naar de bespreking van BWV 180

Schmücke dich, o liebe Seele (BWV 180)

Johann Sebastian Bach

1. Koor

Schmücke dich, o liebe Seele, Maak je mooi, o lieve ziel,
laß die dunkle Sündenhöhle, verlaat de duistere zondengrot,
komm ans helle Licht gegangen, kom in het heldere licht
fange herrlich an zu prangen; en ga heerlijk stralen;
denn der Herr voll Heil und Gnaden want de Heer, die vol van heil en genade is,
läßt dich itzt zu Gaste laden. nodigt je nu uit als zijn gast.
Der den Himmel kann verwalten, Hij die de hemel kan besturen,
will selbst Herberg in dir halten.wil zelf bij jou intrekken.

2. Aria (T)

Ermuntre dich, dein Heiland klopft, Wees vrolijk, je Verlosser klopt aan,
ach, öffne bald die Herzenspforte! ach, doe de deur van je hart snel open!
Ob du gleich in entzückter Lust Ook al kun je in verrukt verlangen
nur halbgebrochne Freudenworte slechts stamelende woorden van vreugde
zu deinem Jesu sagen musst.tegen jouw Jezus zeggen.

3. Recitatief en koraal (S)

Wie teuer sind Hoe kostbaar zijn de gaven
des heilgen Mahles Gaben! van het heilige maal,
Sie finden ihresgleichen nicht. ze zijn zonder weerga!
Was sonst die Welt vor kostbar hält, De dingen die de wereld als kostbaar beschouwt
sind Tand und Eitelkeiten; zijn waardeloos en ijdel;
ein Gotteskind wünscht diesen Schatz zu haben een kind van God wil déze schat bezitten
und spricht: en zegt:
Ach, wie hungert mein Gemüte, Ach, wat hunkert mijn gemoed,
Menschenfreund, nach deiner Güte! Mensenvriend, naar uw goedheid!
Ach, wie pfleg ich oft mit Tränen Ach wat verlang ik vaak in tranen
mich nach dieser Kost zu sehnen! naar die spijzen!
Ach, wie pfleget mich zu dürsten Ach, wat dorst ik altijd
nach dem Trank des Lebensfürsten! naar de drank van de Levensvorst!
Wünsche stets, dass mein Gebeine Ik wens steeds dat mijn gebeente
sich durch Gott mit Gott vereine.door God met God wordt verenigd.

4. Recitatief (A)

Mein Herz fühlt in sich Furcht und Freude; Mijn hart is bang en blij;
es wird die Furcht erregt, de angst komt op
wenn es die Hoheit überlegt, wanneer het denkt over de verhevenheid,
wenn es sich nicht in das Geheimnis findet, wanneer het het geheim niet kan bevatten
noch durch Vernunft en het verheven werk
dies hohe Werk ergründet. niet verstandelijk kan doorgronden.
Nur Gottes Geist kann durch sein Wort uns lehren, Alleen Gods Geest kan ons door zijn woord leren
wie sich allhier die Seelen nähren, hoe hier de zielen worden gevoed
die sich im Glauben zugeschickt. die het geloof hebben aangenomen.
Die Freude aber wird gestärket, De vreugde wordt nog versterkt
wenn sie des Heilands Herz erblickt als die het hart van de Verlosser ontwaart
und seiner Liebe Größe merket. en de grootheid van zijn liefde opmerkt.

5. Aria (S)

Lebenssonne, Licht der Sinnen, Levenszon, licht van mijn geest,
Herr, der du mein alles bist. Heer, die mijn alles bent,
Du wirst meine Treue sehen u zult mijn trouw zien
und den Glauben nicht verschmähen, en mijn geloof niet versmaden,
der noch schwach und furchtsam ist.dat nog zwak en angstig is.

6. Recitatief (B)

Herr, lass an mir dein treues Lieben, Heer, laat uw trouwe liefde,
so dich vom Himmel abgetrieben, die u uit de hemel heeft doen neerdalen,
ja nicht vergeblich sein. bij mij niet tevergeefs zijn.
Entzünde du in Liebe meinen Geist, Ontsteek mijn geest in liefde,
dass er sich nur nach dem, opdat die zich in het geloof
was himmlisch heißt, im Glauben lenke alleen richt op het hemelse
und deiner Liebe stets gedenke.en steeds aan uw liefde denkt.

7. Koraal

Jesu, wahres Brot des Lebens, Jezus, waarachtig brood des levens,
hilf, dass ich doch nicht vergebens help dat ik niet tevergeefs
oder mir vielleicht zum Schaden of misschien tot mijn schade
sei zu deinem Tisch geladen. aan uw tafel ben uitgenodigd.
Laß mich durch dies Seelenessen Laat ik door deze zielespijs
deine Liebe recht ermessen, goed beseffen hoe groot uw liefde is,
dass ich auch, wie jetzt auf Erden, opdat ik ook, zoals nu op aarde,
mög ein Gast im Himmel werden.een gast in de hemel mag worden.
  
Libretto: Andreas Stübel (?) Vertaling: Ria van Hengel

Kale tekst origineel

1. Koor

Schmücke dich, o liebe Seele,
laß die dunkle Sündenhöhle,
komm ans helle Licht gegangen,
fange herrlich an zu prangen;
denn der Herr voll Heil und Gnaden
läßt dich itzt zu Gaste laden.
Der den Himmel kann verwalten,
will selbst Herberg in dir halten.

2. Aria (T)

Ermuntre dich, dein Heiland klopft,
ach, öffne bald die Herzenspforte!
  Ob du gleich in entzückter Lust
  nur halbgebrochne Freudenworte
  zu deinem Jesu sagen musst.

3. Recitatief en koraal (S)

Wie teuer sind 
des heilgen Mahles Gaben!
Sie finden ihresgleichen nicht.
Was sonst die Welt vor kostbar hält,
sind Tand und Eitelkeiten;
ein Gotteskind wünscht diesen Schatz zu haben
und spricht:
Ach, wie hungert mein Gemüte,
Menschenfreund, nach deiner Güte!
Ach, wie pfleg ich oft mit Tränen
mich nach dieser Kost zu sehnen!
Ach, wie pfleget mich zu dürsten
nach dem Trank des Lebensfürsten!
Wünsche stets, dass mein Gebeine
sich durch Gott mit Gott vereine.

4. Recitatief (A)

Mein Herz fühlt in sich Furcht und Freude;
es wird die Furcht erregt,
wenn es die Hoheit überlegt,
wenn es sich nicht in das Geheimnis findet,
noch durch Vernunft
dies hohe Werk ergründet.
Nur Gottes Geist kann durch sein Wort uns lehren,
wie sich allhier die Seelen nähren,
die sich im Glauben zugeschickt.
Die Freude aber wird gestärket,
wenn sie des Heilands Herz erblickt
und seiner Liebe Größe merket.



5. Aria (S)

Lebenssonne, Licht der Sinnen,
Herr, der du mein alles bist.
  Du wirst meine Treue sehen
  und den Glauben nicht verschmähen,
  der noch schwach und furchtsam ist.

6. Recitatief (B)

Herr, lass an mir dein treues Lieben,
so dich vom Himmel abgetrieben,
ja nicht vergeblich sein.
Entzünde du in Liebe meinen Geist,
dass er sich nur nach dem,
was himmlisch heißt, im Glauben lenke
und deiner Liebe stets gedenke.

7. Koraal

Jesu, wahres Brot des Lebens,
hilf, dass ich doch nicht vergebens
oder mir vielleicht zum Schaden
sei zu deinem Tisch geladen.
Laß mich durch dies Seelenessen
deine Liebe recht ermessen,
dass ich auch, wie jetzt auf Erden,
mög ein Gast im Himmel werden.


Libretto: Andreas Stübel (?)
	

Kale tekst Nederlandse vertaling

1. Koor

Maak je mooi, o lieve ziel,
verlaat de duistere zondengrot,
kom in het heldere licht
en ga heerlijk stralen;
want de Heer, die vol van heil en genade is,
nodigt je nu uit als zijn gast.
Hij die de hemel kan besturen,
wil zelf bij jou intrekken.

2. Aria (T)

Wees vrolijk, je Verlosser klopt aan,
ach, doe de deur van je hart snel open!
Ook al kun je in verrukt verlangen
slechts stamelende woorden van vreugde
tegen jouw Jezus zeggen.

3. Recitatief en koraal (S)

Hoe kostbaar zijn de gaven
van het heilige maal,
ze zijn zonder weerga!
De dingen die de wereld als kostbaar beschouwt
zijn waardeloos en ijdel;
een kind van God wil déze schat bezitten
en zegt:
Ach, wat hunkert mijn gemoed,
Mensenvriend, naar uw goedheid!
Ach wat verlang ik vaak in tranen
naar die spijzen!
Ach, wat dorst ik altijd
naar de drank van de Levensvorst!
Ik wens steeds dat mijn gebeente
door God met God wordt verenigd.

4. Recitatief (A)

Mijn hart is bang en blij;
de angst komt op
wanneer het denkt over de verhevenheid,
wanneer het het geheim niet kan bevatten
en het verheven werk
niet verstandelijk kan doorgronden.
Alleen Gods Geest kan ons door zijn woord leren
hoe hier de zielen worden gevoed
die het geloof hebben aangenomen.
De vreugde wordt nog versterkt
als die het hart van de Verlosser ontwaart
en de grootheid van zijn liefde opmerkt.

5. Aria (S)

Levenszon, licht van mijn geest,
Heer, die mijn alles bent,
u zult mijn trouw zien
en mijn geloof niet versmaden,
dat nog zwak en angstig is.

6. Recitatief (B)

Heer, laat uw trouwe liefde,
die u uit de hemel heeft doen neerdalen,
bij mij niet tevergeefs zijn.
Ontsteek mijn geest in liefde,
opdat die zich in het geloof
alleen richt op het hemelse
en steeds aan uw liefde denkt.

7. Koraal

Jezus, waarachtig brood des levens,
help dat ik niet tevergeefs
of misschien tot mijn schade
aan uw tafel ben uitgenodigd.
Laat ik door deze zielespijs
goed beseffen hoe groot uw liefde is,
opdat ik ook, zoals nu op aarde,
een gast in de hemel mag worden.


		Vertaling: Ria van Hengel