naar de bespreking van BWV 155

Mein Gott, wie lang, ach lange (BWV 155)

Johann Sebastian Bach

1. Recitatief (S)

Mein Gott, wie lang, ach lange?Mijn God, hoe lang, hoe lang nog?
Des Jammers ist zuviel!De ellende is nu te groot!
Ich sehe gar kein ZielIk zie geen enkel einde
der Schmerzen und der Sorgen.aan mijn smarten en zorgen.
Dein süßer GnadenblickUw zoete genadeblik
hat unter Nacht und Wolken sich verborgen,heeft zich verborgen achter nacht en wolken,
die Liebeshand zieht sich, ach! ganz zurück;uw liefdeshand trekt zich, ach! helemaal terug;
um Trost ist mir sehr bange.angstig kijk ik uit naar troost.
Ich finde, was mich Armen täglich kränket,Dagelijks word ik, stakker, gekwetst,
das Tränenmaß wird stets voll eingeschenket,voortdurend wordt mijn beker met tranen gevuld,
der Freudenwein gebricht;vreugdewijn is er niet;
mir sinkt fast alle Zuversicht.ik raak bijna alle vertrouwen kwijt.

2. Duet (A, T)

Du mußt glauben, du mußt hoffen,Je moet geloven, je moet hopen,
du mußt Gott gelassen sein!je moet berusten in God!
Jesus weiß die rechten Stunden,Jezus kent de juiste tijd
dich mit Hülfe zu erfreun.waarop hij je met zijn hulp zal verblijden.
Wenn die trübe Zeit verschwunden,Als de droeve tijd is verdwenen,
steht sein ganzes Herz dir offen.staat zijn hele hart voor je open.

3. Recitatief (B)

So sei, o Seele, sei zufrieden!Wees, o ziel, dus tevreden!
Wenn es vor deinen Augen scheint,Als je het gevoel hebt
als ob dein liebster Freunddat je dierbaarste vriend
sich ganz von dir geschieden;zich volkomen van je heeft afgekeerd
wenn er dich kurze Zeit verläßt,wanneer hij je korte tijd verlaat,
Herz! glaube fest,hart! geloof dan maar
es wird ein kleines sein,dat het een kleinigheid zal zijn,
da er für bittre Zährenwant dat hij in plaats van bittere tranen
den Trost- und Freudenweinde troost- en vreugdewijn
und Honigseim für Wermut will gewähren!en honingzeem in plaats van alsem zal schenken!
Ach! denke nicht,Ach, denk niet
daß er von Herzen dich betrübe,dat hij je van harte verdriet doet,
er prüfet nur durch Leiden deine Liebe;hij beproeft slechts je liefde door je te laten lijden;
er machet,hij maakt
daß dein Herz bei trüben Stunden weine,dat je hart in droeve uren weent,
damit sein Gnadenlichtzodat je zijn genadelicht
dir desto lieblicher erscheine;des te lieflijker vindt;
er hat, was dich ergötzt,hij heeft dat waarvan je geniet
zuletzt zu deinem Trost dir vorbehalten;op het laatst als troost voor je weggelegd;
drum laß ihn nur, o Herz, in allem walten!laat hem dus, o hart, in alles regeren!

4. Aria (S)

Wirf, mein Herze, wirf dich nochWerp je, mijn hart, werp je toch
in des Höchsten Liebesarme,in de liefdesarmen van de Hoogste,
daß er deiner sich erbarme.opdat hij zich over je ontfermt.
Lege deiner Sorgen Joch,Leg het juk van je zorgen
und was dich bisher beladen,en wat nu nog op je drukt,
auf die Achseln seiner Gnaden.op de schouders van zijn genade.

5. Koraal

Ob sichs anließ, als wollt er nicht,Al leek het alsof hij niet wilde,
laß dich es nicht erschrecken,laat je er niet door beangstigen,
denn wo er ist am besten mit,want waar hij je het meest nabij is,
da will ers nicht entdecken.openbaart hij dat niet.
Sein Wort laß dir gewisser sein,Laat zijn woord zekerder voor je zijn,
und ob dein Herz spräch lauter Nein,en ook al zegt je hart alleen maar nee,
so laß doch dir nicht grauen.huiver niet.
  
Libretto: Salomo Franck Vertaling: Ria van Hengel

Kale tekst origineel

1. Recitatief (S)

Mein Gott, wie lang, ach lange?
Des Jammers ist zuviel!
Ich sehe gar kein Ziel
der Schmerzen und der Sorgen.
Dein süßer Gnadenblick
hat unter Nacht und Wolken sich verborgen,
die Liebeshand zieht sich, ach! ganz zurück;
um Trost ist mir sehr bange.
Ich finde, was mich Armen täglich kränket,
das Tränenmaß wird stets voll eingeschenket,
der Freudenwein gebricht;
mir sinkt fast alle Zuversicht.

2. Duet (A, T)

Du mußt glauben, du mußt hoffen,
du mußt Gott gelassen sein!
  Jesus weiß die rechten Stunden,
  dich mit Hülfe zu erfreun.
  Wenn die trübe Zeit verschwunden,
  steht sein ganzes Herz dir offen.

3. Recitatief (B)

So sei, o Seele, sei zufrieden!
Wenn es vor deinen Augen scheint,
als ob dein liebster Freund
sich ganz von dir geschieden;
wenn er dich kurze Zeit verläßt,
Herz! glaube fest,
es wird ein kleines sein,
da er für bittre Zähren
den Trost- und Freudenwein
und Honigseim für Wermut will gewähren!
Ach! denke nicht,
daß er von Herzen dich betrübe,
er prüfet nur durch Leiden deine Liebe;
er machet,
daß dein Herz bei trüben Stunden weine,
damit sein Gnadenlicht
dir desto lieblicher erscheine;
er hat, was dich ergötzt,
zuletzt zu deinem Trost dir vorbehalten;
drum laß ihn nur, o Herz, in allem walten!

4. Aria (S)

Wirf, mein Herze, wirf dich noch
in des Höchsten Liebesarme,
daß er deiner sich erbarme.
Lege deiner Sorgen Joch,
und was dich bisher beladen,
auf die Achseln seiner Gnaden.

5. Koraal

Ob sichs anließ, als wollt er nicht,
laß dich es nicht erschrecken,
denn wo er ist am besten mit,
da will ers nicht entdecken.
Sein Wort laß dir gewisser sein,
und ob dein Herz spräch lauter Nein,
so laß doch dir nicht grauen.


Libretto: Salomo Franck
	

Kale tekst Nederlandse vertaling

1. Recitatief (S)

Mijn God, hoe lang, hoe lang nog?
De ellende is nu te groot!
Ik zie geen enkel einde
aan mijn smarten en zorgen.
Uw zoete genadeblik
heeft zich verborgen achter nacht en wolken,
uw liefdeshand trekt zich, ach! helemaal terug;
angstig kijk ik uit naar troost.
Dagelijks word ik, stakker, gekwetst,
voortdurend wordt mijn beker met tranen gevuld,
vreugdewijn is er niet;
ik raak bijna alle vertrouwen kwijt.

2. Duet (A, T)

Je moet geloven, je moet hopen,
je moet berusten in God!
Jezus kent de juiste tijd
waarop hij je met zijn hulp zal verblijden.
Als de droeve tijd is verdwenen,
staat zijn hele hart voor je open.

3. Recitatief (B)

Wees, o ziel, dus tevreden!
Als je het gevoel hebt
dat je dierbaarste vriend
zich volkomen van je heeft afgekeerd
wanneer hij je korte tijd verlaat,
hart! geloof dan maar
dat het een kleinigheid zal zijn,
want dat hij in plaats van bittere tranen
de troost- en vreugdewijn
en honingzeem in plaats van alsem zal schenken!
Ach, denk niet
dat hij je van harte verdriet doet,
hij beproeft slechts je liefde door je te laten lijden;
hij maakt 
dat je hart in droeve uren weent,
zodat je zijn genadelicht
des te lieflijker vindt;
hij heeft dat waarvan je geniet
op het laatst als troost voor je weggelegd;
laat hem dus, o hart, in alles regeren!

4. Aria (S)

Werp je, mijn hart, werp je toch
in de liefdesarmen van de Hoogste,
opdat hij zich over je ontfermt.
Leg het juk van je zorgen
en wat nu nog op je drukt,
op de schouders van zijn genade.

5. Koraal

Al leek het alsof hij niet wilde,
laat je er niet door beangstigen,
want waar hij je het meest nabij is,
openbaart hij dat niet.
Laat zijn woord zekerder voor je zijn,
en ook al zegt je hart alleen maar nee,
huiver niet.


		Vertaling: Ria van Hengel