Johann Sebastian Bach
Laßt uns sorgen, laßt uns wachen
( Herkules auf dem Scheidewege) (BWV 213)
Geschreven voor Gelukwens
Voor het eerst uitgevoerd: 5 sep 1733
Libretto: Christian Friedrich Henrici (alias Picander)
Solisten SAATB koor SATB orkest str vlasolo1,2 ob1,2 obd'am cor1,2 cont
Totaal 13 delen, 2 koorwerken
Vertaling: Ria van Hengel
Deze cantate werd de afgelopen jaren nooit uitgevoerd
beluister
Bespreking
“ Das Bachische Collegium Musicum wird Morgen als den 5. September anni currentis im Zimmermannischen Garten vor dem Grimmischen Thore den hohen Geburthstag des Durchlauchtigsten Chur-Prinzen von Sachsen mit einer solennen Musick von Nachmittag 4. bis 6. Uhr unterthänigst celebriren” |
Zo kondigden de Leipziger Zeitungen in 1733 de openluchtuitvoering aan van de gelukwenscantate BWV 213 door het studentenensemble Collegium Musicum, waarvan Bach in 1729 de leiding had gekregen. De gelukwens gold de elfde verjaardag van prins Friedrich Christian, de zoon van Sachsens keurvorst en koning van Polen August II, die in het voorjaar zijn overleden vader August der Starke was opgevolgd.
Bach had sterke, persoonlijke motieven voor dit 'extraordinaire' optreden: sinds de ambtsaanvaarding van August II, die wellicht wat cultuurlievender was dan zijn vader, aasde Bach op de titel Hofcompositeur (en misschien zelfs op de functie van kapelmeester van het wereldberoemde hoforkest te Dresden). Daarom had hij de muziekloze rouwperiode in het voorjaar van 1733 gebruikt om het Kyrie en Gloria te componeren van wat vijftien jaar later zijn Hohe Messe zou worden, en de partijen daarvan in juli 1733 unterthänigst aan het hof aangeboden. Om druk op de ketel te houden voerde hij op 3 augustus, de verjaardag van de koning, in Zimmermanns Garten de cantate Frohes Volk, vergnügte Sachsen uit (BWV Anh. I/12), waarvan de muziek helaas verloren ging, maar waarvan krantenberichten en een luxe editie van het tekstboekje de vorst in Dresden moeten hebben bereikt. Een maand later klonk dus de verjaardagscantate voor ‘s konings zoon, die we hier bespreken, en op 8 december zou in deze serie BWV 214 worden uitgevoerd (Tönet ihr Pauken, erschallet Trompeten) op de verjaardag van koningin Maria Josepha. De serie patriottische cantates zou worden voortgezet met BWV 205a (19/2/’34), BWV 208a (3/8/’34), BWV 215 (5/10/’34), BWV 207a (3/8/’35), BWV 206 (7/10/’36), BWV Anh. I/13 (28/4/’38). De titel Hofcompositeur werd Bach uiteindelijk in 1736 verleend.
Kroonprins Friedrich Christian (1722-1763) was een wat ziekelijk knaapje, van jongs af aan een rolstoel gekluisterd (portretten als hier weergegeven niettegenstaande) die zijn vader slechts twee maanden zou overleven, maar zich in de 74 dagen van zijn regeerperiode ontpopte als een doortastend, succesvol, verlicht en cultuurminnend vorst. Het is dan ook enigszins ironisch dat de librettist, Bachs vertrouwde tekstdichter Picander, hem, ondanks zijn fragiele constitutie maar conform de barokke heerserssymboliek, de onsterfelijke Griekse held en godenzoon Hercules ten voorbeeld stelt. Deze zou volgens de antieke mythologie als jongeling op een splitsing in de weg twee vrouwen hebben ontmoet die hem verschillend adviseren over de richting die hij zal kiezen: de brede weg van een aangenaam, luxueus en lustvol leven of het ongebaande steile pad dat leidt tot deugd en roem - de scène is veelvuldig afgebeeld. Herkules auf dem Scheidewege (Hercules op de tweesprong) werd dus de ondertitel van deze cantate en Hercules (alt) zal er de allegorische figuren Wollust (Wellust, sopraan) en Tugend (Deugd, tenor) ontmoeten. Aan het slot van de cantate treedt als een soort spreekstalmeester nog een vierde solist op, Mercurius (bas), boodschapper van de goden, maar als god van de handel een bekende verschijning in Messestadt Leipzig.
Picander noemt deze gelukswenscantate een Dramma per Musica, een genre dat je zou kunnen omschrijven als een miniopera. Waarin in elk geval enkele personages zich zingend tot elkaar verhouden. Maar terwijl het in de meeste door Picander ontworpen Drammae per Musica tussen die personages nogal stijfjes toegaat, iedereen zingt op zijn beurt een recitatief+aria, vertoont BWV 213 veel meer interactie: herhaalde woordwisselingen binnen één recitatief, een aria die niet alleen reflecteert, maar ook de handeling verder voert, drie delen achtereen voor één personage etc.
Het opmerkelijkste kenmerk van deze zeer weinig uitgevoerde cantate is echter dat de muziek u zo bekend zal voorkomen. BWV 213 is namelijk één van de cantates (BWV 213, 214, 215) waarvan Bach de muziek van de niet-recitativische delen hergebruikte (‘parodieerde’) in het Weihnachts-Oratorium (WO, BWV 248) dat hij eind 1734, begin 1735 voor het eerst uitvoerde; en onder die parodiemodellen is BWV 213 de hoofdleverancier: maar liefst zes (van de dertien) delen keren terug in het WO. Dat heeft tot gevolg dat mijn bespreking een tamelijk vergelijkend karakter krijgt: je kunt bij het beluisteren van Herkules auf dem Scheidewege het Weihnachts-Oratorium nu eenmaal niet uit je oren spoelen. Maar vergis u niet: de veel beroemdere kerstmuziek is niet automatisch de betere versie van BWV 213. Integendeel eigenlijk: op detailniveau is de relatie tussen tekst en muziek dankzij allerlei tekstillustratieve wendingen in de originele profane cantate hechter dan in de secundaire kerkelijke bewerking; diverse muzikale motieven en gebeurtenissen die hier betekenis hebben worden zinloos of onbegrijpelijk in het WO. Picanders opdracht voor het Weihnachts-Oratorium beperkte zich blijkbaar tot handhaving van de vorm (metrum, rijmschema, versstructuur etc) en voorzag niet in inhoudelijke correspondenties.
Cantate 213: 1. Lasst uns sorgen 3. Schlafe, mein Liebster 5. Treues Echo 7. Auf meinen Flügeln sollst du schweben 9. Ich will dich nicht hören 11. Ich bin deine, du bist meine Cantate 214: 1. Tönet, ihr Pauken 5. Fromme Musen, meine Glieder 7. Kron und Preis gekrönter Damen 9. Blühet, ihr Linden Cantate 215: 7. Durch die von Eifer entflammeten Waffen | Weihnachts-Oratorium: 41. Ich will nur dir zu Ehren leben (IV) |
Uitvoering van BWV 213 vergt een tamelijk uitgebreid instrumentaal ensemble; weliswaar geen trompetten en pauken, maar wel twee jachthoorns (corni da caccia), twee hobo’s (waaronder een hobo d’amore), een fagot, strijkers en continuo. De vier vocale solisten vormen tesamen (en ontdaan van hun dramatische identiteit) het koor in de hoekdelen 1 en 13.
1. Koor
SATB, strijkers, hobo 1/2, hoorn 1/2, continuo
Ratschluss der Götter | Raadsbesluit van de goden |
Laßt uns sorgen, laßt uns wachen | Laten we zorgen, laten we waken |
über unsern Göttersohn. | over onze godenzoon. |
Unser Thron wird auf Erden | Onze troon zal op aarde |
herrlich und verkläret werden, | heerlijk en stralend worden, |
unser Thron wird aus ihm | onze troon zal van hem |
ein Wunder machen. | een wonder maken. |
Het openingskoor draagt als opschrift Ratschluß der Götter: we bevinden ons dus reeds in de antieke godenwereld, maar nog niet te midden van de handelende personae. De goden betuigen zich verantwoordelijk voor het welzijn van de koningszoon. De twee hoorns zorgen, anders dan trompetten en pauken, voor een meer ingetogen vreugde. Het muzikale thema (afb. hiernaast) volgt de tekst nauwgezet: een dalende beweging op sorgen, een stijging op wachen, maar past evenzeer op het latere Danken en Loben in het Weihnachts-Oratorium.
2. Recitatief (A)
alt 1, continuo
Herkules | Hercules |
Und wo? Wo ist die rechte Bahn, | En waar? Waar is de juiste weg |
da ich den eingepflanzten Trieb, | waar ik de ingeplante neiging |
dem Tugend, Glanz und Ruhm und Hoheit lieb, | tot deugd, glans en roem en verhevenheid |
zu seinem Ziele bringen kann? | naar zijn bestemming kan brengen? |
Vernunft, Verstand und Licht | Rede, verstand en licht vragen erom |
begehrt, dem allen nachzujagen. | dat alles na te jagen. |
Ihr schlanken Zweige, könnt ihr nicht | O ranke takken, kunnen jullie |
Rat oder Weise sagen? | geen raad geven of de weg wijzen? |
In recitatief (2) meldt zich de alt in zijn rol van Hercules. Voordat over zijn toekomst (en die van Friedrich) enige twijfel kan ontstaan, moet worden vastgesteld dat beiden reeds bij geboorte zijn uitgerust met Tugend, Glanz, Ruhm en Hoheit. Wat kan er nog misgaan? Toch bekruipt Hercules onzekerheid over zijn te volgen levensweg en zoekt hij raad bij de bosgoden, de ‘ranke takken’.
3. Aria (S)
sopraan, strijkers, continuo
Wollust | Wellust |
Schlafe, mein Liebster, und pflege der Ruh, | Slaap maar, mijn liefste, en koester de rust, |
folge der Lockung entbrannter Gedanken. | volg de verlokking van ontbrande gedachten. |
Schmecke die Lust | Proef de lust |
der lüsternen Brust | van de wellustige borst |
und erkenne keine Schranken. | en negeer alle beperkingen. |
Van Hercules volgt nu echter geen aria, maar zonder inleidend recitatief meldt zich in aria (3) de sopraan Wollust, die Hercules een verleidelijk uitzicht biedt op een genotzuchtig bestaan. Aanminnige sextparallelen tussen beide violen, syncopes die ritmische accenten vermijden en lange liggende noten creëren de sfeer van een slaapliedje, dat hier de zinnen van Hercules moet bedwelmen en in het Weihnachts-Oratorium (WO) het babytje Jezus koesteren.
In het WO met dezelfde beginregel (II/19. Schlafe, mein Liebster) worden de twee violen gesteund door resp. een traverso en een hobo d’amore, de sopraan is vervangen door een alt en de toonsoort zakt een terts, van Bes naar G-groot.
In een laatste illustratie van keine Schranken doorloopt de sopraan met een adembenemende reeks van 48 zestienden haar hele toonspectrum; in het WO staat daar erfreuen.
4. Recitatief (S, T)
sopraan, tenor, continuo
Wollust | Wellust |
Auf! folge meiner Bahn, | Komaan! Volg mijn weg, |
da ich dich ohne Last und Zwang | waarlangs ik je zonder last en dwang |
mit sanften Tritten werde leiten. | met zachte tred zal leiden. |
Die Anmut gehet schon voran, | De bekoorlijkheid gaat al voorop |
die Rosen vor dir auszubreiten. | om rozen voor je uit te strooien. |
Verziehe nicht, den so bequemen Gang | Aarzel niet dit zo comfortabele pad |
mit Freuden zu erwählen. | met vreugde te kiezen. |
Tugend | Deugd |
Wohin, mein Herkules, wohin? | Waarheen, mijn Hercules, waarheen? |
Du wirst des rechten Weges fehlen. | Zo mis je de juiste weg. |
Durch Tugend, Müh und Fleiß | Met deugd, moeite en ijver |
erhebet sich ein edler Sinn. | komt een edel gemoed tot bloei. |
Wollust | Wellust |
Wer wählet sich den Schweiß, | Wie kiest er nou het zweet |
der in Gemächlichkeit | terwijl hij op zijn gemak, |
und scherzender Zufriedenheit | vrolijk en tevreden |
sich kann sein wahres Heil erwerben? | zijn ware heil kan verwerven? |
Tugend | Deugd |
Das heißt: sein wahres Heil verderben. | Je bedoelt: zijn ware heil kan bederven. |
Wollust herhaalt haar aanbod, maar wordt nu tegengesproken door Tugend, de deugd (tenor) die Hercules voorstelt om met Tugend, Müh en Fleiß zijn ware bestemming te bereiken. Bij het optreden van de tenor (Wohin?) gaat de toonsoort van C-groot naar Fis-klein: over een verminderde kwint, de diabolus in musica komen we in een tonaal ander werelddeel. Ook de aria’s van Wollust (3) en Tugend (5) staan in onverenigbare, ver uiteen liggende toonsoorten, resp Bes-groot (twee mollen) en A- groot (drie kruizen).
5. Aria (A)
alt 1, alt 2, hobo d'amore, continuo
Herkules | Hercules |
Treues Echo dieser Orten, | Trouwe echo van dit oord, |
sollt ich bei den Schmeichelworten | zou het verkeerd zijn als ik de vleiende woorden |
süßer Leitung irrig sein? | van de zoete leiding volgde? |
Gib mir deine Antwort: Nein! | Geef me je antwoord: Nee! |
Echo | Echo |
Nein! | Nee! |
Herkules | Hercules |
Oder sollte das Ermahnen, | Of zou het vermanen, |
das so mancher Arbeit nah, | dat om zoveel inspanning vraagt, |
mir die Wege besser bahnen? | beter de weg voor mij banen? |
Ach! so sage lieber: Ja! | Ach, zeg dan liever: Ja! |
Echo | Echo |
Ja! | Ja! |
Hercules (alt) beraadt zich en laat zich adviseren door de echo van de natuur: is het verkeerd om de weg van de zoete wellust te kiezen (Nee!), of moet ik de moeizame route van de deugd gaan (Ja!).
Een echo-aria was in Bachs tijd een al wat overjarig geintje uit de eerste barokopera’s, dat vooral leuk is wanneer de echo (zoals in Monteverdi’s Mariavespers) slechts een woordrest herhaalt en daarmee betekenis toevoegt: gaudio (‘ik verheug mij’) wordt audio (‘ik luister’). Bach lapt bovendien de regels van het genre aan zijn laars door in de maten 61, 91, 127 de echo op eigen initiatief te laten spreken.
Wanneer het Ja!-woord eenmaal heeft geklonken is er uiteraard geen terugkeer (da capo) naar het begin meer mogelijk; de aria eindigt met een verkorte herhaling van het instrumentale voor- en tussenspel en heeft dus de structuur A-B1-B2.
In het Weihnachts-Oratorium (IV/39. Flösst, mein Heiland), wordt dit een sopraanaria, een terts omhoog getransponeerd, van A naar C-groot en met een hobo in plaats van de hobo d’amore.
6. Recitatief (T)
tenor, continuo
Tugend | Deugd |
Mein hoffnungsvoller Held! | Mijn veelbelovende held! |
Dem ich ja selbst verwandt | aan wie ik zelf immers verwant ben, |
und angeboren bin, | we hebben dezelfde natuur, |
komm und erfasse meine Hand | kom en pak mijn hand |
und höre mein getreues Raten, | en luister naar mijn getrouwe advies, |
das dir der Väter Ruhm und Taten | waarmee ik je de roem en de daden van je vaderen |
im Spiegel vor die Augen stellt. | laat zien in de spiegel. |
Ich fasse dich und fühle schon | Ik pak je vast en voel meteen al |
die folgbare und mir geweihte Jugend. | de na te volgen en aan mij gewijde jeugd. |
Du bist mein echter Sohn, | Je bent mijn echte zoon, |
ich deine Zeugerin, die Tugend. | ik heb je voortgebracht, de deugd. |
Nu is Tugend in drie achtereenvolgende delen aan het woord. In recitatief (6) neemt hij zijn protégé bij de hand, maar stipuleert nog eens dat hun lotsverbondenheid al levenslang bestond.
7. Aria (T)
tenor, viool 1, hobo 1, continuo
Tugend | Deugd |
Auf meinen Flügeln sollst du schweben, | Op mijn vleugels zul je zweven, |
auf meinem Fittich steigest du | op mijn vlerken stijg je op |
den Sternen wie ein Adler zu. | naar de sterren als een adelaar. |
Und durch mich | En door mij |
soll dein Glanz und Schimmer sich | zullen je glans en je schittering |
zur Vollkommenheit erheben. | volmaakt worden. |
Tugend, de tenor, schetst hoe Hercules onder zijn vleugels tot grote hoogten zal stijgen. Hij wordt begeleid door een viool en een hobo, die in de WO-bewerking (IV/41, Ich will nur dir zu Ehren leben) vervangen zal worden door een tweede viool. Die vervanging onderstreept de gelijkwaardigheid van deze partijen, want zij zijn - heel ongebruikelijk in een aria - met continuo en de vocale solist verwikkeld in een vierstemmige fuga. Een staaltje ouderwetse contrapuntiek die ons in kerkelijke composities vertrouwd is maar in profane tamelijk onverwacht. Bach kiest voor deze eerbiedwaardige vorm om daarmee de ernst en betrouwbaarheid van de tekst te onderstrepen, maar ook omdat de fuga (letterlijk ‘vlucht’) in sacrale werken vaak navolging van Christus symboliseert en hier dus Tugends uitnodiging “volg mij, Hercules c.q. Friedrich!”
Het energieke thema illustreert enkele krachtige vleugelslagen (Flügeln), gevolgd door een klapwiekend (Fittich) zweven of zeilen en past hier daarom beter dan op woorden als Kraft und Mut uit de kerstparodie.
Het fugathema wordt onderworpen aan allerlei bekende fugatechnieken zoals omkering (spiegeling, m. 16, 29) en Engführung (overhaaste inzetten, m. 25, 27). Geheel in tegenspraak met de fugatraditie is echter het da-capo dat door de ariastructuur wordt vereist.
8. Recitatief (T)
tenor, continuo
Tugend | Deugd |
Die weiche Wollust locket zwar; | De zachte wellust lokt dan wel, |
allein, wer kennt nicht die Gefahr, | maar wie kent niet het gevaar |
die Reich und Helden kränkt, | dat rijk en helden schaadt, |
wer weiß nicht, o Verführerin, | wie weet niet, o verleidster, |
daß du vorlängst und künftighin, | dat jij in verleden en toekomst |
so lang es nur den Zeiten denkt, | zolang er maar tijden denkbaar zijn |
von unsrer Götter Schar | door de schare van onze goden |
auf ewig mußt verstoßen sein? | voor eeuwig verstoten moet zijn? |
En nog steeds blijft Tugend aan het woord, nu om korte metten te maken met Wollust.
9. Aria (A)
alt 1, viool 1, continuo
Herkules | Hercules |
Ich will dich nicht hören, | Ik wil niet naar je luisteren, |
ich will dich nicht wissen, | ik wil niets van je weten, |
verworfene Wollust, | verworpen Wellust, |
ich kenne dich nicht. | ik ken je niet. |
Denn die Schlangen, | Want de slangen |
so mich wollten wiegend fangen, | die mij al kronkelend wilden vangen |
hab ich schon lange zermalmet, zerrissen. | heb ik allang vermorzeld, verscheurd. |
Opnieuw treedt Hercules zonder inleidend recitatief naar voren met een aria, waarin hij nu Tugends advies volgt en zich van Wollust afkeert: Ich will dich nicht hören. Vergeleken met zijn aarzelende en vragende optreden in (5) klinkt hij nu krachtig en vastbesloten, daarin bijgestaan door de eerste violengroep, die hier wordt opgedragen staccato te spelen. Ook deze aria heeft een ongewijzigd da capo. In de tekst van het B-deel refereert Hercules aan de slang, die hem als buitenechtelijk kind van oppergod Zeus in opdracht van diens vrouw had moeten vermoorden, maar die hij al in de wieg met zijn bijzondere krachten had weten te doden (Afb. rechts).
Bach maakt dankbaar gebruik van de mogelijkheid om Schlange te illustreren met een kronkelende beweging (muziekvoorbeeld) in het continuo, en zermalmet en zerrissen met hoekige en afgebeten motieven. Hij moet daarom het een en ander wijzigen wanneer hij de muziek geschikt wil maken voor zijn parodie in het Weihnachts-Oratorium (I/4, Bereite dich, Zion): de staccato-punten verdwijnen, er komt hier en daar een soepel boogje bij, de kronkelende slang kan worden gehandhaafd, want is te interpreteren als een wiegende beweging, maar het hakken (m. 110-112, zie hiernaast) moet plaatsmaken voor het lieben van de komende Bräutigam met een reeks gebonden zestienden die zelfs twee extra maten vergt, en tenslotte een lange coloratuur op prangen (prijken). Ook de kortaffe frasen ich will nicht en ich mag nicht passen beter bij de muziek dan het den Schönsten en den Liebsten van de latere bewerking.
10. Recitatief (A, T)
alt 1, tenor, continuo
Herkules | Hercules |
Geliebte Tugend, du allein | Geliefde Deugd, jij alleen |
sollst meine Leiterin | moet mijn leidster |
beständig sein. | zijn en blijven. |
Wo du befiehlst, da geh ich hin, | Waar jij zegt dat ik heen moet, daar ga ik heen, |
das will ich mir zur Richtschnur wählen. | dat wil ik als mijn richtsnoer kiezen. |
Tugend | Deugd |
Und ich will mich mit dir | En ik wil met jou |
so fest und so genau vermählen, | zo stevig en zo strikt trouwen |
daß ohne dir und mir | dat zonder jou en mij |
mein Wesen niemand soll erkennen. | niemand mijn wezen kan kennen. |
Beide | Beide |
Wer will ein solches Bündnis trennen? | Wie zal zo'n verbond verbreken? |
Hercules en Tugend bezegelen hun verbond, ten slotte in parallelle tweestemmigheid.
11. Aria, Duet (A, T)
alt 1, tenor, solo altviool 1/2, continuo
Herkules | Hercules |
Ich bin deine, | Ik ben de jouwe, |
Tugend | Deugd |
du bist meine, | Jij bent de mijne, |
küsse mich, | kus mij, |
Herkules | Hercules |
ich küsse dich. | Ik kus je |
Beide | Beide |
Wie Verlobte sich verbinden, | Zoals verloofden zich samenvoegen, |
wie die Lust, die sie empfinden, | zoals de lust die ze voelen, |
treu und zart und eiferig, | trouw en teder en ijverig, |
so bin ich. | zo ben ik. |
Het deugdzame tweetal bezingt zijn nieuwe verbintenis in niet minder dan een onversneden liefdesduet, met intieme terts- en sextparallellen als dominante muzikale figuur.
De instrumentale begeleiding komt van twee altvioolpartijen, een in Bachs oeuvre unieke bezetting, die in de latere parodie werden vervangen door twee oboi d’amore, in zekere zin nog beter passend bij de onderhavige tekst en iets minder specifiek bij de nieuwe tekst Herr, dein Mitleid, dein Erbarmen (WO III/29).
12. Recitatief (B)
bas, strijkers, continuo
Merkur | Mercurius |
Schaut, Götter, dieses ist ein Bild | Kijk, goden, dit is een beeld |
von Sachsens Kurprinz Friedrichs Jugend! | van de jeugd van keurprins Frederik van Saksen! |
Der muntern Jahre Lauf | De loop van zijn frisse jaren |
weckt die Verwunderung schon itzund auf. | wekt nu al verwondering. |
So mancher Tritt, so manche Tugend. | Elke stap van hem is deugdzaam. |
Schaut, wie das treue Land mit Freuden angefüllt, | Kijk hoe het trouwe land vol vreugde is |
da es den Flug des jungen Adlers sieht, | omdat het de vlucht van de jonge adelaar ziet, |
da es den Schmuck der Raute sieht, | omdat het de tooi van de wijnruit ziet, |
und da sein hoffnungsvoller Prinz | en omdat zijn veelbelovende prins |
der allgemeinen Freude blüht. | tot vreugde van iedereen bloeit. |
Schaut aber auch der Musen frohe Reihen | Maar kijk ook naar de vrolijke rijen van de Muzen |
und hört ihr singendes Erfreuen: | en luister naar hun zingende blijdschap: |
Nu meldt zich een nieuw goddelijk personage, Mercurius (bas), de gevleugelde boodschapper van de goden, maar ook de in Messestadt Leipzig vertrouwde god van de handel. Hij bemiddelt tussen de goden- en de mensenwereld, maar ook tussen het mythologische Herculesverhaal en de actuele gelukwens aan de koningszoon. Hier stelt hij de jonge prins als deugdzame jongeling voor aan de goden. Zijn goddelijke status wordt, als die van Jezus in de Matthäus-Passion, geaccentueerd door een aura van strijkersakkoorden.
13. Koor
SATB, strijkers, hobo 1/2, hoorn 1/2, continuo
Chor der Musen | Koor van de Muzen |
Lust der Völker, Lust der Deinen, | Lust van de volkeren, lust van de jouwen, |
blühe, holder Friederich! | bloei, lieftallige Friedrich! |
Merkur | Mercurius |
Deiner Tugend Würdigkeit | De waardigheid van jouw deugd |
stehet schon der Glanz bereit, | staat klaar om te gaan schitteren, |
und die Zeit | en de tijd popelt |
ist begierig zu erscheinen: | om te verschijnen: |
eile, mein Friedrich, sie wartet auf dich. | haast je, Friedrich ze wacht op jou. |
Het uitbundige slot van de cantate is allebei: slotkoor en aria van Mercurius. Als slotkoor draagt het ‘t opschrift Chor der Musen, de vier zangers zijn hierin dus van hun personages ontkoppeld. Het koor bestrijkt drie identieke delen van 24 maten op de eerste tekstregel, waartussen Mercurius tweemaal de B-tekst voordraagt, begeleid door niet meer dan de continuogroep. Zie het schema, dat een dansvorm suggereert, in dit geval een gavotte.
In de koordelen wordt het instrumentale ensemble gevormd door alle spelers die we ook in het openingskoor aantroffen; het speelt steeds twee passages van vier, resp. acht maten, die terstond worden herhaald met koorpartijen daarin ingebouwd. De muziek is een bewerking van een verder onbekende cantate die Bach in Köthen (1717-1723) componeerde en waarvan de resten bekend staan als BWV184a.
Als enig niet-recitativisch deel van de Herculescantate is dit koor niet in het Weihnachts-Oratorium geparodieerd. Dat was aanvankelijk blijkbaar wel de bedoeling, want Picander leverde voor het openingskoor van cantate BWV 248, Ehre sei dir Gott gesungen, een met dit slotkoor metrisch identieke tekst; uiteindelijk vond Bach de muziek waarschijnlijk te frivool voor een openingskoor en componeerde hij het Ehre sei dir Gott gesungen als één der weinige WO-delen nieuw.