Eduard van Hengel

Johann Sebastian Bach vocale werken

Johann Sebastian Bach

Mis in A (BWV 234)

Geschreven voor Kerkelijke feestdag

Voor het eerst uitgevoerd: 1738?

Libretto: Mistekst

Solisten SAB koor SATB orkest str vsolo trav1,2 cont

Totaal 6 delen, 3 koorwerken

Vertaling: Ria van Hengel

beluister

downloads uitleg

Bespreking

MISSEN

(Deze inleiding geldt voor alle vier 'korte missen'.)

 

In de jaren 1738/39 schrijft Bach een viertal composities op de Griekse c.q. Latijnse teksten van Kyrie en Gloria van de mis. Ze worden wel aangeduid als 'Lutherse missen', maar specifiek luthers zijn ze niet: ze zouden in principe ook in de katholieke eredienst gebruikt kunnen worden. Ook worden ze wel 'korte missen' of 'missae breves' genoemd, maar ook dat is misleidend: een missa brevis is een korte, compacte versie van de complete mistekst, dus inclusief Credo, Sanctus etc . Bach zelf noemt zijn composities Missa, de destijds gangbare benaming voor een Kyrie+Gloria-zetting, ter onderscheiding van een missa tota, die alle misdelen omvat.

 

Het is nog altijd niet duidelijk wat Bach heeft bewogen deze ‘missen' te componeren of liever: te assembleren, want de muziek ontleende hij aan cantates. Met zijn regelmatige cantateproductie was hij al twaalf jaar eerder gestopt, in het begin van de jaren dertig voltooide hij de reeks oratoria voor grote feesten en sleep hij nog wat aan zijn passies, maar zijn compositorische interesse voor kerkmuziek leek wel verdwenen.

- Waren ze bedoeld voor het katholieke hof in Dresden? Dat is zeer onwaarschijnlijk: de vier lutherse missen zijn totaal anders gestructureerd dan de Kyrie/Gloriamis die Bach in 1733 aanbood aan de nieuwe, katholieke koning/keurvorst te Dresden (vlassend op de titel 'Hofcompositeur') en die later het begin van zijn Hohe Messe zou gaan vormen. Bachs 'Dresdenmis' beantwoordt tot in detail aan de kerkmuzikale regels in het katholieke Dresden, waarvan Bach dus goed op de hoogte bleek

- Was het een opdracht voor een ander katholiek hof, bijvoorbeeld dat van de Boheemse Graaf Sporck, met wie Bach bewezen hartelijke contacten onderhield? Zou kunnen: ook van zijn Dresden-mis offreerde hij slechts de partijen maar behield hij zelf de partituur. Maar er is geen spoor van bewijs en graaf Sporck overleed op 30 maart 1738.

- Maar waarom zou hij ze eigenlijk niet hebben geschreven voor eigen gebruik in Leipzig? Niet voor de hand liggend, want de enige partij die wijst op een Leipziger uitvoering dateert pas van tien jaar later. Maar het zou kunnen.

Immers, Luther hervormde aanvankelijk slechts de orde van de mis onder handhaving van het Latijn (Formula Missae, 1523) en hij bepleitte pas in tweede instantie (Deutsche Messe, 1526) eredienst in volkstaal, waartoe hij de Bijbel in het Duits vertaalde, liederen componeerde die de gemeente kon meezingen (koralen) en de misstructuur (die hij handhaafde) van Duitse equivalenten voorzag: zie hieronder.Maar Luther verwijderde het Latijn nooit geheel uit de Hauptgottesdienst; afhankelijk van tijd, plaats en regio klonk er nog veel Latijn, vooral in conservatievere streken zoals Leipzig. Met name delen van het ordinarium (de dagelijks terugkerende elementen) werden nog vaak door de celebrant in het Latijn gezongen, of op hoogtijdagen zelfs concertant uitgevoerd, terwijl de onderdelen van het proprium (de dagelijks wisselende elementen zoals schriftlezing, preek, cantate) bij voorkeur in de volkstaal verliepen.

Terwijl de duitstalige cantate in de lutherse kerk het belangrijkste muziekstuk was geworden, zullen er dus onder Bachs leiding c.q. eindverantwoordelijkheid op feestdagen veel Latijnse missen zijn gezongen, die ook van katholieke componisten konden stammen. Tot 1738 beperkte Bachs compositorische bijdrage aan de Latijnse kerkmuziek zich tot enkele Sanctus-zettingen en het Magnificat. Wat kan hem hebben bewogen ineens een aantal Kyrie/Gloria-zettingen te schrijven, op basis van cantatecomposities? Twee motieven worden vaak genoemd:

1. Bach realiseerde zich dat zijn cantateteksten allengs door de theologische ontwikkelingen van zijn tijd achterhaald werden en zijn composities dus slechts in andere vorm zouden kunnen overleven;

2. cantates konden, als onderdeel van het dagelijks wisselende proprium, het tijdeigen misgedeelte, maximaal éénmaal per jaar worden uitgevoerd; de Latijnse miscomposities daarentegen hadden, met hun universelere, van tijd en theologische modes onafhankelijke tekst een potentieel hogere uitvoeringsfrekwentie.

Dat Bachs vier Kyrie/Gloria-missen voor Leipziger gebruik bestemd waren wordt echter weer onwaarschijnlijker als we ons realiseren dat Bach de benodigde 24 stukken muziek (per mis drie aria's en drie koren) betrok uit een beperkt aantal cantates, en waarschijnlijk niet de slechtste, die derhalve nog regelmatig als cantate zullen hebben geklonken.

 

PARODIEËN

Bach baseerde zijn missen dus op bestaande composities, die hij van een nieuwe tekst voorzag; het zijn derhalve allemaal (op één na) zogeheten parodieën. Dat heeft de status van de vier missen vooral in de tweede helft van de negentiende eeuw, die zo hechtte aan originaliteit en de integriteit van een kunstwerk, geen goed gedaan: 'prachtvoll entfaltete Blumen von ihren Stengeln geschnitten und zum verwelklichen Strauss gebunden' (Spitta), 'Barbarische Parodien (Schweitzer). Daar denken wij nu wat anders over. In de karikatuur van het parodiëren geeft een gemakzuchtige componist zijn tekstdichter opdracht een nieuwe tekst te vervaardigen die metrisch, qua affect en qua versstructuur identiek is aan een oude, en laat hij vervolgens één van zijn studenten/kopiïsten in alle partijen de nieuwe tekst onder de bestaande muziek schrijven. Klaar is Kees. Zulke goedkope (‘dichterlijke') parodieën kennen we van Bach nauwelijks; hij besteedde altijd de uiterste zorg aan de nieuwe tekstplaatsing en de relatie met de bijbehorende muziek, en al helemaal in het geval dat - zoals hier - de nieuwe tekst een bestaande, niet-metrische Latijnse prozatekst is. Men is het er wel over eens dat Bach sneller klaar was geweest wanneer hij nieuwe stukken had gecomponeerd; er was hem blijkbaar veel aan gelegen zijn oude composities een nieuw leven te geven. Wie Bachs missen afkeurt omdat ze louter parodieën bevatten, moet ook zijn Weihnachts-Oratorium en Hohe Messe afwijzen.

Zoals onderstaand overzicht laat zien bestaan alle vier de missen uit zes delen: drie koren voor het Kyrie en de hoekdelen van het Gloria, en drie achtereenvolgende aria's voor de overige Gloria-gedeelten, waarbij de verdeling van de tekst over deze drie stukken enigszins varieert, zie de 'mistekst' verder naar onderen. Van vier van de 24 stukken weten we de herkomst niet; waarschijnlijk komen ze uit een verloren gegane cantate. Eén deel, het openingskoor van BWV 233 (F-groot), heeft Bach oorspronkelijk in Weimar, tussen 1708 en 1714 op de Kyrie-tekst gecomponeerd; van de overige negentien stukken ontleent Bach er dertien aan slechts vier cantates, die hij daarmee volledig heeft geparodieerd, voorzover bruikbaar, want uiteraard komen uit cantates slechts koren en aria's, geen recitatieven en koralen in aanmerking voor parodiëring in missen. Dat Bach voor zijn missen vier cantates integraal hergebruikt, toont dat aan zijn viertal missen een samenhangend plan ten grondslag lag. Omdat het aandeel koren in cantates kleiner is dan in de missen moet Bach vooral voor enkele koren een beroep doen op diverse andere cantates.

De vier missen verdelen de mistekst op verschillende manieren in zes delen, zoals het volgende schema uitwijst.

Missa in A (BWV 234)

1. Koor

SATB, strijkers, traverso 1/2, continuo

Kyrie eleison,Heer ontferm u,
Christe eleison,Christus ontferm u,
Kyrie eleison.Heer ontferm u.
beluister:

In het eerste Kyrie (1a) komt direct de gehele, doch slechts kamermuzikale bezetting in actie: strijkers en twee traverso's, die hier als twee responderende koren worden behandeld. Het tweede Kyrie-deel, Christe eleison (1b) is een adembenemende versmelting van twee zeer uiteenlopende vormen: de meest vrije, ongebonden vorm van het accompagnato recitatief met de meest strenge en gebonden vorm van de canon: alle stemmen zingen dezelfde recitatief-achtige passage, maar lopen tweeëneenhalve maat achter elkaar aan. De fluiten voegen daar ten slotte een vijfde stem aan toe. Voor het tweede Kyrie (1c), de aanroeping van de derde persoon der Drie-eenheid , de Heilige Geest, kiest Bach de meest vergeestelijkte, abstracte vorm, een fuga, op een thema van zes maten dat vanuit de bas naar boven wordt doorgegeven. En opnieuw fungeren de traverso's als vijfde stem. De strijkers begeleiden op een voor de latere Bach karakteristieke manier: met akkoordjes zoals je van een toetsenist gewend bent. Als iedereen aan de beurt is geweest, volgt een tweede themaexpositie, maar nu spelen de instrumentalisten colla parte met de vocalisten mee. Wanneer Bach over goede 'ripiënisten' (steunzangers) kon beschikken, zou een ripiënistenkwartet in de tweede expositie de concertisten hebben kunnen versterken.

2. Koor

SATB, strijkers, traverso 1/2, continuo

Gloria in excelsis Deo, Ere zij God in den hoge,
et in terra pax en vrede op aarde
hominibus bonae voluntatis. voor mensen van goede wil.
Laudamus te, benedicimus te, Wij loven u, wij prijzen u,
adoramus te, glorificamus te. wij aanbidden u, wij verheerlijken u.
Gratias agimus tibi Wij zeggen u dank
propter magnam gloriam tuam.voor uw grote heerlijkheid.
beluister:

Het Gloria-koor (2) verraadt zijn parodiemodel: de voortdurende afwisseling van turbulente tutti en serene solozang illustreerde in BWV 67/6 de strijd tussen bedreigingen uit de boze buitenwereld (de violen vuren hun pijlen nog af) en de vrede van Christus. Hier reserveert Bach de rustige passages voor het - aan het kerstevangelie ontleende - et in terra pax en het devote adoramus te.

3. Aria (B)

bas, solo viool, continuo

Domine Deus, Rex coelestis,Heer God, hemelse Koning,
Deus Pater omnipotens,God, almachtige Vader.
Domine Fili unigenite Jesu Christe,Heer, eniggeboren Zoon, Jezus Christus,
Domine Deus, Agnus Dei, Filius Patris.Heer God, Lam van God, Zoon van de Vader.
beluister:

De eerste aria (3) is een intiem trio voor de bas, het continuo en een vioolpartij waarvan de hoge ligging en de grote sprongen omhoog het hemelhoge (coelestis) karakter van de heer lijken te illustreren.

4. Aria (S)

sopraan, strijkers, traverso 1/2

Qui tollis peccata mundi,U die de zonden der wereld draagt,
miserere nobis,ontferm u over ons,
suscipe deprecationem nostram.aanvaard onze smeekbede.
Qui sedes ad dexteram Patris,U die zit aan de rechterhand van de Vader,
miserere nobis.ontferm u over ons.
beluister:

Het centrum van het Gloria vormt de expressieve sopraanaria Qui tollis peccata mundi (4), met een etherische baslijn van strijkers in plaats van een basso continuo, en twee traverso's die de oboi da caccia uit BWV 179/5 vervangen. De teksten zijn zeer vergelijkbaar, letterlijk zelfs: peccata (zonden) vervangen Sünden. Tot de gewijzigde noten behoort een diepe sprong naar beneden, die de laagheid van de wereld (mundi) onderstreept.

5. Aria (A)

alt, strijkers, continuo

Quoniam tu solus sanctus,Want u alleen bent heilig,
tu solus Dominus,u alleen bent de Heer,
tu solus altissimus Jesu Christe.u alleen bent de hoogste, Jezus Christus.
beluister:

Met de alt-aria (5) verandert het wat bedrukte b-klein van de sopraan uit (4) in een onbekommerd en dansant D-groot; alle strijkers verenigen zich ter ondersteuning van het Quoniam tu solus sanctus.

6. Koor

SATB, strijkers, traverso 1/2, continuo

Cum Sancto SpirituMet de Heilige Geest
in gloria Dei Patris, amen.in de glorie van God de Vader, amen.
beluister:

Het slotkoor (6) wordt ingeleid door de woorden Cum sancto Spiritu, gedragen en homofoon vierstemmig gezet (grave), waarna de geest pas echt uit de fles komt met een virtuoze fuga op de woorden in gloria Dei Patris, die we herkennen als het openingskoor van BWV 136, Erforsche mich Gott; daar met het opschrift Lento, thans Vivace. De hoorn, die in BWV 179 toch al weinig eigen noten speelde, kon vervallen, de hobopartijen zijn door de fluiten overgenomen.