Johann Sebastian Bach
Zerreißet, zersprenget, zertrümmert die Gruft (BWV 205)
Geschreven voor Gelukwens
Voor het eerst uitgevoerd: 3 aug 1725
Libretto: Christian Friedrich Henrici (alias Picander)
Solisten SATB koor SATB orkest str vsolo vlad'am vlagamb trav1,2 ob1,2 obd'am trp1-3 cor1,2 timp cont
Totaal 15 delen, 2 koorwerken
Vertaling: Ria van Hengel
Deze cantate werd de afgelopen jaren zelden uitgevoerd
Bespreking
Bach componeerde de wereldse cantate BWV 205 in opdracht van Leipziger studenten, die haar uitvoerden op 3 augustus 1725, de naamdag van Dr August Friedrich Müller (1684–1761), een rechtsgeleerde en filosoof, die populair was bij progressieve Leipziger studenten maar omstreden bij zijn conservatieve collegae, en daardoor pas in 1731 tot hoogleraar zou worden benoemd. De uitvoering vond - gezien zijn grote bezetting - plaats in de open lucht, voor het huis van de jarige aan de Katharinenstraße 2.
De tekst werd geschreven door Picander, pseudoniem van de in Leipzig bekende postbeambte en gelegenheidsdichter Christian Friedrich Henrici, met wie Bach op dat moment nog weinig had samengewerkt, maar die hem later veel libretti, vooral van de oratoria zou leveren.
BWV 205 is een zogeheten Dramma per musica, een kameropera; dat wil zeggen dat de diverse stemmen personages representeren die in dramatische handelingen zijn verwikkeld en met elkaar in dialoog gaan. Picander kiest zijn stof uit de antieke Griekse mythologie, zoals beschreven in de Aeneis, het epos van de Latijnse dichter Vergilius over het ontstaan van Rome. De dramatis personae zijn de Griekse goden Pallas Athene (sopraan), Pomona (alt), Zephyrus (tenor) en koning Aeolus (bas).
Pallas Athene is de godin van de wijsheid en schutspatroon van geleerden en kunstenaars. Zij gold als patrones van Leipzig, dat zichzelf beschouwde als het Duitse Athene. Pallas zou graag een feestje aanrichten voor Dr Müller, maar moet vrezen dat de ophanden herfstwinden (1), voorlopig nog gekooid in een Thracische grot, zijn plan zullen verijdelen. Aeolus echter, de heerser over de winden, verheugt zich al op de ravage die zijn winden binnenkort weer op de aarde zullen aanrichten (2, 3). Maar dan smeekt Zephyrus (4, 5), de personificatie van gunstige westenwinden en milde zomerluchten, Aeolus om uitstel. Die begrijpt daar weinig van (6), maar wordt vervolgens ook benaderd door Pomona, de godin van de boomvruchten en fruitteelt (7) die wordt gesteund door Pallas Athene zelf (8, 9). In directe discussie met Pallas (10) begrijpt Aeolus (11) dat hij zijn winden moet temmen ter wille van de huldiging van Dr Müller. Iedereen blij (12, 13) en Pallas kan zijn uitnodigingen versturen (14). Vivat August Müller (15).
Szymon Paczkowski beantwoordt de vraag waarom Picander, wellicht op instigatie van de studenten/initiatoren, voor deze gelegenheid dit libretto verzon. Antwoord: Aeolus is de held in dit verhaal. Hij is de belichaming van de ‘verlichte despoot’, een concept dat Müller ontwikkelde om opkomende verlichtingsideeën te verzoenen met het heersende absolutisme: de monarch hoeft zijn macht (nog) niet te delen met zijn volk maar moet die wel aanwenden ten dienste van dat volk, hij moet open staan voor argumenten en (overeenkomstig Müllers Affektenlehre) zijn emoties beheersen als de ratio dat vergt. Dus zoals Aeolus zijn vier winden, die ook wel met de vier temperamenten worden gelijkgesteld, beteugelde. Het idee van een verlicht absolutisme sprak destijds diverse heersers aan, zoals Frederik de Grote die Voltaire in zijn hofhouding inviteerde, en de Saksische koning/keurvorst August der Starke door wiens interventie Dr Müller uiteindelijk in 1731 tot hoogleraar werd benoemd.
Dankzij de gelijknamigheid van de koning en zijn beschermeling kon Bach de tekst van de uiteindelijke lofzang ongewijzigd laten toen hij de cantate negen jaar later ter gelegenheid van de kroning van August III bewerkte tot de cantate BWV 205a, Blast Lärmen, ihr Feinde! Verstärket die Macht.
De bezetting van Zerreißet, zersprenget, etc. is extreem royaal, het grootste waar Bach ooit voor heeft gestaan: behalve het vierstemmig strijkorkest drie trompetten en pauken, twee hoorns, twee traverso’s, twee hobo’s, en dan nog twee ouderwetse strijkers: een viola d’amore en een viola da gamba. De grootte van het koor is ons niet bekend maar zal overeenkomstig zijn geweest, in elk geval verre van de enkelvoudige bezetting die we uit de cantates kennen.
De omvang van het ensemble verklaart ook waarom Bach deze cantate - in tegenstelling tot veel andere seculiere cantates - nooit tot kerkcantate heeft bewerkt: te groot voor zijn koorbalcons.
Bachs zet zijn uitvoerenden programmatisch in. De zangers maken hun opwachting van laag naar hoog: bas, tenor, alt, sopraan. De steeds dringender smekende aria’s van de laatste drie hebben steeds hoger gestemde begeleidingsinstrumenten (gamba, hobo d’amore, viool) en zijn gesteld in steeds scherpere, van meer kruizen voorziene toonsoorten, zie de tabel. Aeolus is de enige die aanspraak maakt op de trompetten.
aria | solist | instrument | toonsoort | ## |
(5) | Tenor | viola d'amore, gamba | b-klein | 2 |
(7) | Alt | hobo d'amore | fis-klein | 3 |
(9) | Sopraan | viool | D-groot | 4 |
1. Koor
SATB, strijkers, traverso 1/2, hobo 1/2, trompet 1–3, hoorn 1/2, timpani, continuo
Chor der Winde | Koor van de winden: |
Zerreißet, zersprenget, zertrümmert die Gruft, | Verscheur, blaas op, vernietig de groeve |
die unserm Wüten Grenze gibt! | die ons woeden opgesloten houdt! |
Durchbrechet die Luft, | Doorklief de lucht |
dass selber die Sonne zur Finsternis werde, | zodat de zon zelf duisternis wordt, |
durchschneidet die Fluten, durchwühlet die Erde, | doorsnij de wateren, doorwoel de aarde |
dass sich der Himmel selbst betrübt! | zodat de hemel zelf bedroefd wordt! |
In het tumultueuze openingskoor schetst Bach met al zijn zangers en moderne instrumenten een beeld van de ongeduldige, nog in hun grot opgesloten herfstwinden die staan te trappelen om vrijgelaten te worden. Het stuk is ontworpen als een meerkorig concerto waarin de instrumentalisten korisch optreden, d.w.z. als groepen (continuo, strijkers, traverso’s, hobo’s, hoorns en trompetten) motieven aan elkaar doorgeven: stijgende (zerreisset) en dalende (zertrümmert) toonladderfiguren en hakkende terts- en kwartsprongen (zersprenget).
Het stuk heeft een da-capostructuur: het eerste deel wordt ongewijzigd herhaald na een wat minder hectisch middendeel (zerbrechet die Luft etc.) waarin de trompetten zwijgen.
2. Recitatief (B)
bas, strijkers, traverso 1/2, hobo 1/2, trompet 1–3, hoorn 1/2, timpani, continuo
Aeolus | |
Ja! ja! | Ja! Ja! |
Die Stunden sind nunmehro nah, | De uren zijn nabij |
dass ich euch treuen Untertanen | dat ik voor jullie, trouwe onderdanen, |
den Weg aus eurer Einsamkeit | de weg vanuit jullie eenzaamheid |
nach bald geschlossner Sommerszeit | naar de vrijheid zal banen |
zur Freiheit werde bahnen. | na de zomertijd die bijna afgelopen is. |
Ich geb euch Macht, | Ik geef jullie de macht |
vom Abend bis zum Morgen, | om van de avond tot de morgen, |
vom Mittag bis zur Mitternacht | van de middag tot middernacht |
mit eurer Wut zu rasen, | met jullie woede te razen, |
die Blumen, Blätter, Klee | om tegen de bloemen, bladeren, klaver, |
mit Kälte, Frost und Schnee | vreselijk tekeer te gaan |
entsetzlich anzublasen. | met kou, vorst en sneeuw. |
Ich geb euch Macht, | Ik geef jullie de macht |
die Zedern umzuschmeißen | om de ceders omver te smijten |
und Bergegipfel aufzureißen. | en bergtoppen open te scheuren. |
Ich geb euch Macht, | Ik geef jullie de macht |
die ungestümen Meeresfluten | om de onstuimige zeeën |
durch euren Nachdruck zu erhöhn, | met jullie kracht omhoog te duwen, |
dass das Gestirne wird vermuten, | zodat de sterren vrezen |
ihr Feuer soll durch euch erlöschend untergehn. | dat hun vuur door jullie zal uitdoven en ondergaan. |
De machtige koning Aeolus (bas) legt uit wat hij van plan is. De vorm is een onbescheiden accompagnato recitatief: maar liefst 14 instrumentale stemmen geven het nodige gezag aan ‘s konings woorden, volop gebruikmakend van de ons inmiddels vertrouwde hakkende en toonladderfiguren. Zelfverzekerd begint Aeolus met de woorden "Ja! ja!", dezelfde woorden die Pallas in (14) zal gebruiken wanneer ze Aeolus tot inkeer heeft gebracht.
3. Aria (B)
bas, strijkers, continuo
Aeolus | |
Wie will ich lustig lachen, | Wat zal ik vrolijk lachen |
wenn alles durcheinandergeht, | als alles door elkaar raakt, |
wenn selbst der Fels nicht sicher steht, | als zelfs de rots niet meer stevig staat, |
und wenn die Dächer krachen, | en als de daken kraken, |
so will ich lustig lachen! | dan zal ik vrolijk lachen! |
Door louter strijkers begeleid laat Aeolus zijn emoties de vrije loop. Als een lompe woesteling verkneukelt hij zich (lachen!) in de stormschade die zijn winden zullen teweeg brengen. Met standvastige lange noten illustreert Bach het stehen van de rotsen, hoewel die standvastigheid juist betwijfeld wordt.
4. Recitatief (T)
tenor, continuo
Zephyrus | |
Gefürcht'ter Aeolus, | Gevreesde Aeolus, |
dem ich im Schoße sonsten liege | in wiens schoot ik anders altijd lig, |
und deine Ruh vergnüge, | genietend van jouw rust, |
lass deinen harten Schluss | laat je harde besluit |
mich doch nicht allzufrüh erschrecken; | mij toch niet al te vroeg opschrikken; |
verziehe, lass in dir, | wacht toch nog even, laat |
aus Gunst zu mir, | uit genade jegens mij |
ein Mitleid noch erwecken! | nog medelijden bij je opkomen! |
De handeling komt op gang met het secco, alleen door continuo begeleide recitatief (4) van de tenor die de rol speelt van Zephyrus, de belichaming van de als gunstig beschouwde westenwinden die dus ook tot de stal van Aeolus behoort. Hij verzoekt zijn baas het stormen nog even uit te stellen zodat hij nog wat langer kan waaien.
5. Aria (T)
tenor, viola d'amore, viola da gamba, continuo
Zephyrus | |
Frische Schatten, meine Freude, | Frisse schaduwen, mijn vreugde, |
Sehet, wie ich schmerzlich scheide, | kijk hoe smartelijk ik vertrek, |
Kommt, bedauert meine Schmach! | kom, betreur mijn smaad! |
Windet euch, verwaisten Zweige, | Kronkel, verweesde takken, |
Ach! ich schweige, | ach, ik zwijg, |
Sehet mir nur jammernd nach! | kijk mij alleen maar jammerend na! |
Al in zijn aria (5) lijkt Zephyros de vergeefsheid van zijn poging te beseffen en neemt afscheid van de zomer met een lieflijke natuurschildering die herinnert aan het Betrachte, mein Seel, nr.19 uit de Johannes-Passion. In zijn machteloze klaagzang wordt Zephyros bijgestaan door twee zacht getimbreerde maar ook verouderde instrumenten, de viola da gamba en de viola d’amore, die uitsluitend in dit nummer optreden. Er vallen veel stiltes wanneer Bach het afscheid verklankt (M. 29, 106).
6. Recitatief (B)
bas, continuo
Aeolus | |
Beinahe wirst du mich bewegen. | Je brengt me bijna op andere gedachten. |
Wie? seh ich nicht Pomona hier | Wat? Zie ik hier niet Pomona |
und, wo mir recht, die Pallas auch bei ihr? | en als ik me niet vergis, ook Pallas bij haar? |
Sagt, Werte, sagt, was fordert ihr von mir? | Zeg, hooggewaardeerden, wat willen jullie van mij? |
Euch ist gewiss sehr viel daran gelegen. | Het is vast erg belangrijk voor jullie. |
Op Aeolus maakt dat weinig indruk; hem wachten al weer nieuwe bezoekers.
7. Aria (A)
alt, hobo d'amore, continuo
Pomona | |
Können nicht die roten Wangen, | Kunnen de rode wangen |
womit meine Früchte prangen, | waarmee mijn vruchten pronken |
dein ergrimmtes Herze fangen, | jouw vertoornde hart niet betoveren, |
ach, so sage, kannst du sehn, | ach, zeg dan, kun je niet zien |
wie die Blätter von den Zweigen | hoe de bladeren bedroefd |
sich betrübt zur Erde beugen, | van hun takken omlaag buigen |
um ihr Elend abzuneigen, | uit afkeer van de ellende |
das an ihnen soll geschehn! | die hun zal worden aangedaan? |
Met blozende appelwangetjes en vallende blaadjes poogt Pomona (alt), godin van fruitbomen, Aeolus te vermurwen de herfst nog even uit te stellen. Met niet meer dan een liefdeshobo (hobo d’amore) aan haar zijde maakt ze weinig kans. In Bachs muziek vallen de blaadjes zachtjes zuchtend ter aarde.
8. Recitatief (S, A)
sopraan, alt, continuo
Pomona | |
So willst du, grimmger Aeolus, | Zul je dus, grimmige Aeolus, |
gleich wie ein Fels und Stein | bij mijn smeekbeden zo hard blijven |
bei meinen Bitten sein? | als een rots en een steen? |
Pallas | |
Wohlan! ich will und muss | Komaan! Ook ik wil en moet |
auch meine Seufzer wagen, | mijn zuchten inzetten, |
vielleicht wird mir, | misschien verleent hij mij |
was er, Pomona, dir | wat hij jou, Pomona, |
stillschweigend abgeschlagen, | stilzwijgend |
von ihm gewährt. | heeft geweigerd. |
Pallas, Pomona | |
Wohl! wenn er gegen mich/dich | Heel goed, als hij ten opzichte van mij/jou |
sich gütiger erklärt. | goedgunstiger is! |
Aeolus reageert nog niet. Pallas Athene verklaart zich solidair met Pomona; misschien maken ze samen meer kans.
9. Aria (S)
sopraan, solo viool, continuo
Pallas | |
Angenehmer Zephyrus, | Goede Zephyrus, |
dein von Bisam reicher Kuss | laat je van muskus rijke kus |
und dein lauschend Kühlen | en je luisterende koelte |
soll auf meinen Höhen spielen. | op mijn hoogten spelen. |
Großer König Aeolus, | Grote koning Aeolus, |
sage doch dem Zephyrus, | zeg toch tegen Zephyrus |
dass sein bisamreicher Kuss | dat zijn muskusrijke kus |
und sein lauschend Kühlen | en zijn luisterende koelte |
soll auf meinen Höhen spielen. | op mijn hoogten moeten spelen. |
Vooruitlopend op haar overwinning nodigt Pallas in een stralend E-groot alvast Zephyros uit om voor een aangename wind te zorgen tijdens haar feestje op de kunstberg Helicon, waar Apollo en de Muzen zetelen. Pas in tweede instantie wendt ze zich, op aanmerkelijk hoger toon tot Aeolus om dat mogelijk te maken. Pallas wordt bijgestaan door het hoogst geïntoneerde instrument tot dusver, een viool die een briljante solopartij speelt die reikt tot de in Bachs oeuvre uitzonderlijke hoge Gis ’’’.
Vijf jaar later zal Bach de muziek van deze aria hergebruiken in zijn Cantate BWV 171 voor Nieuwjaar 1729.
10. Recitatief (S, B)
sopraan, bas, traverso 1/2, continuo
Pallas | |
Mein Aeolus, | Ach, mijn Aeolus, |
ach! störe nicht die Fröhlichkeiten, | verstoor niet de vrolijkheid |
weil meiner Musen Helikon | van het feest, het aangename vieren |
ein Fest, ein' angenehme Feier | dat de Helikon, de berg van mijn Muzen, |
auf seinen Gipfeln angestellt. | op zijn toppen heeft aangericht. |
Aeolus | |
So sage mir, | Vertel mij dan |
warum dann dir | waarom juist deze dag |
besonders dieser Tag so teuer, | jou zo dierbaar is, |
so wert und heilig fällt? | zo waardevol is en zo heilig. |
O Nachteil und Verdruß! | O ellende en narigheid, |
Soll ich denn eines Weibes Willen | moet ik dan in mijn rijk |
in meinem Regiment erfüllen? | de wil van een vrouw uitvoeren? |
Pallas | |
Mein Müller, mein August, | Mijn Müller, mijn August, |
der Pierinnen Freud und Lust | vreugde en plezier van de Muzen |
Aeolus | |
Dein Müller, dein August! | Jouw Müller, jouw August |
Pallas | |
Und mein geliebter Sohn, | en mijn geliefde zoon |
Aeolus | |
Dein Müller, dein August! | Jouw Müller, jouw August |
Pallas | |
erlebet die vergnügten Zeiten, | beleeft nu de blijde tijden |
da ihm die Ewigkeit | omdat zijn wijze naam hem |
sein weiser Name prophezeit. | de eeuwigheid voorspelt. |
Aeolus | |
Dein Müller! dein August! | Jouw Müller, jouw August, |
Der Pierinnen Freud und Lust | vreugde en plezier van de Muzen |
und dein geliebter Sohn, | en jouw geliefde zoon |
erlebet die vergnügten Zeiten, | beleeft nu blijde tijden |
da ihm die Ewigkeit | omdat zijn wijze naam hem |
sein weiser Name prophezeit? | de eeuwigheid voorspelt? |
Wohlan! ich lasse mich bezwingen, | Welnu, dan laat ik mij overhalen, |
euer Wunsch soll euch gelingen. | jullie wens zal worden ingewilligd. |
In recitatief (10) voltrekt zich de wending in de plot. Pallas en Aeolus geraken in dialoog. Wanneer Pallas de naam van Dr Müller noemt melden zich ter begeleiding twee traverso’s. Na nog een seksistische kaart te hebben gespeeld uit Aeolus zijn verbazing dat het allemaal om Müller draait door diens naam driemaal, telkens één toon hoger uit te roepen; hij is dan ook snel overtuigd. De Pieriden zijn synoniem voor de negen muzen die op de berg Helicon huizen.
11. Aria (B)
bas, trompet 1–3, hoorn 1/2, timpani, continuo
Aeolus | |
Zurükke, zurükke, geflügelten Winde, | Terug, terug, gevleugelde winden, |
besänftiget euch! | kalmeer! |
Doch wehet ihr gleich, | En áls jullie waaien, |
so weht doch itzund nur gelinde! | waai dan zachtjes! |
Als een groot staatsman weet Aeolus zijn capitulatie als een overwinning te verkopen. Met zijn gebruikelijke entourage van trompetten, hoorns en pauken geeft hij zijn winden nieuwe instructies. Bij so weht doch nur gelinde is de begeleiding uitgedund.
12. Recitatief (S, A, T)
sopraan, alt, tenor, continuo
Pallas | |
Was Lust! | Wat een plezier |
Pomona | |
Was Freude! | Wat een vreugde |
Zephyrus | |
Welch Vergnügen! | Wat een genoegen! |
Alle | |
Entstehet in der Brust, | ontstaat er in ons hart |
dass sich nach unsrer Lust | nu de wensen zich moeten schikken |
die Wünsche müssen fügen. | naar wat wíj willen. |
Zephyrus | |
So kann ich mich bei grünen Zweigen | Nu kan ik nog blij zijn |
noch fernerhin vergnügt bezeigen. | als de takken groen blijven. |
Pomona | |
So seh ich mein Ergötzen | Nu kan ik blijven genieten |
an meinen reifen Schätzen. | van mijn rijke schatten. |
Pallas | |
So richt ich in vergnügter Ruh | Nu maak ik opgewekt en kalm |
meines Augusts Lustmahl zu. | het feestmaal voor mijn August klaar |
Pomona, Zephyrus | |
Wir sind zu deiner Fröhlichkeit | Met evenveel plezier |
mit gleicher Lust bereit. | sluiten wij ons aan bij jouw vrolijkheid. |
Met bescheiden middelen (daarentegen), louter continuobegeleiding, verheugen zich de drie smekelingen in de goede afloop. Drie korte solopassages in vrij recitatief worden omlijst door een terzet en een duet met ritmische begeleiding (arioso).
13. Aria (A, T)
alt, tenor, traverso 1/2, continuo
Pomona | |
Zweig und Äste | Tak en twijgen |
zollen dir zu deinem Feste | schenken jou voor je feest |
ihrer Gaben Überfluss. | de overvloed van hun gaven. |
Zephyrus | |
Und mein Scherzen soll und muss, | En mijn gescherts moet en zal |
deinen August zu verehren, | ter ere van jouw August |
dieses Tages Lust vermehren. | het plezier van deze dag vergroten. |
Pomona, Zephyrus | |
Ich bringe die Früchte/mein Lispeln mit Freuden herbei, | Ik breng hier vol vreugde de vruchten / mijn gefluister |
Beide | |
Dass alles zum Scherzen vollkommener sei. | opdat alles nog volmaakter en plezieriger wordt. |
De beide bondgenoten, Pomona en Zephyrus offreren verheugd hun geschenken, blozende appeltjes resp. aangename winden, aan de jarige Müller, eerst achtereenvolgens en dan ook gezamenlijk. Ze vormen een trio met de twee unisono gevoerde traverso’s.
De vorm refereert aan de polonaise, een wat deftige dansvorm in rustige driekwartsmaat, wat sneller dan de sarabande en wat langzamer dan het menuet, die wegens zijn oorsprong in Duitslands oostelijke buurland Polen door Duitse componisten - in tegenstelling tot Franse - in de kunstmuziek (suites) werd overgenomen. En dus ook verwijst naar het Poolse koningsschap van de Saksische keurvorst Friedrich August I, de beschermheer van Dr Müller.
Bach hergebruikte de muziek van deze aria in 1728 voor het sopraan/alt-duet Heil und Segen, nr. 7 in BWV 216, Vergnügte Pleißenstadt.
14. Recitatief (S)
sopraan, continuo
Pallas | |
Ja, ja! ich lad euch selbst zu dieser Feier ein: | Ja, ja! Ik nodig jullie zelf uit voor dit feest: |
erhebet euch zu meinen Spitzen, | stijg op naar mijn hoogten, |
wo schon die Musen freudig sein | waar de Muzen zich al verheugen |
und ganz entbrannt vor Eifer sitzen. | en branden van ijver. |
Auf! lasset uns, indem wir eilen, | Kom, laten wij haastig |
die Luft mit frohen Wünschen teilen! | de lucht vullen met vrolijke wensen! |
Pallas Athene kan haar wens (Ja, ja!) vervullen en iedereen uitnodigen. Het continuo aanvaardt haar uitnodiging als eerste.
15. Koor
SATB, strijkers, traverso 1/2, hobo 1/2, trompet 1–3, hoorn 1/2, timpani, continuo
Vivat August, August vivat! | Vivat August, August vivat! |
Sei beglückt, gelehrter Mann! | Veel geluk, geleerde man! |
Dein Vergnügen müsse blühen, | Moge uw vreugde bloeien, |
dass dein Lehren, dein Bemühen | moge uw onderwijs, uw inspanningen |
möge solche Pflanzen ziehen, | planten kweken |
womit ein Land sich einstens schmücken kann. | waarmee een land zich eens kan tooien. |
Voor het uiteindelijke felicitatiekoor worden alle uitvoerenden gemobiliseerd, met uitzondering van de twee zachtgevooisde begeleiders van Zephyros. Het stuk is vijfdelig: A-B-A’-B-A.