naar de bespreking van BWV 154

Mein liebster Jesus ist verloren (BWV 154)

Johann Sebastian Bach

1. Aria (T)

Mein liebster Jesus ist verloren:Ik ben mijn liefste Jezus kwijtgeraakt:
O Wort, das mir Verzweiflung bringt,O woord dat mij wanhopig maakt,
o Schwert, das durch die Seele dringt,o zwaard, dat door mijn ziel gaat,
o Donnerwort in meinen Ohren.o donderwoord in mijn oren.

2. Recitatief (T)

Wo treff ich meinen Jesum an,Waar vind ik mijn Jezus,
wer zeiget mir die Bahn,wie toont me waar
wo meiner Seelen brünstiges Verlangen,het vurige verlangen van mijn ziel,
mein Heiland, hingegangen?mijn Verlosser, is heengegaan?
Kein Unglück kann mich so empfindlich rühren,Geen ongeluk kan mij zo raken
als wenn ich Jesum soll verlieren.als het verliezen van Jezus.

3. Koraal

Jesu, mein Hort und Erretter,Jezus, mijn steun en redder,
Jesu, meine Zuversicht,Jezus mijn toeverlaat,
Jesu, starker Schlangentreter,Jezus, sterke vertrapper van de slang,
Jesu, meines Lebens Licht!Jezus, licht van mijn leven!
Wie verlanget meinem Herzen,Wat verlangt mijn hart,
Jesulein, nach dir mit Schmerzen!kleine Jezus, smartelijk naar jou!
Komm, ach komm, ich warte dein,Kom, ach, kom, ik wacht op jou,
Komm, o liebstes Jesulein!kom, o liefste kleine Jezus.

4. Aria (A)

Jesu, laß dich finden,Jezus, laat u vinden,
laß doch meine Sündenlaat mijn zonden
keine dicke Wolken sein,toch geen dikke wolken zijn
wo du dich zum Schreckenwaarachter u zich tot mijn schrik
willst für mich verstecken,voor mij verbergt,
stelle dich bald wieder ein!verschijn spoedig weer!

5. Arioso (B)

»Wisset ihr nicht, daß ich sein muß Weten jullie niet dat ik
in dem, das meines Vaters ist?«in het huis van mijn Vader moet zijn?

6. Recitatief (T)

Dies ist die Stimme meines Freundes, Dat is de stem van mijn vriend,
Gott Lob und Dank! God zij geloofd en geprezen!
Mein Jesu, mein getreuer Hort, Mijn Jezus, mijn trouwe toeverlaat,
läßt durch sein Wort laat zich door zijn woord
sich wieder tröstlich hören; weer troostend horen.
ich war vor Schmerzen krank, Ik was ziek van smart,
der Jammer wollte mir das Mark mijn verdriet verteerde bijna
in Beinen fast verzehren; het merg in mijn gebeente,
nun aber wird mein Glaube wieder stark, maar nu wordt mijn geloof weer sterk,
nun bin ich höchst erfreut; nu ben ik zeer verheugd,
denn ich erblicke meiner Seelen Wonne, want ik aanschouw het geluk van mijn ziel,
den Heiland, meine Sonne, de Verlosser, mijn zon,
der nach betrübter Trauernacht die na een droevige nacht van verdriet
durch seinen Glanz mein Herze fröhlich macht. met zijn glans mijn hart blij maakt.
Auf, Seele, mache dich bereit! Kom, ziel, maak je gereed!
Du mußt zu ihm Je moet naar hem toe gaan
in seines Vaters Haus, hin in den Tempel ziehn; in het huis van zijn Vader, de tempel;
da läßt er sich in seinem Wort erblicken, daar openbaart hij zich in zijn woord,
da will er dich im Sakrament erquicken; daar zal hij je in het sacrament verkwikken;
doch, willst du würdiglich maar als je waardig
sein Fleisch und Blut genießen, deel wil hebben aan zijn vlees en bloed,
so mußt du Jesum dan moet je Jezus
auch in Buß und Glauben küssen.ook boetvaardig en gelovig kussen.

7. Aria / Duet (A, T)

Wohl mir, Jesus ist gefunden, Ik ben gelukkig, Jezus is gevonden,
nun bin ich nicht mehr betrübt. nu ben ik niet meer bedroefd.
Der, den meine Seele liebt, De liefde van mijn ziel
zeigt sich mir zur frohen Stunden. toont zich aan mij in blijde uren.
Ich will dich, mein Jesu, nun nimmermehr lassen, Ik zal u nu, mijn Jezus, nooit meer loslaten,
ich will dich im Glauben beständig umfassen.ik zal u in het geloof voortdurend vasthouden.

8. Koraal

Meinen Jesum laß ich nicht,Mijn Jezus laat ik niet los,
geh ihm ewig an der Seiten;eeuwig blijf ik naast hem gaan;
Christus läßt mich für und fürChristus leidt mij voortdurend
zu den Lebensbächlein leiten.naar de levensbeekjes.
Selig, wer mit mir so spricht:Gelukkig is hij die met mij dit zegt:
Meinen Jesum laß ich nicht.Mijn Jezus laat ik niet los.
  
Libretto: onbekend Vertaling: Ria van Hengel

Kale tekst origineel

1. Aria (T)

Mein liebster Jesus ist verloren:
  O Wort, das mir Verzweiflung bringt,
  o Schwert, das durch die Seele dringt,
  o Donnerwort in meinen Ohren.

2. Recitatief (T)

Wo treff ich meinen Jesum an,
wer zeiget mir die Bahn,
wo meiner Seelen brünstiges Verlangen,
mein Heiland, hingegangen?
Kein Unglück kann mich so empfindlich rühren,
als wenn ich Jesum soll verlieren.

3. Koraal

Jesu, mein Hort und Erretter,
Jesu, meine Zuversicht,
Jesu, starker Schlangentreter,
Jesu, meines Lebens Licht!
Wie verlanget meinem Herzen,
Jesulein, nach dir mit Schmerzen!
Komm, ach komm, ich warte dein,
Komm, o liebstes Jesulein!

4. Aria (A)

Jesu, laß dich finden,
laß doch meine Sünden
keine dicke Wolken sein,
wo du dich zum Schrecken
willst für mich verstecken,
stelle dich bald wieder ein!

5. Arioso (B)

»Wisset ihr nicht, daß ich sein muß 
in dem, das meines Vaters ist?«

6. Recitatief (T)

Dies ist die Stimme meines Freundes,
Gott Lob und Dank!
Mein Jesu, mein getreuer Hort,
läßt durch sein Wort
sich wieder tröstlich hören;
ich war vor Schmerzen krank,
der Jammer wollte mir das Mark
in Beinen fast verzehren;
nun aber wird mein Glaube wieder stark,
nun bin ich höchst erfreut;
denn ich erblicke meiner Seelen Wonne,
den Heiland, meine Sonne,
der nach betrübter Trauernacht
durch seinen Glanz mein Herze fröhlich macht.
Auf, Seele, mache dich bereit!
Du mußt zu ihm
in seines Vaters Haus, hin in den Tempel ziehn;
da läßt er sich in seinem Wort erblicken,
da will er dich im Sakrament erquicken;
doch, willst du würdiglich 
sein Fleisch und Blut genießen,
so mußt du Jesum
auch in Buß und Glauben küssen.

7. Aria / Duet (A, T)

Wohl mir, Jesus ist gefunden,
nun bin ich nicht mehr betrübt.
Der, den meine Seele liebt,
zeigt sich mir zur frohen Stunden.
Ich will dich, mein Jesu, nun nimmermehr lassen,
ich will dich im Glauben beständig umfassen.

8. Koraal

Meinen Jesum laß ich nicht,
geh ihm ewig an der Seiten;
Christus läßt mich für und für
zu den Lebensbächlein leiten.
Selig, wer mit mir so spricht:
Meinen Jesum laß ich nicht.


Libretto: onbekend
	

Kale tekst Nederlandse vertaling

1. Aria (T)

Ik ben mijn liefste Jezus kwijtgeraakt:
O woord dat mij wanhopig maakt,
o zwaard, dat door mijn ziel gaat,
o donderwoord in mijn oren.

2. Recitatief (T)

Waar vind ik mijn Jezus,
wie toont me waar
het vurige verlangen van mijn ziel,
mijn Verlosser, is heengegaan?
Geen ongeluk kan mij zo raken
als het verliezen van Jezus.

3. Koraal

Jezus, mijn steun en redder,
Jezus mijn toeverlaat,
Jezus, sterke vertrapper van de slang,
Jezus, licht van mijn leven!
Wat verlangt mijn hart,
kleine Jezus, smartelijk naar jou!
Kom, ach, kom, ik wacht op jou,
kom, o liefste kleine Jezus.

4. Aria (A)

Jezus, laat u vinden,
laat mijn zonden
toch geen dikke wolken zijn
waarachter u zich tot mijn schrik
voor mij verbergt,
verschijn spoedig weer!

5. Arioso (B)

Weten jullie niet dat ik
in het huis van mijn Vader moet zijn?

6. Recitatief (T)

Dat is de stem van mijn vriend,
God zij geloofd en geprezen!
Mijn Jezus, mijn trouwe toeverlaat,
laat zich door zijn woord
weer troostend horen.
Ik was ziek van smart,
mijn verdriet verteerde bijna
het merg in mijn gebeente,
maar nu wordt mijn geloof weer sterk,
nu ben ik zeer verheugd,
want ik aanschouw het geluk van mijn ziel,
de Verlosser, mijn zon,
die na een droevige nacht van verdriet
met zijn glans mijn hart blij maakt.
Kom, ziel, maak je gereed!
Je moet naar hem toe gaan
in het huis van zijn Vader, de tempel;
daar openbaart hij zich in zijn woord,
daar zal hij je in het sacrament verkwikken;
maar als je waardig
deel wil hebben aan zijn vlees en bloed,
dan moet je Jezus
ook boetvaardig en gelovig kussen.

7. Aria / Duet (A, T)

Ik ben gelukkig, Jezus is gevonden,
nu ben ik niet meer bedroefd.
De liefde van mijn ziel
toont zich aan mij in blijde uren.
Ik zal u nu, mijn Jezus, nooit meer loslaten,
ik zal u in het geloof voortdurend vasthouden.

8. Koraal

Mijn Jezus laat ik niet los,
eeuwig blijf ik naast hem gaan;
Christus leidt mij voortdurend
naar de levensbeekjes.
Gelukkig is hij die met mij dit zegt:
Mijn Jezus laat ik niet los.


		Vertaling: Ria van Hengel