Eduard van Hengel

Johann Sebastian Bach vocale werken

Johann Sebastian Bach

Lobet den Herrn (BWV 230)

Geschreven voor onbekend

Voor het eerst uitgevoerd: 1700

Libretto: Bijbeltekst

Koor SATB orkest cont

Totaal 1 delen, 1 koorwerk

Vertaling: Ria van Hengel

beluister

downloads uitleg

Bespreking

(Een algemene inleiding over motetten staat bij BWV 227 )

Als Thomascantor was Bach verantwoordelijk voor de muzikale hoofdschotel van de lutherse liturgie, de cantates die hij lange tijd wekelijks componeerde. Motetten, d.w.z. stukken voor koor a cappella op niet-liturgische religieuze teksten, waren bijzaak; zij werden slechts als introïtus tot de wekelijkse eredienst gezongen, onder verantwoordelijkheid van een assistent, waarbij men putte uit bestaande bundels en de eigen collectie. Motetten componeerde Bach slechts voor enkele speciale gelegenheden; we kennen er thans een stuk of tien, waarvan drie voor begrafenissen van plaatselijke vooraanstaanden. Maar in tegenstelling tot zijn overige composities werden juist Bachs motetten na zijn dood in achttiende eeuw nog voortdurend uitgevoerd. Pas in 1821 dook het motet Lobet den Herrn op, in een gedrukte versie, die twijfel oproept aan Bachs auteurschap. Lobet den Herrn wijkt ook nogal af van de andere motetten: het is slechts vierstemmig, terwijl de andere motetten vijfstemmig of dubbelkorig zijn; het bestaat slechts uit één deel en duurt net zes minuten; het heeft een afzonderlijke continuopartij die niet samenvalt met de vocale baspartij, en het is niet opgetrokken rond een koraalmelodie, maar behandelt een psalmtekst, de zeer korte Psalm 117.

(Meer argumentatie over het auteurschap vindt men hieronder).

 

Omdat motetten behoren tot de in Bachs tijd al ouderwetse prébarokke polyfone stijl, treft men er altijd wel imitatieve vormen aan: stemmen die achtereenvolgens zelfde motiefjes verwerken. BWV 230 bevat echter allerlei compositorische hoogstandjes in het veel strengere genre van de fuga, die het toch weer moeilijk voorstelbaar maken dat het stuk door iemand anders dan Bach is gecomponeerd.

1. Koor

SATB, continuo

Lobet den Herrn, alle Heiden, Loof de Heer, alle volken
und preiset ihn, alle Völker! en prijs hem, alle naties!


Denn seine Gnade und Wahrheit Want zijn genade en waarheid
waltet uber uns in Ewigkeit. heersen over ons in eeuwigheid.


Alleluja.Halleluja.

Elke tekstregel krijgt een fugathema mee maar om te voorkomen dat het motet in vijf van elkaar losstaande deeltjes uiteenvalt, verdeelt de componist de tekst in drieën door de eerste vier regels te verwerken tot twee dubbelfuga's: fuga's met twee thema's. Daarbij kunnen we nog weer nader onderscheiden tussen een 'synthetische dubbelfuga' (A, regels 1 en 2), die beide thema's eerst afzonderlijk in een vierstemmige koorfuga verwerkt alvorens ze met elkaar te combineren, en een 'simultaanfuga' (of: parallelfuga) (B, regels 3 en 4), waarin de twee verschillende thema's direct samen van start gaan en alle stemmen achtereenvolgens elk der beide thema's zingen.
De twee dubbelfuga's (A en B in het schema) worden duidelijk van elkaar gescheiden door een homofoon, niet fugatisch maar akkoordisch gedeelte op de woorden Denn seine Gnade etc., met prachtige zettingen van Wahrheit in de maten 60 en 66.
De eerste twee koorfuga's (A, Lobet en preiset) en de laatste (C, Alleluja) hebben een zelfde opbouw:
- een 'expositie', waarin alle stemmen achtereenvolgens het thema introduceren;
- een intermezzo, waarin losjes wordt gespeeld met themabrokstukken
- en een uitwerking (soms niet door alle stemmen, 'beperkt') waarin opnieuw het thema de hoofdrol speelt.
De vijf verschillende fugathema's hebben tekst illustrerende kwaliteiten:
I   een trompetachtige, stijgend gebroken drieklank, jubel en vreugde; die is, nogal ongebruikelijk bij Bach, heel wijd, een octaaf plus een kwint omspannend;
II  een vrolijk melisma op preiset, gevolgd door een boogvormig motief dat meestal het geheel, alles, de totaliteit, wereldomspannend etc. illustreert en hier dus alle Völker;
III een heel lange noot voor Ewigkeit;
IV een markante octaafsprong op Gnade;
V  de 4/4-maat gaat over in een dansante 3/8-maat met een zwierig thema; de expositie verloopt paarsgewijs canonisch.
Het schema brengt de structuur in beeld.

*) Ook een aantal technische details in het motet roept twijfel op aan Bachs auteurschap.
1. Met de eerste twee thema's wordt een dubbelfuga gevormd waarin deze thema's maar gebrekkig met elkaar worden gecombineerd en eigenlijk nergens in hun geheel tegenover elkaar staan. Dat zou ook niet kunnen want - zoals het linker muziekvoorbeeld laat zien - ze lopen op een bepaald punt exact parallel: daar zou de tweestemmigheid verdwijnen.
Wie een dubbelfuga wil schrijven bekijkt dat toch tevoren?

2. De tekstplaatsing is op enkele plaatsen niet zoals we van Bach gewend zijn. Kijk bijv. naar de bas in maat 47: daar begint het thema op de tweede kwart, maar de tekst Lobet pas op de derde, omdat het voorafgaande woord Völker nog moet worden voltooid.
3. Kijk ook (rechter muziekvoorbeeld) naar de merkwaardige octaafsprong in het Gnade-thema: Gna-ha-ha-de. Zou je van Bach niet eerder de gesuggereerde tweede oplossing verwachten?
4. En dan zijn er nog de uitvoerige en herhaalde terts- en sextparallellen op het onbelangrijke woord walten in deel 2.

Ter oplossing van alle ongerijmdheden wordt nu gedacht dat BWV 230 weliswaar ooit door Bach is gecomponeerd, maar aanvankelijk op de Latijnse tekst van Psalm 117 (hieronder); dat zou ook verklaren waarom er een verwijzing naar het stuk bestaat als zetting van 'Psalm 116', de katholieke telling! Bij de overgang naar Luthers kortere versie van Psalm 117 (door iemand anders) zou de ongeschikte tekstplaatsing zijn ontstaan; Bach zou in zo'n geval de muziek hebben aangepast. De vele noten op walten zouden dan oorspronkelijk de teksten misericordia (barmhartigheid) en benignitas (goedertierenheid) hebben gedragen, een adequate tekstbelichting!

Psalm 117
Alleluja. Laudate Dominum, omnes gentes;
laudate eum, omnes populi.
Quoniam confirmata est
super nos misericordia ejus,
et veritas Domini manet in aeternum.
BWV 230
Lobet den Herrn, alle Heiden,
und preiset ihn, alle Völker!
Denn seine Gnade und Wahrheit
waltet uber uns in Ewigkeit.
Alleluja.

terug

 

 

met dank aan Klaus Hofmann, Die Motetten JSBs, Bärenreiter, 2003