Johann Sebastian Bach
O holder Tag, erwünschte Zeit (BWV 210)
Geschreven voor Bruiloft
Voor het eerst uitgevoerd: 1741?
Solisten S orkest str trav obd'am cont
Totaal 10 delen
Vertaling: Ria van Hengel
Deze cantate werd de afgelopen jaren zelden uitgevoerd
beluister
Bespreking
Bachs seculiere cantate O holder Tag, erwünschte Zeit (BWV 210) is de laatste in een reeks cantates die tenminste vijf afleveringen heeft gekend en waarvan de muziek grotendeels (namelijk: van alle aria’s) ongewijzigd bleef. Van een eerdere versie is ons de tekst nog bekend: O angenehme Melodei (BWV 210a). Met geringe tekstverschillen, soms uitsluitend de persoonsnaam betreffend, klonk de muziek al op 12 januari 1729 als eerbetoon aan hertog Christian von Sachsen-Weissenfels en uiterlijk in 1740 voor de Bach welgezinde Leipziger gouverneur Joachim Friedrich Graf von Flemming.
Op de tekst O holder Tag, erwünschte Zeit en met nieuwe recitatieven werd de cantate uiteindelijk nog eens uitgevoerd op 19 september 1741 bij het huwelijk van de Berlijnse hofarts Dr. Georg Ernst Stahl Jr (1713-1772) met de hofapothekersdochter Johanna Elisabeth Schrader (1725-1763); deze dokter Stahl, muziekliefhebber en mecenas, was een goede bekende van de destijds reeds aan het Berlijnse hof van Frederik de Grote werkzame zoon van Sebastian, Carl Philipp Emanuel. Sebastian logeerde bij de dokter als hij zijn zoon bezocht. Een toespeling op de naam van de bruidegom in deel (9), “wie ein fester Stahl”, ondersteunt deze toeschrijving.
Cantate 210 heeft een kamermuzikaal format. Ze is (evenals BWV 202, 204 en 209) geschreven voor één vocale solist, een sopraan, die hier begeleid wordt door een continuogroep, een strijkkwartet, een traverso en een hobo d’amore. De sopraanpartij is veeleisend, ze reikt in de delen (1) en (5) tot de hoge (‘driegestreepte’) cis’’’; de veronderstelling dat de professionele sopraan Anna Magdalena Bach de solopartij heeft gezongen is dan niet vergezocht.
Zelfs Bach, die de meeste composities die wij als 'cantate' beschouwen zelf aanduidde als Kirchenstück, Motetto of Concerto, noemde dit stuk een cantate (cantata a voce sola), een begrip dat hij reserveerde voor composities die naar Italiaans operamodel zijn opgebouwd uit een reeks recitatief+ariacombinaties, in dit geval vijf stuks; geen koralen, geen koren, geen bijbelteksten, maar slechts vrij dichtwerk van een onbekende librettist. Dat zelfs in een wereldlijke cantate God en de hemel niet ongenoemd blijven mag, in een van christelijk geloof doordrenkte cultuur, geen verbazing wekken.
Het onderwerp van de tekst is de muziek zelf, haar vermogen mensen te vermaken, te ontroeren en te bezielen, wat Bachs compositie een brede bruikbaarheid geeft. Maar hier, bij een eerbiedwaardige huwelijkssluiting, past - aldus het libretto - geen uitgelaten muziek en wordt deze verzocht een stapje terug te doen (haltet ein!). Ook minder opgewekte muziekstukken blijkt de sopraan in achtereenvolgende delen niet zo geschikt te achten; ze hebben een gaandeweg krimpende instrumentale bezetting.
1. Recitatief (S)
sopraan, strijkers, continuo
O holder Tag, erwünschte Zeit, | O lieflijke dag, gewenste tijd, |
willkommen, frohe Stunden! | welkom, vrolijke uren! |
Ihr bringt ein Fest, das uns erfreut. | Jullie brengen een feest dat ons verheugt. |
Weg, Schwermut, weg, weg, Traurigkeit! | Weg, zwaarmoedigheid, weg, weg, droefheid! |
Der Himmel, welcher vor uns wachet, | De hemel, die over ons waakt, |
hat euch zu unsrer Lust gemachet: | heeft jullie voor ons plezier gemaakt, |
drum lasst uns fröhlich sein! | laten we daarom vrolijk zijn! |
Wir sind von Gott darzu verbunden, | Wij hebben van God de opdracht |
uns mit den Frohen zu erfreun. | ons te verheugen met de verheugden. |
De sopraan wordt feestelijk onthaald met een brede halo van strijkersakkoorden.
2. Aria (A)
sopraan, strijkers, hobo d'amore, continuo
Spielet, ihr beseelten Lieder, | Speel, o bezielde liederen, |
werfet die entzückte Brust | laat het verrukte gemoed |
in die Ohnmacht sanfte nieder! | zachtjes bezwijmen! |
Aber durch der Saiten Lust | Maar door de lust van de snaren |
stärket und erholt sie wieder! | wordt het weer sterk en herstelt het weer. |
De sopraan volgt haar eigen uitnodiging tot feestelijkheid met een dansante aria, in het ritme van een menuet of passepied, maar nog verre van uitgelaten. De hobo d’amore volgt de eerste viool en bepaalt daarmee een gedekte klankkleur. Een lange liggende noot en een daling naar de lage cis (twee octaven onder de hoge!) illustreren het begrip Ohnmacht, woorden als beseelt en entzückt worden belicht met een driedelig, resp. een gepuncteerd ritme. De aria heeft een zuivere da-capostructuur: het A-deel wordt ongewijzigd herhaald na een middendeel vol virtuoze versieringen op stärket en erholt.
3. Recitatief (S)
sopraan, continuo
Doch, haltet ein, | Maar toch, stop, |
ihr muntern Saiten; | opgewekte snaren, |
denn bei verliebten Eheleuten | want bij verliefde echtelieden |
soll's stille sein. | moet het stil zijn. |
Ihr harmoniert nicht mit der Liebe; | Jullie harmoniëren niet met de liefde, |
denn eure angebornen Triebe | want jullie aangeboren neigingen |
verleiten uns zur Eitelkeit, | verleiden ons tot ijdelheid |
und dieses schickt sich nicht zur Zeit. | en dat is momenteel niet passend. |
Ein frommes Ehepaar | Een vroom echtpaar |
will lieber zu dem Dankaltar | wil liever ingekeerd |
mit dem Gemüte treten | naar het dankaltaar gaan |
und ein beseeltes Abba beten; | en een bezield Abba bidden; |
es ist vielmehr im Geist bemüht | het richt zich op de geest |
und dichtet in der Brust ein angenehmes Lied. | en dicht inwendig een aangenaam lied. |
Met een sober secco recitatief roept de sopraan de musici op tot een bij deze plechtigheid meer passende, bezonken muziek.
4. Aria (S)
sopraan, viool 1, hobo d'amore, continuo
Ruhet hie, matte Töne, | Rust hier, matte klanken, |
matte Töne, ruhet hie! | matte klanken, rust hier! |
Eure zarte Harmonie | Jullie tedere harmonie |
ist vor die beglückte Eh' | is voor het verheugde huwelijk |
nicht die wahre Panacee. | niet de ware panacee. |
Hobo d’amore en een soloviool vormen een kwartet met de sopraan en het continuo, dat met een wiegende 12/8-maat het ritme van een slaapliedje markeert. Het sfeerbepalende trefwoord, dat deze tekst van BWV 210 verbindt met zijn voorganger BWV 210a, is matt, maar de strekking van de tekst is precies tegengesteld: terwijl in 210a (O angenehme Melodei) de muziek als een gegarandeerd geneesmiddel (panacee) matte Sinne moet bezweren, gelden matte klanken en tedere harmonie in BWV 210 juist als géén panacee voor echtelijk geluk. Ook deze muziek is dus minder geschikt.
5. Recitatief (S)
sopraan, continuo
So glaubt man denn, daß die Musik verführe | Denk je dan dat muziek verleidt |
und gar nicht mit der Liebe harmoniere? | en helemaal niet met liefde harmonieert? |
O nein! Wer wollte denn nicht ihren Wert betrachten, | O nee! Wie zou niet de waarde zien |
auf den so hohe Gönner achten? | die zulke hoge weldoeners eraan hechten? |
Gewiss, die gütige Natur | Zeker, de goedgunstige natuur |
zieht uns von ihr auf eine höhre Spur. | brengt ons door de muziek op een hoger plan. |
Sie ist der Liebe gleich, ein großes Himmelskind, | Ze is gelijk aan de liefde, een groot hemelkind, |
nur, daß sie nicht, als wie die Liebe, blind. | alleen is ze niet, zoals de liefde, blind. |
Sie schleicht in alle Herzen ein | Ze sluipt alle harten binnen |
und kann bei Hoh' und Niedern sein. | en kan bij hoge en lage mensen zijn. |
Sie lockt den Sinn | Ze lokt je geest |
zum Himmel hin | naar de hemel |
und kann verliebten Seelen | en kan verliefde zielen |
des Höchsten Ruhm erzählen. | vertellen over de roem van de Allerhoogste. |
Ja, heißt die Liebe sonst | Ja, als gezegd wordt dat de liefde |
weit stärker als der Tod, | veel sterker is dan de dood, |
wer leugnet? | wie zou het loochenen? |
Die Musik stärkt uns in Todes Not. | Muziek geeft ons kracht in doodsnood. |
O wundervolles Spiel! | O, wonderbaarlijk spel! |
Dich, dich verehrt man viel. | Jij, jij wordt sterk vereerd. |
Doch, was erklingt dort vor ein Klagelied, | Maar wat klinkt daar voor een klaaglied, |
das den geschwinden Ton beliebter Saiten flieht? | dat de snelle klank van geliefde snaren ontvlucht? |
In een volgend secco recitatief verklaart de sopraan hoe de muziek krachtiger is dan de liefde en de dood. Maar in de laatste vier maten toont ze zich verrast door de klanken die ons in aria (6) wachten: ‘Wat hoor ik nu?’
6. Aria (S)
sopraan, traverso, continuo
Schweigt, ihr Flöten, schweigt, ihr Töne, | Zwijg, fluiten, zwijg, klanken, |
denn ihr klingt dem Neid nicht schöne, | want voor jaloezie klinken jullie niet fraai, |
eilt durch die geschwärzte Luft, | haast je door de zwartgeworden lucht |
bis man euch zu Grabe ruft! | totdat je naar je graf wordt geroepen! |
Als - inmiddels in onbruik geraakte - blokfluit was de fluit het favoriete instrument voor droevige en rouwmuziek; dat verklaart de verbazing van de sopraan: een klaaglied? Stop daarmee! Maar haar bevel beweegt de traverso tot niet meer dan enkele korte pauzes en vervolgens ontspint zich desondanks een vrolijk concertant duet tussen sopraan en traverso, waarin de laatste de eerste met lange triolen guirlandes omspeelt die het woord eilt lijken te illustreren.
7. Recitatief (S)
sopraan, continuo
Was Luft? was Grab? | Wat lucht? Wat graf? |
Soll die Musik verderben, | Moet de muziek te gronde gaan |
die uns so großen Nutzen gab? | die ons zoveel nut heeft geschonken? |
Soll so ein Himmelskind ersterben, | Moet zo’n hemelkind sterven |
und zwar für eine Höllenbrut? | en wel voor hellengebroed? |
O nein! Das kann nicht sein. | O nee, dat mag niet gebeuren. |
Drum auf, erfrische deinen Mut! | Komaan dus, verfris je moed! |
Die Liebe kann vergnügte Saiten | Liefde kan verheugde snaren |
gar wohl vor ihrem Throne leiden. | heel goed naar haar troon leiden. |
Indessen laß dich nur den blassen Neid verlachen, | Lach ondertussen de bleke jaloezie maar uit, |
was wird sich dein Gesang | wat zal jouw gezang |
aus Satans Kindern machen? | van Satans kinderen denken? |
Genug, daß dich der Himmel schützt, | Het is voldoende dat de hemel jou beschermt |
wenn sich ein Feind auf dich erhitzt. | als een vijand het op je gemunt heeft. |
Getrost, es leben noch Patronen, | Rustig maar, er leven nog beschermheren |
die gern bei deiner Anmut wohnen. | die graag bij jouw bekoorlijkheid verblijven. |
Und einen solchen Mäzenat | En een dergelijke mecenas |
sollst du auch itzo in der Tat | moet jij nu werkelijk |
an seinem Hochzeitfest verehren. | op zijn bruiloft eer bewijzen. |
Wohlan, laß deine Stimme hören! | Komaan, laat je stem horen! |
Het blijkt toch niet de bedoeling de muziek voor droeve gelegenheden te reserveren. Er leven ook patronen die de muziek steunen en bij het huwelijk van een mecenas moet zij zich laten horen.
8. Aria (S)
sopraan, viool 1/2, hobo d'amore, continuo
Großer Gönner, dein Vergnügen | Grote weldoener, uw plezier |
muß auch unsern Klang besiegen, | moet ook ons geluid overwinnen, |
denn du verehrst uns deine Gunst. | want u vereert ons met uw gunst. |
Unter deinen Weisheitsschätzen | Onder de schatten van uw wijsheid |
kann dich nichts so sehr ergötzen | kan niets u zo verheugen |
als der süßen Töne Kunst. | als de kunst van de zoete klanken. |
De sopraan richt zich nu direct (du, dich, deiner) tot de mecenas/bruidegom, in een enigszins plechtige polonaise, een gestileerde versie van Poolse volksmuziek: nu de Saksische keurvorst koning van Polen was geworden oriënteerden de hogere kringen zich op de Poolse cultuur.
De hobo d’amore speelt een solorol, de strijkers begeleiden. Deze kortste aria van de cantate is slechts tweedelig; na de tweede zin wordt alleen het instrumentale ritornel herhaald.
9. Recitatief (S)
sopraan, strijkers, traverso, hobo d'amore, continuo
Hochteurer Mann, so fahre ferner fort, | Dierbare man, blijf dus, |
der ecken Harmonie wie itzt geneigt zu bleiben; | net zoals nu, de harmonie genegen, |
so wird sie dir dereinst die Traurigkeit vertreiben. | dan zal ze eens uw droefheid verjagen. |
So wird an manchem Ort | Dan zal op veel plaatsen |
dein wohlverdientes Lob erschallen. | uw welverdiende lof weerklinken. |
Dein Ruhm wird wie ein Demantstein, | Uw roem zal bestendig zijn |
ja wie ein fester Stahl beständig sein, | als een diamant, als stevig staal, |
bis daß er in der ganzen Welt erklinge. | totdat die in de hele wereld klinkt. |
Indessen gönne mir, | Gun het mij intussen |
daß ich bei deiner Hochzeit Freude | dat ik aan de vreugde van uw bruiloft |
ein wünschend Opfer zubereite | een wensoffer toevoeg |
und nach Gebühr | en op een passende manier |
dein künftig Glück und Wohl besinge. | uw toekomstige geluk en heil bezing. |
De climax nadert. Het volledig instrumentarium begeleidt het laatste recitatief, waarin de sopraan de loftrompet steekt op de genereuze weldoener. De twee blazers spelen kabbelende terts- en sextparallellen boven ritmische akkoorden van de strijkers.
10. Aria (S)
sopraan, strijkers, traverso, hobo d'amore, continuo
Seid beglückt, edle beide, | Veel geluk, u beiden, |
edle beide, seid beglückt! | edel tweetal, veel geluk! |
Beständige Lust | Moge voortdurende blijdschap uw woning vullen |
erfülle die Wohnung, vergnüge die Brust, | en uw hart plezier doen, |
bis daß euch die Hochzeit des Lammes erquickt. | totdat de bruiloft van het Lam u verkwikt. |
Tenslotte krijgt de sopraan dan de gelegenheid tot een vrolijke gelukswens aan het bruidspaar. Ze wordt uiteraard door alle instrumentalisten begeleid, die zich in polyfone passages ook tamelijk solistisch kunnen uiten. De aria heeft, zoals de eerste, een volledige da-capostructuur, maar is minder lang. In het B-deel onderstreept de sopraan met een eindeloos melisma de Beständigkeit van het gewenste geluk.
En dan die laatste regel: "tot de dood u scheidt" zouden wij zeggen, maar die dood was voor de toenmalige lutheraan de mogelijkheid tot een vereniging met Christus, het 'Lam Gods' (Agnus Dei), een vereniging die als een bruiloft werd gezien, met Christus als de bruidegom.