Eduard van Hengel

Johann Sebastian Bach vocale werken

Johann Sebastian Bach

Sanctus in D (BWV 238)

Geschreven voor Kerkelijke feestdag

Voor het eerst uitgevoerd: 25 dec 1723

Libretto: Bijbeltekst

Koor SATB orkest str cont

Totaal 1 delen

Vertaling: Ria van Hengel

beluister

downloads uitleg

Bespreking

Luthers invoering van de volkstaal in de misliturgie (waarvan hij de structuur handhaafde) betrof vooral het Proprium Missae, de dagelijks wisselende teksten, liederen, bijbelgedeelten en prediking; daartoe behoorden en in Bachs tijd de Hauptmusik, de cantates. Minder bezwaar had Luther tegen het Latijn in het Ordinarium Missae, de vaste gedeelten, waarvan de betekenis de kerkgangers dankzij de veelvuldige herhaling als vertrouwd kon worden beschouwd. Derhalve was er in Bachs Leipzig op kerkelijke feestdagen, dat waren er een stuk of vijftien per jaar, ruimte voor concertante (figuraliter) zettingen van Kyrie, Gloria en Sanctus tijdens de Hauptgottesdienst, en van het Magnificat tijdens de vespers. Daarvoor kwamen bestaande composities van andere, zelfs van rooms-katholieke componisten in aanmerking, maar Bach leverde ook al snel eigen bijdragen aan dit repertoire. Waarschijnlijk binnen één maand na zijn aantreden in Leipzig componeerde hij voor het Johannisfest op 25 juni zijn Sanctus in C-groot (BWV 237) en voor Maria Visitatie op 2 juli de eerste versie van het Magnificat (BWV 243a).
Voor Kerstmis 1723 voegde hij de kerst-interpolaties aan zijn Magnificat toe en schreef hij een tweede Sanctus (BWV 238 in D-groot). Een derde Sanctus, gecomponeerd in 1724, zou uiteindelijk in zijn Hohe Messe belanden (BWV 232III).
(De negentiende-eeuwse Bachausgabe vermeldde nog drie andere Sanctus-composities (BWV 239-241) die ons weliswaar in Bachs handschrift zijn overgeleverd, maar bewerkingen bleken te zijn van stukken van andere componisten.)

De tekst van het Sanctus ontleent het lutheranisme niet aan de katholieke mis, maar direct aan de oudtestamentische bijbeltekst die daaraan ten grondslag lag, Jesaja 6:3; daarom lezen we bij Bach gloria ejus ipv gloria tua: zijn ipv uw roem, waarmee het karakter van een Sanctus verandert van een bede in een lofzang. Ook leest men Zebaoth ipv Sabbaoth en wordt het lutherse Sanctus niet gevolgd door een Hosanna en Benedictus zoals in katholieke composities.

1. Koor

SATB, strijkers, continuo

Sanctus Dominus Deus Zebaoth. Heilig is de Heer, de God der heerscharen
Pleni sunt coeli et terra gloria eius.hemel en aarde zijn vol van zijn glorie.

De instrumentale bezetting van het Sanctus BWV 238 zou je, gegeven de feestelijke omstandigheden waarvoor het werd gecomponeerd, schraal kunnen noemen: er komen geen blazers aan te pas, laat staan trompetten, maar het vierstemmig koor wordt slechts begeleid door continuo, een strijkorkest en een cornetto/zink ter versterking van de sopranen. Het enig opmerkelijke is de concertante rol van de eerste violen, die in dit geval royaal bezet zullen zijn geweest: violini in unisono schrijft Bach voor, en deze violengroep fungeert ook als vijfde stem in de fugatische gedeelten. Afgezien hiervan is dit Sanctus een a-cappellacompositie, met colla parte instrumentale ondersteuning: de tweede violen versterken de altstemmen en de altviolen de tenor.
De Sanctustekst beslaat twee regels die Bach componeert als twee direct in elkaar overgaande gedeelten van resp. 25 en 23 maten, in een 4/4 c.q. een wat dansantere 12/8-maat. Beide delen hebben een fugatische opbouw, het Sanctus wat strenger dan het Pleni sunt coeli. De thematische inzetten volgen elkaar in het eerste geval elke twee maten 'van onder naar boven' , BTAS, en in het tweede deel per maat en 'van boven naar beneden', SATB; in beide delen voegen de violen een vijfde themainzet toe. Zie onderstaand schema. In het Sanctusgedeelte wordt het thema steeds vrij strak en voorspelbaar gevolgd door een eerste (T2) en een tweede contrapunt (T3) tegenover de volgende themavertolkingen, volgens het wat schoolse principe van de permutatiefuga. Het pleni sunt coeli is wat vrijer gestructureerd. Kort voor het slot (m. 45), na een twee maten durende orgelpunt op de tonica (D), scanderen alle stemmen nog één maal unisono het Pleni sunt coeli et terra gloria eius.