naar de bespreking van BWV 139

Wohl dem, der sich auf seinen Gott (BWV 139)

Johann Sebastian Bach

1. Koor

Wohl dem, der sich auf seinen GottGelukkig is degene die als een kind
recht kindlich kann verlassen!op zijn God kan vertrouwen!
Den mag gleich Sünde, Welt und TodAl haten zonde, wereld en dood
und alle Teufel hassen,en alle duivels hem,
so bleibt er dennoch wohlvergnügt,hij blijft welgemoed
wenn er nur Gott zum Freunde kriegt.als hij God maar tot vriend krijgt.

2. Aria (T)

Gott ist mein Freund; was hilft das Toben,God is mijn vriend, wat heeft het geraas te betekenen
so wider mich ein Feind erhoben!waarmee een vijand tegen mij tekeergaat!
Ich bin getrost bei Neid und Haß.Ik blijf rustig bij haat en nijd.
Ja, redet nur die Wahrheit spärlich,Ja, neem het maar niet zo nauw met de waarheid
seid immer falsch, was tut mir das?en wees maar altijd vals, wat doet me dat?
Ihr Spötter seid mir ungefährlich.Jullie spotters vormen voor mij geen gevaar.

3. Recitatief (A)

Der Heiland sendet ja die SeinenDe Verlosser stuurt immers de zijnen
recht mitten in der Wölfe Wut.midden in de woede van de wolven.
Um ihn hat sich der Bösen RotteEen horde kwaadaardigen
zum Schaden und zum Spotteis listig om hem heen gaan staan
mit List gestellt;om hem te beschadigen en te bespotten;
doch da sein Mund so weisen Ausspruch tut,maar omdat zijn mond zulke wijze woorden spreekt,
so schützt er mich auch vor der Welt.beschermt hij ook mij tegen de wereld.

4. Aria (B)

Das Unglück schlägt auf allen SeitenHet ongeluk slaat aan alle kanten
um mich ein zentnerschweres Band.loodzware boeien om mij heen.
Doch plötzlich erscheinet die helfende Hand.Maar plotseling verschijnt de helpende hand.
Mir scheint des Trostes Licht von weiten;Het licht van de troost straalt mij van verre toe;
da lern ich erst, daß Gott alleindan leer ik pas dat alleen God
der Menschen bester Freund muß sein.de beste vriend van de mensen moet zijn.

5. Recitatief (S)

Ja, trag ich gleich den größten Feind in mir,Ja, ook al zit de grootste vijand in mijzelf,
die schwere Last der Sünden,namelijk de zware last van mijn zonden,
mein Heiland läßt mich Ruhe finden.mijn Verlosser geeft mij rust.
Ich gebe Gott, was Gottes ist,Ik geef God wat van God is,
das Innerste der Seelen.het diepste van mijn ziel.
Will er sie nun erwählen,Als hij mijn ziel nu aanvaardt,
so weicht der Sünden Schuld,wijkt de schuld van mijn zonden,
so fällt des Satans List.dan sneuvelt de list van Satan.

6. Koraal

Dahero Trotz der Höllen Heer!Daarom trotseer ik het leger van de hel,
Trotz auch des Todes Rachen!ik trotseer ook de muil van de dood
Trotz aller Welt! Mich kann nicht mehren ik trotseer de hele wereld! Haar gesnoef
ihr Pochen traurig machen!kan mij niet meer bedroefd maken!
Gott ist mein Schutz, mein Hilf und Rat;God is mijn bescherming, mijn hulp en raad;
wohl dem, der Gott zum Freunde hat!gelukkig degene die God als vriend heeft!
  
Libretto: Andreas Stübel (?) Vertaling: Ria van Hengel

Kale tekst origineel

1. Koor

Wohl dem, der sich auf seinen Gott
recht kindlich kann verlassen!
Den mag gleich Sünde, Welt und Tod
und alle Teufel hassen,
so bleibt er dennoch wohlvergnügt,
wenn er nur Gott zum Freunde kriegt.

2. Aria (T)

Gott ist mein Freund; was hilft das Toben,
so wider mich ein Feind erhoben!
Ich bin getrost bei Neid und Haß.
  Ja, redet nur die Wahrheit spärlich,
  seid immer falsch, was tut mir das?
  Ihr Spötter seid mir ungefährlich.

3. Recitatief (A)

Der Heiland sendet ja die Seinen
recht mitten in der Wölfe Wut.
Um ihn hat sich der Bösen Rotte
zum Schaden und zum Spotte
mit List gestellt;
doch da sein Mund so weisen Ausspruch tut,
so schützt er mich auch vor der Welt.

4. Aria (B)

Das Unglück schlägt auf allen Seiten
um mich ein zentnerschweres Band.
Doch plötzlich erscheinet die helfende Hand.
  Mir scheint des Trostes Licht von weiten;
  da lern ich erst, daß Gott allein
  der Menschen bester Freund muß sein.


5. Recitatief (S)

Ja, trag ich gleich den größten Feind in mir,
die schwere Last der Sünden,
mein Heiland läßt mich Ruhe finden.
Ich gebe Gott, was Gottes ist,
das Innerste der Seelen.
Will er sie nun erwählen,
so weicht der Sünden Schuld,
so fällt des Satans List.

6. Koraal

Dahero Trotz der Höllen Heer!
Trotz auch des Todes Rachen!
Trotz aller Welt! Mich kann nicht mehr
ihr Pochen traurig machen!
Gott ist mein Schutz, mein Hilf und Rat;
wohl dem, der Gott zum Freunde hat!


Libretto: Andreas Stübel (?)
	

Kale tekst Nederlandse vertaling

1. Koor

Gelukkig is degene die als een kind
op zijn God kan vertrouwen!
Al haten zonde, wereld en dood
en alle duivels hem,
hij blijft welgemoed
als hij God maar tot vriend krijgt.

2. Aria (T)

God is mijn vriend, wat heeft het geraas te betekenen
waarmee een vijand tegen mij tekeergaat!
Ik blijf rustig bij haat en nijd.
Ja, neem het maar niet zo nauw met de waarheid
en wees maar altijd vals, wat doet me dat?
Jullie spotters vormen voor mij geen gevaar.

3. Recitatief (A)

De Verlosser stuurt immers de zijnen
midden in de woede van de wolven.
Een horde kwaadaardigen
is listig om hem heen gaan staan
om hem te beschadigen en te bespotten;
maar omdat zijn mond zulke wijze woorden spreekt,
beschermt hij ook mij tegen de wereld.

4. Aria (B)

Het ongeluk slaat aan alle kanten
loodzware boeien om mij heen.
Maar plotseling verschijnt de helpende hand.
Het licht van de troost straalt mij van verre toe;
dan leer ik pas dat alleen God
de beste vriend van de mensen moet zijn.

5. Recitatief (S)

Ja, ook al zit de grootste vijand in mijzelf,
namelijk de zware last van mijn zonden,
mijn Verlosser geeft mij rust.
Ik geef God wat van God is,
het diepste van mijn ziel.
Als hij mijn ziel nu aanvaardt,
wijkt de schuld van mijn zonden,
dan sneuvelt de list van Satan.

6. Koraal

Daarom trotseer ik het leger van de hel,
ik trotseer ook de muil van de dood
en ik trotseer de hele wereld! Haar gesnoef
kan mij niet meer bedroefd maken!
God is mijn bescherming, mijn hulp en raad;
gelukkig degene die God als vriend heeft!


		Vertaling: Ria van Hengel