Eduard van Hengel

Johann Sebastian Bach vocale werken

Georg Melchior Hoffmann

Meine Seele rühmt und preist (BWV 189)

Geschreven voor onbekend

Voor het eerst uitgevoerd: 1710?

Solisten T orkest v fl ob cont

Totaal 5 delen

Vertaling: Ria van Hengel

Deze cantate werd de afgelopen jaren nooit uitgevoerd

beluister

andere besprekingen

downloads uitleg

Bespreking

Deze cantate is lang beschouwd als een werk van J.S.Bach en kreeg in diens Werke Verzeichnis het nummer 189. Sinds 1956 (Dürr, Bach Jahrbuch p. 155) geldt ze (evenals BWV 53) als het werk van Georg Melchior Hoffmann (1679-1715). Deze studeerde vanaf 1702 in Leipzig, waar hij eerst lid was van het door Telemann opgerichte Collegium Musicum en na diens vertrek in 1705 leider. Hij componeerde o.m. instrumentaal werk, missen, cantates en opera's voor de toen nog bestaande Leipziger opera. In 1714 was hij met J. S. Bach sollicitant voor de organistenpost te Halle, waarvoor uiteindelijk beiden bedankten. Bij zijn overlijden op 36-jarige leeftijd was hij een beroemd componist.

In zijn solocantate Meine Seele ruhmt und preist wordt de tenor begeleid door blokfluit, hobo, viool en continuo. De tekst is een gedeeltelijke parafrase van de lofzang van Maria, het Magnificat, zoals opgetekend in het evangelie van Lucas (1: 46-55). Deze tekst werd gelezen op het feest van Maria Visitatie (2 juli), wat dus waarschijnlijk de liturgische bestemming van de cantate is geweest. De vijf delen zijn symmetrisch geordend: drie aria's worden afgewisseld met twee secco recitatieven. De middelste aria heeft slechts continuo-begeleiding, in de twee hoekdelen musiceert de voltallige bezetting.

1. Aria (T)

tenor, viool, blokfluit, hobo, continuo

Meine Seele rühmt und preist Mijn ziel roemt en prijst
Gottes Huld und reiche Güte. Gods genade en rijke goedheid.
Und mein Geist, En mijn geest, hart en zinnen
Herz und Sinn und ganz Gemüte en mijn hele gemoed
ist in meinem Gott erfreut, verheugen zich in mijn God,
der mein Heil und Helfer heißt.die mijn Heil en Helper heet.

                  

2. Recitatief (T)

tenor, continuo

Denn seh ich mich und auch mein Leben an,Want als ik naar mezelf en naar mijn leven kijk,
so muß mein Mund in diese Worte brechen:dan moet mijn mond wel in deze woorden uitbarsten:
Gott, Gott! was hast du doch an mir getan!God! God, wat hebt u toch aan mij gedaan!
Es ist mit tausend ZungenNog met geen duizend tongen
nicht einmal auszusprechenis uit te spreken
wie gut du bist, wie freundlich deine Treu,hoe goed u bent, hoe vriendelijk uw trouw
wie reich dein Liebe sei.en hoe rijk uw liefde is.
So sei dir denn Lob, Ehr und Preis gesungen.Daarom zij u lof, eer en prijs gezongen.

                          

3. Aria (T)

tenor, continuo

Gott hat sich hoch gesetzetGod zetelt hoog
und sieht auf das, was niedrig ist.en kijkt naar dat wat laag is.
Gesetzt, daß mich die WeltOok al houdt de wereld
gering und elend hält,mij gering en ellendig,
doch bin ich hoch geschätzet,ik heb toch een hoge waarde,
weil Gott mich nicht vergißt.want God vergeet mij niet.

                        

4. Recitatief (T)

tenor, continuo

O was für große DingeO, wat een grote dingen
treff ich an allen Orten an,die God aan mij heeft gedaan
die Gott an mir getan,tref ik overal aan;
wofür ich mich mein Herz zum Opfer bringe;daarvoor offer ik hem mijn hart.
er tut es, dessen MachtHij doet het wiens macht
den Himmel kann umschränken,de hemel omvat,
an dessen Namen Prachtde pracht van zijn naam
die Seraphim in Demut nur gedenken.gedenken de serafijnen slechts deemoedig.
Er hat mir Leib und Leben,Hij heeft mij lichaam en leven,
er hat mir auch das Recht zur Seligkeit,hij heeft mij ook het recht op zaligheid
und was mich hier und dort erfreut,en wat mij hier en daarginds verheugt
aus lauter Huld gegeben.uit louter genade gegeven.

                              

5. Aria (T)

tenor, viool, blokfluit, hobo, continuo

Deine Güte, dein Erbarmen ,Uw goedheid, uw ontferming
wahret, Gott, zu aller Zeit.blijven bestaan, altijd.
Du erzeigst BarmherzigkeitU bewijst barmhartigheid
denen dir ergebnen Armen.aan de armen die zich aan u hebben overgegeven.