naar de bespreking van BWV 161

Komm, du süße Todesstunde (BWV 161)

Johann Sebastian Bach

1. Aria (A)

Komm, du süße Todesstunde, Kom, zoet uur van de dood,
da mein Geist Honig speist als mijn geest honing zal eten
aus des Löwens Munde. uit de mond van de leeuw.
Mache meinen Abschied süße, Maak mijn afscheid zoet,
säume nicht, letztes Licht, talm niet, laatste licht,
daß ich meinen Heiland küsse. zodat ik mijn Heiland kan kussen.


[Herzlich tut mich verlangen [Vurig verlang ik
nach einem sel’gen End, naar een zalig einde,
weil ich hie bin umfangen omdat ik hier omringd ben
mit Trübsal und Elend. door droefenis en ellende.
Ich hab Lust, abzuscheiden Ik wil heel graag afscheid nemen
von dieser bösen Welt, van deze slechte wereld,
sehn mich nach himml’schen Freuden. ik verlang naar hemelse vreugden.
O Jesu, komm nur bald!]O Jezus, kom snel!]

2. Recitatief (T)

Welt! deine Lust ist Last! Wereld, jouw lust is een last,
Dein Zucker ist mir als ein Gift verhaßt! jouw suiker haat ik als gif,
Dein Freudenlicht ist mein Komete, jouw vreugdelicht is mijn komeet
und wo man deine Rosen bricht, en waar jouw rozen worden geplukt
sind Dornen ohne Zahl zu meiner Seele Qual! zijn er talloze doornen tot kwelling van mijn ziel!
Der blasse Tod ist meine Morgenröte, De bleke dood is mijn morgenrood,
mit solcher geht mir auf die Sonne daarmee gaat voor mij de zon op
der Herrlichkeit und Himmelswonne. van de heerlijkheid en de hemelse gelukzaligheid.
Drum seufz ich recht von Herzensgrunde Daarom verlang ik uit de grond van mijn hart
nur nach der letzten Todesstunde! alleen maar naar mijn laatste stervensuur!
Ich habe Lust, bei Christo bald zu weiden, Ik wil heel graag weldra bij Christus verblijven,
ich habe Lust, von dieser Welt zu scheiden.ik wil heel graag deze wereld verlaten.

3. Aria (T)

Mein Verlangen ist, Ik verlang ernaar
den Heiland zu umfangen de Heiland te omhelzen
und bei Christo bald zu sein. en weldra bij Christus te zijn.
Ob ich sterblich' Asch und Erde Ook al word mijn sterfelijke lichaam
durch den Tod zermalmet werde, door de dood tot as en stof vermorzeld,
wird der Seele reiner Schein het zuivere licht van mijn ziel
dennoch gleich den Engeln prangen.zal stralen zoals de engelen.

4. Recitatief (A)

Der Schluß ist schon gemacht, Mijn besluit is al genomen,
Welt, gute Nacht! wereld, goede nacht!
Und kann ich nur den Trost erwerben, Nu kan ik alleen maar de troost ontvangen
in Jesu Armen bald zu sterben; dat ik weldra in Jezus' armen zal sterven;
er ist mein sanfter Schlaf. dat is mijn zachte slaap.
Das kühle Grab wird mich mit Rosen dekken, Het koele graf zal mij met rozen bedekken
bis Jesus mich wird auferwekken, totdat Jezus mij opwekt,
bis er sein Schaf totdat hij zijn schaap
führt auf die süße Himmelsweide, naar de zoete hemelweide brengt,
dass mich der Tod von ihm nicht scheide. zodat de dood mij niet van hem scheidt.
So brich herein, du froher Todestag! Dus breek aan, blijde dag van mijn dood,
so schlage doch, du letzter Stundenschlag!dus sla, mijn laatste uur!

5. Koor

Wenn es meines Gottes Wille,Als het de wil van mijn God is,
wünsch ich, daß des Leibes Lastdan wens ik dat de last van mijn lichaam
heute noch die Erde füllevandaag nog de aarde vult
und der Geist, des Leibes Gast,en dat de geest, de gast van het lichaam,
mit Unsterblichkeit sich kleidezich bekleedt met onsterfelijkheid
in der süßen Himmelsfreude.in de zoete hemelvreugde.
Jesu, komm und nimm mich fort!Jezus, kom en neem me mee!
Dieses sei mein letztes Wort.Laat dat mijn laatste woord zijn.

6. Koraal

Der Leib zwar in der ErdenHet lichaam wordt weliswaar in de aarde
von Würmen wird verzehrt,door wormen verteerd,
doch auferweckt soll werden,maar het zal worden opgewekt
durch Christum schön verklärt,en door Christus worden verheerlijkt,
wird leuchten als die Sonnehet zal stralen als de zon
und leben ohne Noten leven zonder nood
in himmlscher Freud und Wonne.in hemelse vreugde en gelukzaligheid.
Was schadt mir denn der Tod?Wat kan de dood mij voor kwaad doen?
  
Libretto: Salomo Franck Vertaling: Ria van Hengel

Kale tekst origineel

1. Aria (A)

Komm, du süße Todesstunde,
da mein Geist Honig speist
aus des Löwens Munde.
Mache meinen Abschied süße,
säume nicht, letztes Licht,
daß ich meinen Heiland küsse.

  [Herzlich tut mich verlangen
  nach einem sel’gen End,
  weil ich hie bin umfangen
  mit Trübsal und Elend.
  Ich hab Lust, abzuscheiden
  von dieser bösen Welt,
  sehn mich nach himml’schen Freuden.
  O Jesu, komm nur bald!]

2. Recitatief (T)

Welt! deine Lust ist Last!
Dein Zucker ist mir als ein Gift verhaßt!
Dein Freudenlicht ist mein Komete,
und wo man deine Rosen bricht,
sind Dornen ohne Zahl zu meiner Seele Qual!
Der blasse Tod ist meine Morgenröte,
mit solcher geht mir auf die Sonne
der Herrlichkeit und Himmelswonne.
Drum seufz ich recht von Herzensgrunde
nur nach der letzten Todesstunde!
Ich habe Lust, bei Christo bald zu weiden,
ich habe Lust, von dieser Welt zu scheiden.

3. Aria (T)

Mein Verlangen ist, 
den Heiland zu umfangen
und bei Christo bald zu sein.
  Ob ich sterblich' Asch und Erde
  durch den Tod zermalmet werde,
  wird der Seele reiner Schein
  dennoch gleich den Engeln prangen.

4. Recitatief (A)

Der Schluß ist schon gemacht,
Welt, gute Nacht!
Und kann ich nur den Trost erwerben,
in Jesu Armen bald zu sterben;
er ist mein sanfter Schlaf.
Das kühle Grab wird mich mit Rosen dekken,
bis Jesus mich wird auferwekken,
bis er sein Schaf
führt auf die süße Himmelsweide,
dass mich der Tod von ihm nicht scheide.
So brich herein, du froher Todestag!
so schlage doch, du letzter Stundenschlag!

5. Koor

Wenn es meines Gottes Wille,
wünsch ich, daß des Leibes Last
heute noch die Erde fülle
und der Geist, des Leibes Gast,
mit Unsterblichkeit sich kleide
in der süßen Himmelsfreude.
Jesu, komm und nimm mich fort!
Dieses sei mein letztes Wort.

6. Koraal

Der Leib zwar in der Erden
von Würmen wird verzehrt,
doch auferweckt soll werden,
durch Christum schön verklärt,
wird leuchten als die Sonne
und leben ohne Not
in himmlscher Freud und Wonne.
Was schadt mir denn der Tod?


Libretto: Salomo Franck
	

Kale tekst Nederlandse vertaling

1. Aria (A)

Kom, zoet uur van de dood,
als mijn geest honing zal eten
uit de mond van de leeuw.
Maak mijn afscheid zoet,
talm niet, laatste licht,
zodat ik mijn Heiland kan kussen.

[Vurig verlang ik
naar een zalig einde,
omdat ik hier omringd ben
door droefenis en ellende.
Ik wil heel graag afscheid nemen
van deze slechte wereld,
ik verlang naar hemelse vreugden.
O Jezus, kom snel!]

2. Recitatief (T)

Wereld, jouw lust is een last,
jouw suiker haat ik als gif,
jouw vreugdelicht is mijn komeet
en waar jouw rozen worden geplukt
zijn er talloze doornen tot kwelling van mijn ziel!
De bleke dood is mijn morgenrood,
daarmee gaat voor mij de zon op
van de heerlijkheid en de hemelse gelukzaligheid.
Daarom verlang ik uit de grond van mijn hart
alleen maar naar mijn laatste stervensuur!
Ik wil heel graag weldra bij Christus verblijven,
ik wil heel graag deze wereld verlaten.

3. Aria (T)

Ik verlang ernaar 
de Heiland te omhelzen
en weldra bij Christus te zijn.
Ook al word mijn sterfelijke lichaam
door de dood tot as en stof vermorzeld,
het zuivere licht van mijn ziel
zal stralen zoals de engelen.

4. Recitatief (A)

Mijn besluit is al genomen,
wereld, goede nacht!
Nu kan ik alleen maar de troost ontvangen
dat ik weldra in Jezus' armen zal sterven;
dat is mijn zachte slaap.
Het koele graf zal mij met rozen bedekken
totdat Jezus mij opwekt,
totdat hij zijn schaap
naar de zoete hemelweide brengt,
zodat de dood mij niet van hem scheidt.
Dus breek aan, blijde dag van mijn dood,
dus sla, mijn  laatste uur!

5. Koor

Als het de wil van mijn God is,
dan wens ik dat de last van mijn lichaam
vandaag nog de aarde vult
en dat de geest, de gast van het lichaam,
zich bekleedt met onsterfelijkheid
in de zoete hemelvreugde.
Jezus, kom en neem me mee!
Laat dat mijn laatste woord zijn.

6. Koraal

Het lichaam wordt weliswaar in de aarde
door wormen verteerd,
maar het zal worden opgewekt
en door Christus worden verheerlijkt,
het zal stralen als de zon
en leven zonder nood
in hemelse vreugde en gelukzaligheid.
Wat kan de dood mij voor kwaad doen?


		Vertaling: Ria van Hengel