(Chor:) wohin? | (Koor:) waarheen? |
nach Golgatha! | naar Golgotha. |
Nehmet an des Glaubens Flügel, | Gord aan de vleugels van het geloof, |
flieht | vlucht |
(Chor:) wohin? | (Koor:) waarheen? |
zum Kreuzeshügel, | naar de kruisheuvel, |
eure Wohlfahrt blüht allda! | daar kunnen jullie gedijen. |
De vergelijking met de aria Ich folge dir gleichfalls (nr. 9) dringt zich op, maar het haasten (jachtige zestienden) klinkt hier nerveuzer en er wordt hoger geklommen: Golgatha. Radeloos vragen strijkers en een driestemmig koor (zonder bassen) Wohin? De verwarring die de aritmische zetting van deze vraagjes bij de uitvoerende pleegt te veroorzaken lijkt me een door Bach beoogde verheviging van het affect. Later zal Bach een vergelijkbaar vraag- en antwoordspel uitwerken tot het dubbelkorige beginkoor van de Matthäus-Passion.
25. Johannes 19:18-22
tenor 1, bas 1, SATB, strijkers, traverso 1/2, hobo 1/2, continuo
Evangelist | Evangelist |
(a) Allda kreuzigten sie ihn, und mit ihm zween andere zu beiden Seiten, Jesum aber mitten inne. | (a) Daar kruisigden ze hem, en met hem twee anderen aan weerszijden, en Jezus in het midden. |
Pilatus aber schrieb eine Überschrift und satzte sie auf das Kreuz, und war geschrieben: ‘Jesus von Nazareth, der Jüden König’. Diese Überschrift lasen viel Jüden, denn die Stätte war nahe bei der Stadt, da Jesus gekreuziget ist. Und es war geschrieben auf ebräische, griechische und lateinische Sprache. Da sprachen die Hohenpriester der Jüden zu Pilato: | En Pilatus had een opschrift laten maken dat hij op het kruis liet bevestigen, en er stond: 'Jezus van Nazareth. Koning der Joden'. Dat opschrift lazen veel Joden, want de plaats waar Jezus gekruisigd was, was dichtbij de stad. En het stond er in het Hebreeuws, het Grieks en het Latijn. Toen zeiden de hogepriesters van de Joden tegen Pilatus: |
Chorus | Koor |
(b) Schreibe nicht: der Jüden König, sondern daß er gesaget habe: Ich bin der Jüden König. | (b) Schrijf niet 'Koning der Joden', maar dat hij gezégd heeft: 'Ik ben de koning der Joden'. |
Evangelist | Evangelist |
(c) Pilatus antwortet: | (c) Pilatus antwoordde: |
Pilatus | Pilatus |
Was ich geschrieben habe, das habe ich geschrieben. | Wat ik geschreven heb, dat heb ik geschreven. |
ad (a): Opnieuw wordt het kruis (in kreuzigten sie ihn) visueel vormgegeven:
‘Koning der Joden’ is voor Johannes belangrijk, adagio bij Bach.
ad (b): Het gaat over dezelfde – bespottelijke - Jüdenkönig als in 23(b), Sei gegrüßet, dus muzikaal identiek en structureel gespiegeld, maar met meer tekst, dus urgenter klinkend.
26. Koraal
tutti
In meines Herzens Grunde, | Op de bodem van mijn hart |
dein Nam und Kreuz allein | zijn het uw naam en uw kruis alleen |
funkelt all Zeit und Stunde, | die altijd en elk uur fonkelen, |
drauf kann ich fröhlich sein. | daar kan ik blij om zijn. |
Erschein mir in dem Bilde | Laat het beeld in mij verschijnen |
zu Trost in meiner Not, | tot troost in mijn ellende |
wie du, Herr Christ, so milde | van hoe u, Christus, |
dich hast geblut' zu Tod! | zo mild bent doodgebloed. |
27. Johannes 19:23-27
tenor 1, bas 1, SATB, viool 1 + traverso 1/2 + hobo 1 colla parte sopraan, viool 2 + hobo 2 colla parte alt, altviool colla parte tenor, continuo
Evangelist | Evangelist |
(a) Die Kriegsknechte aber, da sie Jesum gekreuziget hatten, nahmen seine Kleider und machten vier Teile, einem jeglichen Kriegesknechte sein Teil, dazu auch den Rock. Der Rock aber war ungenähet, von oben an gewürket durch und durch. Da sprachen sie untereinander: | (a) En toen de soldaten Jezus hadden gekruisigd, namen ze zijn kleren en verdeelden ze in vieren, voor elke soldaat een deel, en ook het onderkleed. Maar het onderkleed was zonder naad, van bovenaf aan één stuk geweven. Toen zeiden ze tegen elkaar: |
Chorus | Koor |
(b) Lasset uns den nicht zerteilen, sondern darum losen, wes er sein soll. | (b) Laten we dat niet scheuren, maar erom loten wie het krijgt. |
Evangelist | Evangelist |
(c) Auf daß erfüllet würde die Schrift, die da saget ‘Sie haben meine Kleider unter sich geteilet und haben über meinen Rock das Los geworfen.’ Solches taten die Kriegsknechte. | (c) Opdat de Schrift vervuld zou worden, die zegt: 'Zij hebben mijn kleren onder elkaar verdeeld en over mijn kleed hebben ze het lot geworpen.' Dat deden de soldaten. |
Es stund aber bei dem Kreuze Jesu seine Mutter und seiner Mutter Schwester, Maria, Kleophas Weib, und Maria Magdalena. Da nun Jesus seine Mutter sahe und den Jünger dabei stehen, den er lieb hatte, spricht er zu seiner Mutter: | En bij het kruis van Jezus stonden zijn moeder en de zus van zijn moeder, Maria de vrouw van Klopas, en Maria Magdalena. Toen nu Jezus zijn moeder zag en naast haar de discipel die hij liefhad, zei hij tegen zijn moeder: |
Jesus | Jezus |
Weib, siehe, das ist dein Sohn! | Vrouw, kijk, dat is je zoon. |
Evangelist | Evangelist |
Darnach spricht er zu dem Jünger: | Daarna zei hij tegen de discipel: |
Jesus | Jezus |
Siehe, das ist deine Mutter! | Kijk, dat is je moeder. |
ad (b): Het laatste turbakoor verschilt van alle agressieve vorige. In barok contrast met het tragische gebeuren vermaken soldaten zich aan de voet van het kruis, vrolijk en onverschillig: men dobbelt om Christus’ naadloze mantel. Brueghel, Jeroen Bosch. Een schertsfuga. Syncopen illustreren het verdelingsprobleem, de celli laten de dobbelstenen rollen met een destijds avantgardistische begeleidingsfiguur, de gebroken drieklank in de linkerhand van 18e-eeuwse pianosonates, later aangeduid als ‘albertijnse bas’ (Alberti 1710-1740). Het palaver eindigt in homofone overeensteming.
ad (c): Met een adagio onderstreept Bach de Johanneïsche theologie dat de lijdende Messias een oudtestamentische profetie vervult. ‘De discipel die hij liefhad’ is opnieuw Johannes zelf.
28. Koraal
tutti
Er nahm alles wohl in acht | Hij zorgde goed voor alles |
in der letzten Stunde, | in zijn laatste uur. |
seine Mutter noch bedacht, | Hij dacht nog aan zijn moeder, |
setzt ihr ein' Vormunde. | gaf haar een voogd. |
O Mensch, mache Richtigkeit, | O mens, stel orde op zaken, |
Gott und Menschen liebe, | heb God en de mensen lief, |
stirb darauf ohn alles Leid, | sterf daarna zonder enig leed, |
und dich nicht betrübe! | en wees niet bedroefd! |
29. Johannes 19:27-30
tenor 1, bas 1, continuo
Evangelist | Evangelist |
Und von Stund an nahm sie der Jünger zu sich. | En vanaf dat moment nam de discipel haar bij zich. |
Darnach, als Jesus wußte, daß schon alles vollbracht war, daß die Schrift erfüllet würde, spricht er: | Daarna, toen Jezus wist dat alles al volbracht was, zegt hij, opdat de Schrift vervuld zou worden: |
Jesus | Jezus |
Mich dürstet! | Ik heb dorst. |
Evangelist | Evangelist |
Da stund ein Gefäße voll Essigs. Sie fülleten aber einen Schwamm mit Essig und legten ihn um einen Isopen, und hielten es ihm dar zum Munde. Da nun Jesus den Essig genommen hatte, sprach er: | Er stond daar een vat met zure wijn. En ze drenkten een spons in de zure wijn en staken die op een hysoptak en hielden die voor zijn mond. En toen Jezus de zure wijn had genomen, zei hij: |
Jesus | Jezus |
Es ist vollbracht! | Het is volbracht. |
De dorst is een detail dat alleen de evangelist Johannes is bijgebleven, maar vooral omdat het een profetie vervult.
30. Aria (A)
alt, viola da gamba, continuo
Es ist vollbracht! | Het is volbracht! |
O Trost vor die gekränkten Seelen! | O troost voor de gekwetste zielen. |
Die Trauernacht | De droeve nacht |
läßt nun die letzte Stunde zählen. | telt nu haar laatste uur. |
Der Held aus Juda siegt mit Macht | De held uit Juda wint met macht |
und schließt den Kampf. | en beslecht de strijd. |
Es ist vollbracht! | Het is volbracht! |
Jezus’ laatste woord vormt tekst en muzikaal thema voor een tedere meditatie van viola da gamba en alt. ‘Molto adagio’, rouwmuziek als een Franse ‘tombeau’. Maar een maximaal contrasterend B-deel (vivace), een ‘bataglia’ met fanfares, herinnert aan de samenhang van dood en overwinning: Und schließt den Kampf staat ten slotte op dezelfde noten als Es ist vollbracht.
31. Johannes 19:30
tenor 1, continuo
Evangelist | Evangelist |
Und neiget das Haupt und verschied. | En hij boog het hoofd en stierf. |
32. Aria (B) & Koraal
bas 1, SATB, continuo
Mein teurer Heiland, laß dich fragen, | Mijn dierbare Heiland, mag ik vragen, |
Jesu, der du warest tot, | Jezus, u die dood was, |
da du nunmehr ans Kreuz geschlagen | nu u aan het kruis bent genageld |
und selbst gesagt: Es ist vollbracht, | en zelf hebt gezegd: Het is volbracht, |
lebest nun ohn Ende, | leeft nu eeuwig, |
bin ich vom Sterben frei gemacht? | ben ik nu van het sterven bevrijd? |
in der letzten Todesnot | in mijn laatste doodsnood |
nirgend mich hinwende | richt ik mij nergens anders op |
Kann ich durch deine Pein und Sterben | Kan ik door uw pijn en uw sterven |
das Himmelreich ererben? | het hemelrijk erven? |
Ist aller Welt Erlösung da? | Is er nu verlossing voor iedereen? |
als zu dir, der mich versühnt, | dan op u, die mij verzoent, |
o du lieber Herre! | o dierbare Heer! |
Du kannst vor Schmerzen zwar nichts sagen; | U kunt van pijn weliswaar niets zeggen, |
Gib mir nur, was du verdient, | Geef mij slechts wat u hebt verdiend, |
doch neigest du das Haupt | maar u buigt het hoofd |
und sprichst stillschweigend: ja. | en zegt stilzwijgend: Ja. |
mehr ich nicht begehre! | meer verlang ik niet. |
Na zes evangelistenwoorden is niet de situatie veranderd, maar het perspectief: van de dode Jezus naar de verloste gemeente, die een koraal in majeur aanheft. Zij beantwoordt de vele vragen van de bassolist aan de gekruisigde met berustend vertrouwen. In Bachs uitvoering was de bassolist dezelfde die zojuist als Christus was overleden. Jesu, der du warest tot.
33. Mattëus 27:51-52
tenor 1, continuo
Evangelist | Evangelist |
Und siehe da, der Vorhang im Tempel zerriß in zwei Stück von oben an bis unten aus. Und die Erde erbebete, und die Felsen zerrissen, und die Gräber täten sich auf, und stunden auf viel Leiber der Heiligen. | En kijk, het gordijn in de tempel scheurde in tweeën, van boven naar beneden. En de aarde beefde, en de rotsen spleten, en de graven gingen open, en veel lichamen van de heiligen stonden op. |
De tweede tekstinlas, uit Matteüs, met plastische tekstschildering in het continuo.
34. Arioso (T)
tenor 1, strijkers, traverso 1/2, hobo da caccia 1/2, continuo
Mein Herz, indem die ganze Welt | Mijn hart, nu de hele wereld |
bei Jesu Leiden gleichfalls leidet, | met Jezus' lijden meelijdt, |
die Sonne sich in Trauer kleidet, | nu de zon rouwkleding aantrekt, |
der Vorhang reißt, der Fels zerfällt, | het gordijn scheurt, de rots uiteenvalt, |
die Erde bebt, die Gräber spalten, | de aarde beeft, de graven splijten |
weil sie den Schöpfer sehn erkalten, | omdat ze de Schepper zien verstijven, |
was willst du deines Ortes tun? | wat wil jij op jouw plaats doen? |
Menselijke wanhoop, oog in oog met een sidderende aarde, een scheurend tempelgordijn, vallende rotsblokken en opensplijtende graven, zoals door de strijkers verbeeld. Een harmonisch vraagteken tot slot.
35. Aria (S)
sopraan, traverso 1, hobo da caccia 1, continuo
Zerfließe, mein Herze, | Smelt weg, mijn hart, |
in Fluten der Zähren | in stromen van tranen, |
dem Höchsten zu Ehren! | tot eer van de Allerhoogste! |
Erzähle der Welt und dem Himmel die Not: | Klaag de wereld en de hemel je nood: |
Dein Jesus ist tot! | Jouw Jezus is dood! |
Melodie en kloppende bas doen denken aan de aria Erbarme dich uit de Matthäus-Passion. Fluit en hobo da caccia verbeelden met zuchtende seufzers en golven van Tränen het verdriet van de sopraan. Aarzelend komt het woord over haar lippen, maar dan ook bij herhaling, met fermates onderstreept en in steeds andere vormen, zelfs als het da capo al begonnen lijkt, volhardt ze in deze vreselijke zin. Ze herneemt haar begintekst met wat extra expressie. Een van de meest Italiaanse, zinnelijk-piëtistische aria’s.
36. Johannes 19:31-37
tenor 1, continuo
Evangelist | Evangelist |
Die Jüden aber, dieweil es der Rüsttag war, daß nicht die Leichname am Kreuze blieben den Sabbath über (denn desselbigen Sabbaths Tag war sehr groß), baten sie Pilatum, daß ihre Beine brochen und sie abgenommen würden. | En de Joden, omdat het de voorbereidingsdag voor Pasen was en ze niet wilden dat de lichamen op de sabbat aan het kruis bleven hangen (want deze sabbat was een grote dag), vroegen Pilatus hun benen te laten breken en hen van het kruis te laten halen. |
Da kamen die Kriegsknechte und brachen dem ersten die Beine und dem andern, der mit ihm gekreuziget war. Als sie aber zu Jesu kamen, da sie sahen, daß er schon gestorben war, brachen sie ihm die Beine nicht; sondern der Kriegsknechte einer eröffnete seine Seite mit einem Speer, und alsobald ging Blut und Wasser heraus. | Toen kwamen de soldaten en die braken de benen van de eerste en van de andere die met hem gekruisigd was. Maar toen ze bij Jezus kwamen, zagen ze dat hij al gestorven was en braken ze zijn benen niet, maar een van de soldaten stak in zijn zij met een speer, en meteen liep er bloed en water uit. |
Und der das gesehen hat, der hat es bezeuget, und sein Zeugnis ist wahr, und derselbige weiß, daß er die Wahrheit saget, auf daß ihr gläubet. Denn solches ist geschehen, auf daß die Schrift erfüllet würde: ‘Ihr sollet ihm kein Bein zerbrechen.’ Und abermal spricht eine andere Schrift: ‘Sie werden sehen, in welchen sie gestochen haben.’ | En hij die het gezien heeft, heeft ervan getuigd, en zijn getuigenis is waar, en hij weet dat hij de waarheid spreekt, opdat u gelooft. Want dit is gebeurd opdat de Schrifttekst zou worden vervuld: 'Jullie zullen hem geen been breken'. En ook zegt een andere tekst: 'Ze zullen zien in wie ze hebben gestoken.' |
Zakelijk vervolgt de evangelist zijn bericht; alleen de voor Johannes belangrijke, voorspellende citaten uit het Oude Testament worden met adagio’s onderstreept.
37. Koraal
tutti
O hilf, Christe, Gottes Sohn, | O help, Christus, Zoon van God, |
durch dein bitter Leiden, | met uw bittere lijden |
daß wir dir stets untertan | dat wij u altijd gehoorzamen, |
all Untugend meiden, | alle ondeugd mijden, |
deinen Tod und sein Ursach | uw dood en de oorzaak daarvan |
fruchtbarlich bedenken, | met vrucht overdenken, |
dafür, wiewohl arm und schwach, | en u daarvoor, hoewel arm en zwak, |
dir Dankopfer schenken! | dankoffers schenken! |
Het lange verhaal van de graflegging wordt nog slechts door een koraal onderbroken en biedt een laatste gelegenheid te bewonderen hoe Bach met minimale middelen de expressie van een sobere tekst weet te verhogen. De geschiedenis komt tot stilstand.
38. Johannes 19:38-42
tenor 1, continuo
Evangelist | Evangelist |
Darnach bat Pilatum Joseph von Arimathia, der ein Jünger Jesu war (doch heimlich, aus Furcht vor den Jüden), daß er möchte abnehmen den Leichnam Jesu. Und Pilatus erlaubete es. | Daarna vroeg Jozef van Arimathea, die een volgeling van Jezus was (maar in het geheim, uit vrees voor de Joden), aan Pilatus of hij het lichaam van Jezus van het kruis mocht halen. En Pilatus stond het toe. |
Derowegen kam er und nahm den Leichnam Jesu herab. Es kam aber auch Nikodemus, der vormals bei der Nacht zu Jesu kommen war, und brachte Myrrhen und Aloen unter einander, bei hundert Pfunden. | Hij ging er dus heen en haalde het lichaam van Jezus van het kruis. En Nicodemus, die ooit 's nachts bij Jezus was gekomen, kwam ook, en hij had een mengsel van mirre en aloë bij zich, wel honderd pond. |
Da nahmen sie den Leichnam Jesu und bunden ihn in leinen Tücher mit Spezereien, wie die Jüden pflegen zu begraben. Es war aber an der Stätte, da er gekreuziget ward, ein Garte, und im Garten ein neu Grab, in welches niemand je geleget war. Daselbst hin legten sie Jesum, um des Rüsttags willen der Jüden, dieweil das Grab nahe war. | Ze namen het lichaam van Jezus en wikkelden het in linnen doeken met specerijen, zoals de Joden dat doen als ze iemand begraven. Dichtbij de plek waar hij gekruisigd was, was een hof, en in die hof was een nieuw graf, waar nog niemand in had gelegen. Daar legden ze Jezus in, ter wille van de voorbereidingsdag van de Joden, omdat dat graf dichtbij was. |
39. Koor
tutti
Ruht wohl, ihr heiligen Gebeine, | Rust zacht, heilige beenderen, |
die ich nun weiter nicht beweine, | die ik nu niet blijf bewenen, |
ruht wohl und bringt auch mich zur Ruh! | rust zacht en breng ook mij tot rust. |
Das Grab, so euch bestimmet ist | Het graf, dat voor jullie bestemd is |
und ferner keine Not umschließt, | en nu geen nood meer bevat, |
macht mir den Himmel auf | opent voor mij de hemel |
und schließt die Hölle zu. | en sluit de hel. |
Conclusio: berusting en vertrouwen. Dalende figuren symboliseren de graflegging, stijgende het uitzicht op de hemel dat het gesloten graf biedt. Op het ritme van een menuet een stuk in de opmerkelijke rondovorm, A-B-A-B-’A. Het refrein Ruht wohl, … (A) wordt driemaal ongewijzigd herhaald, het sterk contrasterende couplet Das Grab… (B) tweemaal, waarvan de laatste keer zonder bassen en continuo: bij Bach altijd symbool voor naïveteit en schuldeloosheid. Altviolen spelen een surrogaatbas, er zijn alleen enkele dalend gebroken akkoorden van de continuobas, die naar het graf verwijzen. De drie stemmen verdichten zich in het slotakkoord tot één noot: helemaal dicht is het graf.
40. Koraal
tutti
Ach Herr, laß dein lieb Engelein | Ach Heer, laat uw lieve engeltjes |
am letzten End die Seele mein | aan het eind van mijn leven mijn ziel |
in Abrahams Schoß tragen, | naar Abrahams schoot brengen, |
den Leib in seim Schlafkämmerlein | laat mijn lichaam in zijn slaapkamertje |
gar sanft, ohn einge Qual und Pein, | heel zacht en zonder enige smart en pijn |
ruhn bis am jüngsten Tage! | rusten tot de Jongste Dag! |
Alsdenn vom Tod erwekke mich, | Wek mij dan op uit de dood, |
daß meine Augen sehen dich | opdat mijn ogen u zien |
in aller Freud, o Gottes Sohn, | in alle vreugde, o Zoon van God, |
mein Heiland und Genadenthron! | mijn Heiland en genadetroon! |
Herr Jesu Christ, erhöre mich, erhöre mich, | Jezus Christus, verhoor mij, verhoor mij, |
ich will dich preisen ewiglich! | ik wil u eeuwig prijzen. |
Opstanding is de zin van het lijden. ‘Het meest wonderbaarlijke koraal van de gehele muziekliteratuur’ (Brandts Buys) verwijst de dankbare gemeente uit de duisternis van kruis en graf naar het licht van Pasen en opstanding. Een slotkoraal, zoals in cantates gebruikelijk.
In de op vier en vijf na laatste maat zingen de bassen de omkering van het B-A-C-H-motief (b-c-a-bes): ook Bach wil zich bekeren.
Naschrift
Eduard van Hengel was bezig de bespreking en de toelichtingen van de Johannes-Passion bij te werken op basis van inmiddels opgedane kennis. Hij heeft het niet kunnen voltooien en wij, zijn erven, presenteren hier de bestaande versie, aangevuld met wat nog te achterhalen viel.