Johann Sebastian Bach
Ihr Tore zu Zion (BWV 193)
Geschreven voor Ratswechsel
Voor het eerst uitgevoerd: 25 aug 1727
Solisten SA koor SATB orkest str ob1,2 cont
Totaal 7 delen, 2 koorwerken
Vertaling: Ria van Hengel
Deze cantate werd de afgelopen jaren zelden uitgevoerd
Bespreking
Bach voerde de cantate BWV 193 voor het eerst - en waarschijnlijk voor het laatst - uit op maandag 25 augustus 1727 in de officiële stadskerk Nicolaikirche, ter gelegenheid van de plechtige jaarlijkse wisseling van het gemeentebestuur (Ratswahl); bij die gelegenheid, op de maandag na St. Bartholomeusdag (24 augustus), trad het regerende derde deel van de gemeenteraad met zijn burgemeester terug ten gunste van één van de twee op dat moment ‘rustende' facties. De stedelijke 'director musices' kreeg jaarlijks opdracht voor die gelegenheid een feestelijk nieuw werk te componeren, waarvoor hij afzonderlijk betaald werd. Bach moet deze dienst gedurende zijn Leipziger dienstverband dus 27 keer hebben geleverd; ons zijn nog slechts vijf van deze composities overgeleverd plus de teksten (zonder muziek) van drie andere. Daaruit blijkt de ‘nieuwheid' van deze stukken nogal betrekkelijk: Bach recyclet veel bestaande muziek met nieuwe teksten.
Hij doet dat nogal brutaal in BWV 193. De muzikale substantie ervan, een koor en twee aria's, klonk in Leipzig nog geen vier weken eerder in de openlucht als huldigingscantate (dramma per musica Ihr Häuser des Himmels, BWV 193a) op de naamdag (3 augustus) van de koning/keurvorst August II (‘der Starke'): landelijke en stedelijke overheid in één moeite gefêteerd! Het bestaan van BWV 193a kennen we slechts uit de tekst die librettist Picander in zijn verzameld werk afdrukt; hij is dus waarschijnlijk ook de auteur van de parodietekst BWV 193.
Helaas is Cantate 193 ons maar gebrekkig overgeleverd: we kennen er geen partituur meer van en alleen nog partijen van sopraan, alt, de drie hoge strijkers (eerste en tweede viool en altviool) en twee hobo's. Ten behoeve van de uitvoering van deze naar het zich laat aanzien zeer aantrekkelijke cantate moet dus minimaal een tenor-, een bas- en een continuopartij worden gereconstrueerd, terwijl we er zeker van kunnen zijn dat er, zoals in alle Ratswahlcantates, trompetten en pauken hebben meegespeeld. En misschien waren er ook nog wel traverso's of een derde hobo ... De op internet beschikbare partituur van de oude Bachgesellschaft (1894) volstaat met de beschikbare partijen, de koorpartituur / klavieruittreksel van Breitkopf is gebaseerd op een laat-negentiende-eeuwse reconstructie van Bernhard Todt (1822–1907). Voor Helmuth Rilling vervaardigde de musicoloog Reinhold Kubik in 1983 een reconstructie die is uitgegeven bij Carus Verlag (31.193/03) maar zich, naar het oordeel van Alfred Dürr, nogal wat anachronistische, niet in de tijd en stijl van Bach passende vrijheden permitteert. Koopman voert een eigen, voorzover ik weet (nog) niet gepubliceerde reconstructie uit.
Zoals in de meeste Ratswahlcantates worden bijbelteksten over Gods bemoeienis (zorg, gunsten, dank, vermaningen) met de stad Jeruzalem toegepast op de stad Leipzig, met het stadsbestuur als representant van God. Zion (Sion) was oorspronkelijk de naam van de vesting die de oudtestamentische koning David veroverde; gaandeweg verbreedde zich de betekenis van Sion tot de stad Jeruzalem waar die burcht was gevestigd, en verder naar het land Juda, het volk Israel tot - in het Nieuwe Testament - het koninkrijk Gods. In Ratswahlteksten komt Christus niet voor, ze stammen meestal uit het Oude Testament, bij voorkeur uit de psalmen. (De identificatie van eigen land of stad met Jeruzalem beperkt zich niet tot Leipzig; Hubert Parry's 'Jeruzalem' gaat over Engeland.)
Nu het sowieso al om een parodie gaat, muziek die niet ontworpen is voor maar hoogstens aangepast aan de nieuwe tekst, en bovendien niet alle noten van Bach zijn, valt er hieronder over specifieke tekst/muziek-relaties weinig op te merken.
1. Koor
SATB, strijkers, hobo 1/2, continuo
Ihr Tore zu Zion, | O poorten naar Sion, |
ihr Wohnungen Jakobs, freuet euch. | o woningen van Jacob, verheug je. |
Gott ist unsers Herzens Freude, | God is de vreugde van ons hart, |
wir sind Völker seiner Weide, | wij zijn volken van zijn weide, |
ewig ist sein Königreich. | eeuwig is zijn koninkrijk. |
De nog beschikbare partijen laten de maten 3 en 4 van het openingskoor (1) zelfs geheel blanco: geen beter bewijs dat hier fanfares van trompetten en pauken moeten hebben geklonken. De tekst parafraseert de dankpsalm 87: 2, ‘God heeft Sions poorten lief boven alle woningen van Jacob.' Bach schrijft een stralend concertant koor in D-groot, met een swingend syncopisch thema. Er zijn drie even lange delen van 32 maten, in da-capostructuur (A-B-A'). Het B-deel behandelt de drie regels tekst maar liefst viermaal, gescheiden door korte instrumentale intermezzi; dat de laagste twee stemmen bij de derde keer ook geacht worden canonisch in te zetten (m. 56) zal wel geen reconstructeur zijn ontgaan. Tenslotte wordt het A-deel licht gewijzigd herhaald.
In sommige uitgaven heeft in plaats van het woord Tore het woord Pforten zich gehandhaafd, een reeds door Bach zelf gecorrigeerde verschrijving van één van zijn kopiïsten.
2. Recitatief (S)
sopraan
Der Hüter Israel entschläft noch schlummert nicht; | De wachter van Israël slaapt of sluimert niet; |
es ist annoch sein Angesicht | zijn aangezicht is nog steeds |
der Schatten unsrer rechten Hand, | de schaduw aan onze rechterhand, |
und das gesamte Land | en het hele land |
hat sein Gewächs im Überfluß gegeben. | heeft een overvloedige oogst opgeleverd. |
Wer kann dich, Herr, genug davor erheben? | Wie kan u, Heer, daarvoor voldoende prijzen? |
Met recitatief (2) motiveert de sopraan haar dank voor wat blijkbaar een vruchtbaar jaar is geweest, beginnend met de woorden van Psalm 121: 4, 'De wachter van Israël slaapt noch sluimert'. Met een open halfslot - dat is louter uit de noten van de sopraan nog wel af te leiden - verwijst zij direct naar haar volgende aria.
3. Aria (S)
sopraan, strijkers, hobo 1
Gott, wir danken deiner Güte, | God, wij danken uw goedheid, |
denn dein väterlich Gemüte | want uw vadergevoel |
währet ewig für und für. | duurt eeuwig. |
Du vergibst das Übertreten, | U vergeeft de overtredingen, |
du erhörest, wenn wir beten, | u hoort ons als wij bidden, |
drum kömmt alles Fleisch zu dir. | daarom komt alle vlees tot u. |
Sopraanaria (3) is een zorgeloos danklied in de vorm van een menuet, ontleend aan deel 7 van het parodiemodel BWV 193a; de oorspronkelijke woorden Herr! So groß als dein Erhöhen, waarmee de wereldse heerser nog geen maand daarvoor werd toegezongen, zijn hier probleemloos vervangen door Gott, wir danken deiner Güte. Hier zijn het de laatste regels die naar een psalm verwijzen, i.c. Psalm 65, vers 3, 'u hoort ons als wij bidden, daarom komt alle vlees tot u.'
Aan de bewaarde begeleidende partijen lijkt, behoudens het continuo, niets te ontbreken. De hobo volgt grotendeels de eerste viool, maar verzelfstandigt zich nu en dan even; zelfs de sopraan voegt zich soms bij het unisono van haar begeleiders. De aria heeft een perfecte da-capostructuur: A-B-A. De sopraan neemt beide delen van de tekst tweemaal door, éénmaal door tutti, éénmaal door hobo begeleid, zie het schema rechts, waarin de regelmaat, met zijn veelvouden van vier maten, zijn wortels in een dansvorm verraadt.
4. Recitatief (A)
alt
O Leipziger Jerusalem, | O Leipziger Jeruzalem, |
vergnüge dich an deinen Feste. | geniet van je feest. |
Der Fried ist noch in deinen Mauren, | De vrede heerst nog binnen je muren, |
es stehn annoch die Stühle zum Gericht, | de stoelen voor het gericht staan er nog |
und die Gerechtigkeit bewohnet die Paläste. | en de gerechtigheid bewoont de paleizen. |
Ach, bitte, daß dein Ruhm und Licht | Ach, bid erom dat je roem en je licht |
also beständig möge dauren. | blijvend mogen duren. |
Nu vrede en gerechtigheid heersen in Leipzig, stelt de alt met zijn/haar waarschijnlijk slechts door het continuo begeleide recitatief (4) voor te bidden dat deze situatie moge voortduren.
5. Aria (A)
alt, hobo 1
Sende, Herr, den Segen ein, | Zend, Heer, uw zegen, |
laß die wachsen und erhalten, | laat hen groeien en bewaard blijven |
die vor dich das Recht verwalten | die voor u het recht uitoefenen |
und ein Schutz der Armen sein, | en laat hen een bescherming voor de armen zijn, |
sende, Herr, den Segen ein. | zend, Heer, uw zegen. |
Aria (5) is het in (4) voorgestelde zegengebed van de alt, in het bijzonder voor degenen die het recht handhaven, en opdat zij de armen mogen beschermen. De alt wordt begeleid door een solohobo (of hobo d'amore, want de partij reikt tot een lage a). Z/hij wedijvert met de hobo in bloemrijke coloraturen, die duiden op rijke zegen die, in de noten van de alt, steeds van boven naar beneden daalt. Ook hier weer, als in (3), opmerkelijke unisono passages tussen alt en hobo (m. 13-16), die desondanks niet de indruk wekken dat er nog melodiepartijen ontbreken. Lange pauzes in de hobopartij vragen wel om een actief continuo.
De laatste drie tekstregels worden slechts eenmaal secco gereciteerd, direct gevolgd door een herhaling van de eerste regel en tien maten van het inleidende ritornel. De - korte - aria bestaat in feite dus slechts uit één deel; mogelijk was het origineel c.q. parodiemodel uitgebreider.
6. Recitatief
SATB
(verloren) | ontbreekt |
Als zesde deel van de cantate vertonen alle aangetroffen partijen slechts de instructie 'tacet': zwijgt, hier hebt u niets te spelen/zingen. Dus er heeft wel zo'n zesde deel bestaan, waarschijnlijk een recitatief voor de tenor of de bas (of beiden tesamen?). Bij gebrek aan een tekst valt hier niets te reconstrueren. Koopman voert hier het basrecitatief Nun, Herr, so weihe selbst das Regiment uit met dezelfde positie en - waarschijnlijk - functie uit een andere Ratswahlcantate, BWV 120.
7. Koor
SATB, strijkers, hobo 1/2, continuo
Chorus ab initio repetatur. | herhaling van het openingskoor. (1) |
Ten slotte wordt het openingskoor (1) herhaald, conform de expliciete autografe instructie Chorus ab initio repetatur.