Eduard van Hengel

Johann Sebastian Bach vocale werken

Johann Sebastian Bach

Singet dem Herrn ein neues Lied (BWV 190a)

Geschreven voor onbekend

Voor het eerst uitgevoerd: 25 jun 1730

Libretto: Christian Friedrich Henrici (alias Picander)

Solisten SATB koor SATB orkest str ob1-3 obd'am trp1-3 timp cont

Totaal 7 delen, 2 koorwerken, 1 koraal

Deze cantate werd de afgelopen jaren zelden uitgevoerd

beluister

downloads uitleg

Bespreking

Bach componeerde Cantate BWV 190a in 1730 voor de  de feestelijke herdenking (25 juni) van de Augsburger Konfession, de geloofsbelijdenis waar achter zich in 1530 de protestantse landen schaarden. Van deze cantate is de muziek verloren gegaan en alleen de tekst van Picander overgeleverd. Maar uit deze tekst blijkt dat Bach voor deze éénmalige gelegenheid zijn Nieuwjaarscantate van 1724, BWV 190, bewerkte, ‘parodieerde’; in die bewerking bleven gehandhaafd:
- tekst en muziek van het openingskoor (1) en van de koordelen in (2)
- en de muziek van de beide aria’s (3) en (5).
Tekstdichter Picander leverde dus nieuwe tekst voor de beide aria’s, voor de recitativische passages in (2) en voor de recitatieven  (4) en (6), en koos, waarschijnlijk in overleg met Bach een nieuw slotkoraal (7).
Omdat recitatieven zo sterk tekstgebonden zijn, kan een nieuw recitatief nooit op reeds bestaande muziek worden gezongen en dus moet wie BWV 190a wil uitvoeren nieuwe muziek bedenken voor de recitatieven in de delen (2), (4) en (6), en h/zij moet (bij voorkeur in Bachs oeuvre) een vierstemmige harmonisering vinden voor het slotkoraal (7).
Maar de ondernemende dirigent die verwacht nu verder eenvoudig te kunnen gebruikmaken van het materiaal van BWV 190 wacht nieuwe tegenspoed. Want ook die cantate is onvolledig overgeleverd (zie aldaar), waarschijnlijk tengevolge van het hergebruik in 1730, in een wat minder reguliere context: van de partituur ontbreken de delen (1) en (2) en van de afzonderlijke partijen (welke die leemte hadden kunnen opvullen) resteren slechts de vier zangpartijen en twee tuttivioolpartijen.  Een reconstructie van BWV 190a kan dus slechts gebaseerd zijn op een reconstructie van BWV 190. Diethard Hellmann vervaardigde deze achtereenvolgende reconstructies in 1972 voor Ed. Breitkopf.

1. Koor

sopraan, SATB, strijkers, hobo 1–3, trompet 1–3, timpani, continuo

»Singet dem Herrn ein neues Lied! Zingt de Heer een nieuw lied!
Die Gemeine der Heiligen soll ihn loben! De gemeente der heiligen moet hem loven!
Lobet ihn mit Pauken und Reigen, Looft hem met tamboerijn en reidans,
lobet ihn mit Saiten und Pfeifen! looft hem met snarenspel en fluit!
Herr Gott, dich loben wir! Heer God, u loven wij!
Alles, was Odem hat, lobe den Herrn! Alles wat adem heeft, love de Heer!
Herr Gott, wir danken dir! Heer God, wij danken u!
Alleluja!«Halleluja!

Het openingskoor (1) moet een grandioos en overrompelend stuk zijn geweest, waarbij we erop moeten rekenen dat geen van de op degelijk onderzoek berustende reconstructies de verrassingen zal kunnen bieden die Bach ongetwijfeld in petto had. De feestelijke muziek waarmee Bach in 1724 het nieuwe jaar inluidde is zonder meer geschikt voor de herdenking in 1730, o.m. door het gebruik van de bekende laatste twee psalmteksten die al door generaties componisten op muziek werden gezet: Psalm 149, vers 1 (Singet etc.), Psalm 150, de verzen 4 (Lobet etc.) en 6 (Alles, was Odem hat), teksten die Bach ook gebruikt in zijn dubbelkorige motet BWV 225, Singet dem Herrn ein neues Lied. De verwerking van deze teksten in koor (1) wordt tweemaal afgewisseld met een unisono door het koor gescandeerd Herr Gott, dich loben wir, resp. wir danken dir; de eerste regels van Luthers (1529) vertaling/bewerking van de oude ambrosiaanse hymne Te Deum laudamus (vierde eeuw). Het ‘nieuwe lied' klinkt dus op modern concertante wijze, terwijl het oude en eerbiedwaardige Te Deum stijlgetrouw op oudkerkelijke, gregoriaanse wijze onbegeleid en eenstemmig wordt gereciteerd. Intussen maakt Bach duidelijk dat dit christelijke, nieuwtestamentische lied het nieuwe lied is waartoe de psalmdichters opriepen.
Door de twee Te-Deumcitaten krijgt het openingskoor een symmetrische, vijfdelige structuur rond de centrale fuga over Alles, was Odem hat, de tekst die Bach ook in motet BWV 225 fugatisch behandelt. Na de tweede Te-Deumpassage keert de instrumentale muziek, waarmee dit koor begon, terug, maar nu zingt het koor daarop zijn - eveneens aan de psalmteksten ontleende - Alleluja.

2. Koor en Recitatief (B, T, A)

alt, tenor, bas, SATB, strijkers, continuo

Herr Gott, dich loben wir! Heer God, u prijzen wij!
(B) Gott, daß du unser Hort (B) God, omdat u onze toeverlaat
und unser Heyland bist. en onze Heiland bent.
Herr Gott, wir danken dir! Heer God, wij danken u!
(T) Mit Jauchzen gehn wir fort (T) Juichend gaan wij voort
und suchen, Herr, dein Angesicht, en zoeken, Heer, uw aangezicht,
denn deine Gnade reicht, want uw genade is even ruim
so weit der Himmel ist, als de hemel
und deine Wahrheit leucht, en uw waarheid is even licht
so weit die Wolcken gehen als de wolken.
Herr Gott, dich loben wir! Heer God, wij prijzen u!
(A) Das noch dein helles Licht (A) Omdat uw heldere licht
in unserm Lande scheint. nog in ons land schijnt.
O! Gott, wie groß ist deine Güte, O God, hoe groot is uw goedheid,
die es so treu mit deinen Kindern meint! die het zo goed met uw kinderen voorheeft!
Vergiß das liebende Gemüthe, Vergeet (niet) het liefhebbende gemoed,
mein Zion, ja! vergiß es nicht, mijn Sion, ja, vergeet het niet,
Herr Gott, wir danken dir!Heer God, wij danken u!

Hoogst uitzonderlijk heeft het koor in deel (2) opnieuw een taak: het zingt viermaal een regel van Luthers Te Deum, maar nu in een vierstemmige harmonisering, als een litanie ter bekrachtiging van de drie korte secco recitatieven van achtereenvolgens bas, tenor en alt. Eventuele instrumentale begeleiding is ter keuze van de reconstructeur.

3. Aria (A)

alt, strijkers, continuo

Lobe, Zion, deinen Gott, Prijs, Sion, je God,
lobe herrlich seinen Nahmen. prijs heerlijk zijn naam.
Auf! erzehle, dencke dran; Kom, vertel en bedenk
was der Herr an uns gethan, wat de Heer voor ons heeft gedaan,
darum bete für ihn an, aanbid hem dus,
rühme seines Wortes Saamen.roem het zaad van zijn woord.

De luchtige altaria (3) Lobe Zion, deinen Gott is een opgewekte lofzang in dansvorm, een polonaise, in eenheden van vier maten, met echo-effecten en een dwingende basfiguur. Gardiner hoort hier een fandango in; aan het begeleidende strijkorkest voegt hij nog eens drie hobo's toe, colla parte met de violen. Toen Bach dit stuk in 1724 componeerde was hij nog geen jaar weg uit Köthen; misschien had hij het daar al eens gebruikt. In elk geval hoor je er de seculiere kapelmeester in.

4. Recitatief

sopraan, bas, continuo

Herr, wenn dein Evangelium Heer, als uw evangelie,
die Himmels-Lehre die hemelse leer,
nicht unser Trost gewesen wäre, niet onze troost was geweest,
so hätt uns Noth und Tod dan hadden nood en dood
zu Boden unterdrückt: ons diep terneergedrukt:
das ist das Lebensbrot, het is het brood des levens,
das unserm Geiste Kraft, dat onze geest kracht
das unsrer Seele Labsal schafft, en onze ziel lafenis schenkt
und mit der Seeligkeit erquickt. en met zaligheid verkwikt.
Hier ist Gerechtigkeit, des Glaubens Schild, Hier is gerechtigheid, het schild van het geloof,
die nur vor Gott im Himmel gilt.die alleen voor God in de hemel geldt.

Picanders tekst benadrukt het karakteristiek lutherse primaat van het evangelie. De muziek van dit recitatief kan alleen maar van de hand van de reconstructeur zijn.

5. Aria / Duet (T, B)

tenor, bas, hobo d'amore, continuo

Selig sind wir durch das Wort, Zalig zijn wij door het woord,
selig sind wir durch das Gläuben, zalig zijn wij door het geloof,
selig sind wir hier und dort, zalig zijn wij hier en daarginds,
selig, wenn wir treu verbleiben. zalig als wij trouw blijven.
Selig, wenn wir nicht allein, Zalig als wij niet alleen
Hörer, sondern Thäter sein.luisteren maar ook doen.

Van dit duet is de muziek weliswaar bekend, maar Bach vergat het soloinstrument te specificeren. Gezien de omvang (ambitus) van die partij, reikend tot een lage A, zou het een hobo d'amore geweest kunnen zijn, maar ook een soloviool want slechts de tuttivioolpartijen zijn ons overgeleverd.

6. Recitatief

tenor, continuo

Nun Gott, dir opfern wir Nu God, daarvoor offeren wij u
der Lippen Frucht dafür, de vrucht van onze lippen,
wir, die wir uns nach deinem Nahmen nennen wij, die uw naam dragen
und Christum, deinen Sohn bekennen. en die Christus, uw zoon belijden.
Nimm ferner deine Kirch in acht, Blijf waken over uw kerk,
daß sie wie auf den Fels dat zij als op een rots
je mehr und mehr gegründet werde. steeds steviger komt te staan.
Vermehre deine kleine Herde Vermeerder uw kleine kudde,
in deiner Hand steht Kraft und Macht.uw hand is krachtig en machtig.

Voor dit tenorrecitatief geldt wat bij (4) werd gezegd: de muziek kan slechts van een reconstructeur stammen. Het oorspronkelijke recitatief op deze plaats werd door strijkers begeleid (accompagnato); reconstructeur Hellmann kiest ervoor dat hier ook te doen.

7. Koraal

tutti

Es danke Gott und lobe dich, Laat het volk God danken
das Volk in guten Taten. en u loven met goede daden.
Das Land bringt Frucht, und bessert sich, Het land brengt vrucht voort en gaat vooruit,
dein Wort ist wohl geraten. met uw woord staat het er goed voor.
Uns segne Vater und der Sohn, Moge God, Vader en Zoon, ons zegenen
uns segne Gott der Heil’ge Geist, en moge de Heilige Geest ons zegenen,
dem alle Welt die Ehre tu en moge de hele wereld hem eren
für ihm sich fürchte allermeist, en hem zeer vrezen,
nun sprecht von Herzen Amen.zeg nu van harte Amen.

Picanders libretto heeft tot tekst voor het slotkoraal Es danke, Gott, und lobe dich, het derde couplet van een lied van - uiteraard - Martin Luther; hij schreef het al in 1524 naar Psalm 67: Es woll' uns Gott genädig sein. Dit koraalcouplet fungeerde reeds als slotkoraal van Cantate 76, Bachs tweede cantate in Leipzig en met een markante zelfstandige instrumentale begeleiding. Maar in eenvoudiger vorm bijvoorbeeld ook in Cantate 69. Uitvoerenden kunnen kiezen.