naar de bespreking van BWV 164

Ihr, die ihr euch von Christo nennet (BWV 164)

Johann Sebastian Bach

1. Aria (T)

Ihr, die ihr euch von Christo nennet, Jullie noemen je christen,
wo bleibet die Barmherzigkeit, maar waar blijft de barmhartigheid
daran man Christi Glieder kennet? waaraan de ledematen

van Christus te herkennen zijn?
Sie ist von euch, ach, allzu weit. Ach, die is bij jullie ver te zoeken.
Die Herzen sollten liebreich sein, Jullie harten zouden liefdevol moeten zijn,
so sind sie härter als ein Stein.maar ze zijn harder dan een steen.

2. Recitatief (B)

Wir hören zwar, was selbst die Liebe spricht: Wij horen weliswaar wat de liefde zelf zegt:
Die mit Barmherzigkeit Zij die met barmhartigheid
den Nächsten hier umfangen, de naaste hier omringen
die sollen vor Gericht Barmherzigkeit erlangen. zullen voor het Gericht barmhartigheid ontvangen.
Jedoch, wir achten solches nicht! Maar daar slaan wij geen acht op!
Wir hören noch des Nächsten Seufzer an! Wij horen onze naaste wel zuchten,
Er klopft an unser Herz; hij klopt op ons hart,
doch wirds nicht aufgetan! maar er wordt niet opengedaan!
Wir sehen zwar sein Händeringen, Wij zien wel dat hij zijn handen wringt,
sein Auge, das von Tränen fleußt; dat er tranen uit zijn ogen stromen,
doch läßt das Herz sich nicht zur Liebe zwingen. maar ons hart laat zich niet tot liefde dwingen.
Der Priester und Levit, De priester en de leviet
der hier zur Seite tritt, die voorbijgaan,
sind ja ein Bild liebloser Christen; zijn het beeld van liefdeloze christenen;
sie tun, als wenn sie nichts ze doen alsof ze het lijden
von fremdem Elend wüßten, van de ander niet zien,
sie gießen weder Öl noch Wein zij gieten geen olie of wijn
ins Nächsten Wunden ein.in de wonden van de naaste.

3. Aria (A)

Nur durch Lieb und durch Erbarmen Alleen door liefde en door ontferming
werden wir Gott selber gleich. worden wij gelijk aan God.
Samaritergleiche Herzen Harten zoals dat van de Samaritaan
lassen fremden Schmerz sich schmerzen trekken zich de pijn van de ander aan,
und sind an Erbarmung reich.en zijn vol ontferming.

4. Recitatief (T)

Ach! schmelze doch durch deinen Liebesstrahl Ach, smelt toch met uw liefdesstraal
des kalten Herzens Stahl, het staal van het koude hart,
daß ich dir wahre Christenliebe, zodat ik de ware christelijke liefde,
mein Heiland, täglich übe, mijn Heiland, dagelijks beoefen,
daß meines Nächsten Wehe, zodat de pijn van mijn naaste,
er sei auch, wer er ist, wie het ook is,
Freund oder Feind, Heid oder Christ, vriend of vijand, heiden of christen,
mir als mein eignes Leid zu Herzen allzeit gehe! mij steeds ter harte gaat als mijn eigen leed!
Mein Herz sei liebreich, sanft und mild, Moge mijn hart liefdevol zijn, zacht en mild,
so wird in mir verklärt dein Ebenbild.dan wordt uw evenbeeld in mij verheerlijkt.

5. Aria / Duet (S, B)

Händen, die sich nicht verschließen, Voor handen die niet gesloten blijven
wird der Himmel aufgetan. wordt de hemel geopend.
Augen, die mitleidend fließen, Naar ogen die zich vullen met medelijden
sieht der Heiland gnädig an. kijkt de Heiland vol genade.
Herzen, die nach Liebe streben, Aan harten die naar liefde streven
will Gott selbst sein Herze geben.wil God zelf zijn hart geven.

6. Koraal

Ertöt uns durch dein Güte, Dood ons door uw goedheid,
erweck uns durch dein Gnad! wek ons op door uw genade!
Den alten Menschen kränke, Verzwak de oude mens
daß der neu leben mag zodat hij nieuw kan leven
wohl hier auf dieser Erden, hier op deze aarde,
den Sinn und all Begehrden en al zijn voelen en verlangen
und Gdanken habn zu dir. en al zijn gedachten naar u uitgaan.
  
Libretto: Salomo Franck Vertaling: Ria van Hengel

Kale tekst origineel

1. Aria (T)

Ihr, die ihr euch von Christo nennet,
wo bleibet die Barmherzigkeit,
daran man Christi Glieder kennet?

  Sie ist von euch, ach, allzu weit.
  Die Herzen sollten liebreich sein,
  so sind sie härter als ein Stein.

2. Recitatief (B)

Wir hören zwar, was selbst die Liebe spricht:
Die mit Barmherzigkeit 
den Nächsten hier umfangen,
die sollen vor Gericht Barmherzigkeit erlangen.
Jedoch, wir achten solches nicht!
Wir hören noch des Nächsten Seufzer an!
Er klopft an unser Herz;
doch wirds nicht aufgetan!
Wir sehen zwar sein Händeringen,
sein Auge, das von Tränen fleußt;
doch läßt das Herz sich nicht zur Liebe zwingen.
Der Priester und Levit,
der hier zur Seite tritt,
sind ja ein Bild liebloser Christen;
sie tun, als wenn sie nichts
von fremdem Elend wüßten,
sie gießen weder Öl noch Wein
ins Nächsten Wunden ein.

3. Aria (A)

Nur durch Lieb und durch Erbarmen
werden wir Gott selber gleich.
   Samaritergleiche Herzen
   lassen fremden Schmerz sich schmerzen
   und sind an Erbarmung reich.

4. Recitatief (T)

Ach! schmelze doch durch deinen Liebesstrahl
des kalten Herzens Stahl,
daß ich dir wahre Christenliebe,
mein Heiland, täglich übe,
daß meines Nächsten Wehe,
er sei auch, wer er ist,
Freund oder Feind, Heid oder Christ,
mir als mein eignes Leid zu Herzen allzeit gehe!
Mein Herz sei liebreich, sanft und mild,
so wird in mir verklärt dein Ebenbild.

5. Aria / Duet (S, B)

Händen, die sich nicht verschließen,
wird der Himmel aufgetan.
Augen, die mitleidend fließen,
sieht der Heiland gnädig an.
Herzen, die nach Liebe streben,
will Gott selbst sein Herze geben.

6. Koraal

Ertöt uns durch dein Güte,
erweck uns durch dein Gnad!
Den alten Menschen kränke,
daß der neu leben mag
wohl hier auf dieser Erden,
den Sinn und all Begehrden
und Gdanken habn zu dir.



Libretto: Salomo Franck
	

Kale tekst Nederlandse vertaling

1. Aria (T)

Jullie noemen je christen,
maar waar blijft de barmhartigheid
waaraan de ledematen 
van Christus te herkennen zijn?
Ach, die is bij jullie ver te zoeken.
Jullie harten zouden liefdevol moeten zijn,
maar ze zijn harder dan een steen.

2. Recitatief (B)

Wij horen weliswaar wat de liefde zelf zegt:
Zij die met barmhartigheid
de naaste hier omringen 
zullen voor het Gericht barmhartigheid ontvangen.
Maar daar slaan wij geen acht op!
Wij horen onze naaste wel zuchten,
hij klopt op ons hart,
maar er wordt niet opengedaan!
Wij zien wel dat hij zijn handen wringt,
dat er tranen uit zijn ogen stromen,
maar ons hart laat zich niet tot liefde dwingen.
De priester en de leviet
die voorbijgaan,
zijn het beeld van liefdeloze christenen;
ze doen alsof ze het lijden
van de ander niet zien,
zij gieten geen olie of wijn
in de wonden van de naaste.

3. Aria (A)

Alleen door liefde en door ontferming
worden wij gelijk aan God.
Harten zoals dat van de Samaritaan
trekken zich de pijn van de ander aan,
en zijn vol ontferming.

4. Recitatief (T)

Ach, smelt toch met uw liefdesstraal
het staal van het koude hart,
zodat ik de ware christelijke liefde,
mijn Heiland, dagelijks beoefen,
zodat de pijn van mijn naaste,
wie het ook is,
vriend of vijand, heiden of christen,
mij steeds ter harte gaat als mijn eigen leed!
Moge mijn hart liefdevol zijn, zacht en mild,
dan wordt uw evenbeeld in mij verheerlijkt.

5. Aria / Duet (S, B)

Voor handen die niet gesloten blijven
wordt de hemel geopend.
Naar ogen die zich vullen met medelijden
kijkt de Heiland vol genade.
Aan harten die naar liefde streven
wil God zelf zijn hart geven.

6. Koraal

Dood ons door uw goedheid,
wek ons op door uw genade!
Verzwak de oude mens
zodat hij nieuw kan leven
hier op deze aarde,
en al zijn voelen en verlangen
en al zijn gedachten naar u uitgaan.


		Vertaling: Ria van Hengel