Johann Sebastian Bach
Ärgre dich, o Seele, nicht (BWV 186a)
Geschreven voor 3e Advent
Voor het eerst uitgevoerd: 13 dec 1716
Libretto: Salomo Franck
Solisten SATB koor SATB orkest str ob1,2 fgsolo cont
Totaal 6 delen, 1 koorwerk, 1 koraal
Vertaling: Henk Beindorff
Deze cantate werd de afgelopen jaren regelmatig uitgevoerd
Bespreking
Deze cantate componeerde Bach, evenals de BWVnrs 70a en 147a, te Weimar voor zondagen in de Adventstijd die in Leipzig gold als een periode van bezinning en inkeer waarin geen concertante muziek mocht klinken. Bach kon deze cantates in Leipzig dus pas gebruiken als hij ze een nieuwe bestemming gaf. Door enkele tekstcorrecties en toevoeging van vier recitatieven die in Francks ontwerp ontbraken maakte hij BWV 186a ruim een maand na zijn aantreden in Leipzig geschikt voor 7e zondag na Trinitatis (11 juli 1723): BWV 186, met uiteraard dezelfde titel. Zie mijn bespreking aldaar.
1. Koor
SATB, strijkers, hobo 1/2, solo fagot, continuo
Ärgre dich, o Seele, nicht, | Erger je er niet aan, mijn ziel, |
daß das allerhöchste Licht, | dat het allerhoogste licht, |
Gottes Glanz und Ebenbild, | Gods glans en evenbeeld, |
sich in Knechtsgestalt verhüllt, | zich verhult in de gestalte van een knecht. |
argre dich, o Seele, nicht! | Erger je er niet aan, mijn ziel! |
wordt BWV 186/1
2. Aria (B)
bas, continuo
Bist du, der da kommen soll, | Zijt Gij het, die komen zal, |
Seelenfreund im Kirchengarten? | hartsvriend in de hof der kerk? |
Mein Gemüt ist zweifelsvoll, | Mijn gemoed is vervuld van twijfel, |
Soll ich eines andern warten? | moet ik een ander verwachten? |
Doch, o Seele, zweifle nicht. | Doch twijfel niet, mijn ziel. |
Laß Vernunft dich nicht verstricken, | Laat je niet door het verstand verstrikken, |
Deinen Schilo, Jakobs Licht, | jouw Silo, het licht van Jakob, |
Kannst du in der Schrift erblicken! | kun je in de Schrift aanschouwen! |
wordt BWV 186/3
3. Aria (T)
tenor, altviool, continuo
Messias läßt sich merken | De Messias laat zich kennen |
aus seinen Gnadenwerken, | uit zijn werken van genade. |
Unreine werden rein. | Onreinen worden rein. |
Die geistlich Lahme gehen, | De geestelijk lammen lopen, |
die geistlich Blinde sehen | de geestelijk blinden zien |
den hellen Gnadenschein. | het heldere schijnsel van de genade. |
wordt BWV 186/5
4. Aria (S)
sopraan, viool 1/2, continuo
Die Armen will der Herr umarmen | De armen wil de Heer omarmen |
mit Gnaden hier und dort; | met genade hier en ginds! |
er schenket ihnen aus Erbarmen | Hij schenkt hun uit erbarmen |
den höchsten Schatz, das Lebenswort. | de hoogste schat, het Woord des Levens! |
wordt BWV 186/8
5. Aria / Duet (S, A)
sopraan, alt, strijkers, hobo 1/2, continuo
Laß, Seele, kein Leiden | Laat, o ziel, geen lijden |
von Jesu dich scheiden, | je van Jezus scheiden, |
sei, Seele, getreu! | Ziel, wees getrouw! |
Dir bleibet die Krone | De kroon blijft |
aus Gnaden zu Lohne, | uit genade je loon |
wenn du von Banden des Leibes nun frei. | als je vrij bent van de banden van het lichaam. |
wordt BWV 186/10
6. Koraal
SATB, strijkers, hobo 1/2, continuo
Darum ob ich schon dulde | Daarom, al moet ik hier |
hie Wiederwärtigkeit, | ook tegenspoed verdragen, |
wie ich auch wohl verschulde, | zoals ik ook verdien, |
kommt doch die Ewigkeit, | toch komt de eeuwigheid |
ist aller Freuden voll, | vervuld van alle vreugde, |
die ohne alles Ende, | die ik, |
dieweil ich Christum kenne, | omdat ik Christus ken, |
mir widerfahren soll. | eindeloos zal ervaren. |
wordt niet geparodieerd