Eduard van Hengel

Johann Sebastian Bach vocale werken

Johann Sebastian Bach

Warum betrübst du dich, mein Herz (BWV 138)

Geschreven voor 15e zondag na Trinitatis

Voor het eerst uitgevoerd: 5 sep 1723

Solisten SATB koor SATB orkest str obd'am1,2 cont

Totaal 6 delen, 2 koorwerken, 1 koraal

Vertaling: Ria van Hengel

Deze cantate werd de afgelopen jaren vaak uitgevoerd

beluister

andere besprekingen

downloads uitleg

Bespreking

Bach schreef zijn Cantate 138 voor 5 september 1723, de vijftiende zondag na Trinitatis, dus toen hij net drie maanden in Leipzig werkte. De evangelietekst voor deze zondag is Matteüs 6: 24-34, een gedeelte uit de Bergrede, waarin Jezus gelovigen maant onbezorgd te leven en zich, zoals de vogels, geen zorgen te maken om de dingen van alledag, maar te vertrouwen op Gods voorzienigheid.

De cantate is opmerkelijk omdat we Bach hier, in zijn eerste jaar te Leipzig, zien experimenteren met de mogelijkheden om teksten en melodieën van koralen, de bekende liederen uit de gezangbundels, te verwerken in cantates. In zijn tweede ambtsjaar zou hij een begin maken met een hele jaargang van cantates die, volgens een vast procédé, op koralen zijn gebaseerd. BWV 138 kun je beschouwen als een vingeroefening voor die jaargang koraalcantates van 1724/'25.

Voor het eerst dus hoorden Bachs kerkgangers een cantate die niet met een bijbeltekst begint, maar met Warum betrübst du dich, mein Herz, de beginregel van een een oud-luthers koraal uit medio zestiende eeuw, dat destijds werd toegeschreven aan Hans Sachs (1494-1576), de Nürnberger schoenlapper, zanger en dichter van duizenden liederen, die legendarisch zou worden als één van de Meistersinger, en reeds in 1523 Luther verwelkomde als 'Die wittenbergisch Nachtigall, die man jetzt höret überall'. Tegenwoordig wordt Luthers leerling Erasmus Alber (1498-1553) als de auteur beschouwd.

Het koraal, in het liedboek behorend tot de categorie 'Vorsorge Gottes, auch wider die Haus- und BauchSorge', behoort tot de voor de 15e zondag na Trinitatis aanbevolen liederen, omdat het evenals de evangelietekst de aandacht van het aardse naar het hogere wil richten.

Bach gebruikt van dit koraal slechts de eerste drie (van de veertien) coupletten, voor de delen 1, 3 en 6 van de cantate. Waarschijnlijk heeft de specifieke tekst van het eerste couplet hem geïnspireerd tot zijn ongebruikelijke vormgeving van de eerste drie cantatedelen: de eerste koraalregels, Warum betrübst du dich etc., stellen een vraag die men als louter retorisch kan opvatten, maar waarvan Bach de existentiële betekenis onderstreept door de invoeging van recitatieven voor alt, bas en sopraan, die als woordvoerders van de individuele gelovige beurtelings hun ellendige situatie beklagen. De daarop volgende koraalregels, waarin de stem van Jezus en van de kerk spreekt, roepen hen daarentegen op tot onbezorgd godsvertrouwen. De afwisseling van recitatief en koraal dramatiseert de tegenstellingen vrees/hoop, bezorgdheid/troost, die gegeven zijn met de koraalregels 1-3 tegenover 4 en 5; deze afwisseling suggereert dat we de cantatedelen 1-3 als één geheel moeten beschouwen, zoals in bijgaand schema.

1. Koor en Recitatief (A)

alt, SATB, strijkers, hobo d'amore 1/2, continuo

Warum betrübst du dich, mein Herz? Waarom ben je bedroefd, mijn hart,
bekümmerst dich und trägest Schmerz maak je je zorgen en heb je pijn
nur um das zeitliche Gut? alleen maar om je tijdelijke bezit?
(A) Ach, ich bin arm, Ach, ik ben arm,
mich drücken schwere Sorgen. zware zorgen bedrukken mij.
Vom Abend bis zum Morgen Van de avond tot de morgen
währt meine liebe Not. duurt mijn grote nood.
Daß Gott erbarm! Moge God zich ontfermen!
Wer wird mich noch erlösen Wie zal mij nog verlossen
vom Leibe dieser bösen van het lichaam van deze boze,
und argen Welt? verdorven wereld?
Wie elend ists um mich bestellt! Wat is het ellendig met mij gesteld!
Ach! wär ich doch nur tot! Ach, was ik maar dood!
Vertrau du deinem Herren Gott, Vertrouw op God je Heer,
der alle Ding erschaffen hat.die alles heeft geschapen.
beluister:

De muzikale vormgeving van het 'openingskoraal + recitatief' (1) is ingenieus. De eerste drie koraalregels worden telkens als volgt behandeld:

- strijkers roepen het affect betrübt op, elkaar imiterend met een vrij, niet op het koraal gebaseerd motief vol dalende lijnen, schrijnende chromatiek en klaaglijke Seufzer (gebonden dalende secundestappen);

- enkele maten later speelt de eerste hobo d'amore de statige, zelfbewuste melodie van de volgende koraalregel, die door de tweede hobo wordt geharmoniseerd met een dalende reeks halve-toonsstappen, de bekende lamento-bas, die altijd lijden en droefenis begeleidt;

- vervolgens introduceert de tenor de tekst van de komende koraalregel, op de vioolmelodie;

- en tenslotte zingt het vierstemmige koor de koraalregel in een eenvoudige, strakke harmonisering, waarbij de bas zich bedient van de lamentonoten van de tweede hobo.

Aldus volgen de tweede en derde koraalregel, waarna de alt interrumpeert over zijn/haar schwere Sorgen met een recitatief dat de strijkers begeleiden en de oboi d'amore van tussenspelen voorzien.

Het koor ten slotte bezweert de alt op God te vertrouwen met de laatste twee koraalregels, eenvoudig vierstemmig geharmoniseerd; hobo's en strijkers gaan colla voce (de vocale partijen verdubbelend), alleen de eerste viool speelt een prachtige vijfde stem.

2. Recitatief (B, S, A) en Koor

sopraan, alt, bas, strijkers, hobo d'amore 1/2, continuo

(B) Ich bin veracht', Ik ben veracht,
der Herr hat mich zum Leiden de Heer heeft mij op de dag van zijn toorn
am Tage seines Zorns gemacht; geschapen om te lijden;
der Vorrat, hauszuhalten, ist ziemlich klein; Ik kan bijna niet in mijn levensonderhoud voorzien;
man schenkt mir vor den Wein der Freuden men vult mijn kelk in plaats van met vreugdewijn
den bittern Kelch der Tränen ein. met bittere tranen.
Wie kann ich nun mein Amt mit Ruh verwalten, Hoe kan ik nu rustig mijn werk doen
wenn Seufzer meine Speise als zuchten mijn spijs
und Tränen das Getränke sein? en tranen mijn drank zijn?
(Koor)
Er kann und will dich lassen nicht, Hij kan en wil je niet verlaten,
er weiß gar wohl, was dir gebricht, hij weet heel goed wat jou ontbreekt,
Himmel und Erd ist sein! hemel en aarde zijn van hem!
(S) Ach, wie? Ach, hoe dan?
Gott sorget freilich vor das Vieh, God zorgt weliswaar voor de dieren,
er gibt den Vögeln seine Speise, hij geeft de vogels zijn voedsel,
er sättiget die jungen Raben, hij verzadigt de jonge raven,
nur ich, ich weiß nicht, auf was Weise alleen ik, ik weet niet hoe ik,
ich armes Kind arm kind,
mein bißchen Brot soll haben, aan mijn stukje brood moet komen,
wo ist jemand, der sich zu meiner Rettung findt? waar is iemand te vinden die mij kan redden?
(Koor)
Dein Vater und dein Herre Gott, Je Vader en God je Heer,
der dir beisteht in aller Not. die je bijstaat in alle nood.
(A) Ich bin verlassen, es scheint, Ik ben verlaten, het is alsof
als wollte mich auch Gott bei meiner Armut hassen, ook God mij in mijn armoede haat,
da ers doch immer terwijl hij het toch altijd
gut mit mir gemeint. goed met mij heeft voorgehad.
Ach Sorgen, werdet ihr denn alle Morgen Ach, zorgen, komen jullie dan elke morgen
und alle Tage wieder neu? en elke dag weer terug?
So klag ich immerfort: Zo blijf ik maar klagen:
Ach! Armut! hartes Wort, Ach, armoede, hard woord,
wer steht mir denn in meinem Kummer bei? wie staat me toch bij in mijn verdriet?
(Koor)
Dein Vater und dein Herre Gott, Je vader en God je Heer,
der steht dir bei in aller Not.die staat je bij in alle nood.
beluister:

Het tweede koraalcouplet (2) dient als geruststellend intermezzo tussen dramatische recitatieven van bas, sopraan en alt.

In zijn secco (slechts door continuo begeleid) recitatief sluit de bas zich met omstandig zelfbeklag aan bij de alt uit (1); hem worden in plaats van wijn slechts bittere tranen geschonken. schenkt wordt plastisch uitgebeeld met een dalende toonreeks, en maar liefst vijf keer klinkt de schrille verminderde kwint/overmatige kwart (diabolus in musica), resp. op de woorden Leiden, Zorn, Vorrat, Tränen en Seufzer. Het woord Freuden daarentegen, dat meestal met uitvoerige melisma's wordt gevierd, kan hier aan de bas geen glimlach ontlokken.

Het koor zingt de eerste drie vertrouwenwekkende koraalregels eenvoudig geharmoniseerd, met korte tussenspelen van de twee oboi d'amore, maar dan intervenieert de ongelovige sopraan (Ach, wie?) in een door strijkers begeleid recitatief, op een prachtige, aan Psalm 147: 9 refererende tekst, die toch ook enigszins aan Calimero herinnert. Het koor dient haar van repliek met de laatste twee koraalregels, die nu echter op motet-achtige wijze door de onderstemmen (tenor, bas, alt) worden begeleid met (voor-)imitaties van de koraalmelodie: Bach poogt het gezag van de woorden muzikaal te versterken door een beroep te doen op de eerbiedwaardige antieke polyfonie. Maar ook de alt is nog niet overtuigd; z/hij beklaagt haar Verlassenheit in een secco, door alle instrumenten behalve het continuo verlaten recitatief, dat door het koor wordt beantwoord met een herhaling van de laatste twee koraalregels. Bachs (onbekende) tekstdichter heeft ter wille van het dialoogkarakter de oorspronkelijke koraaltekst

'Mein Vater und mein Herre Gott, der mir beisteht in aller Not'

gewijzigd in

'Dein Vater und dein Herre Gott, der dir beisteht in aller Not".

 

(Bach noteert een pauzenloze overgang van het recitatief naar de aansluitende koraalregels, die de oude Bachausgabe verduidelijkt met het woord attacca. Oudere uitgaven en sommige uitvoerenden beschouwen het koraal als een nieuw deel (3), waardoor de cantate zeven delen gaat omvatten. Daarentegen lijkt Bachs architectuur meer recht te worden gedaan wanneer we de delen (1) en (2) als één geheel beschouwen; zie het nevenstaand schema.)

3. Recitatief (T)

tenor, continuo

Ach süßer Trost!Ach, zoete troost!
Wenn Gott mich nicht verlassenAls God mij niet wil verlaten
und nicht versäumen will,en mij niet wil negeren,
so kann ich in der Stilldan kan ik stil en geduldig
und in Geduld mich fassen.kalm worden.
Die Welt mag immerhin mich hassen,Ook al haat de wereld mij,
so werf ich meine Sorgenik werp mijn zorgen
mit Freuden auf den Herrn,vol vreugde op de Heer,
und hilft er heute nicht,en als hij vandaag niet helpt,
so hilft er mir doch morgen.dan zal hij morgen wel helpen.
Nun leg ich herzlich gernNu leg ik van harte
die Sorgen unters Kissenmijn zorgen onder mijn kussen
und mag nichts mehr als diesen verlang tot troost
zu meinem Troste wissen:naar niets anders dan het volgende:
beluister:

Terwijl je nu eindelijk een aria zou verwachten, volgt eerst nog een secco recitatief (3) van de tenor, die in het voorafgaande als klager ontbrak omdat hij als aanvoerder van de koraalzangers fungeerde. Hier markeert hij de inhoudelijke wending in de cantate: de Trost is aanvaard, de Sorgen zijn opgeborgen en zelfs Freuden kan weer met een vrolijke riedel worden verluchtigd. De toonsoort, die tot nu toe b-klein was, is veranderd in G-groot. Met een dubbele punt lanceert de tenor de bas in zijn aria (4), Auf Gott steht meine Zuversicht. (Bach noteert ook hier een pauzenloze overgang ('attacca'), daarmee een vierdeling in de cantate suggererend.)

4. Aria (B)

bas, strijkers, continuo

Auf Gott steht meine Zuversicht, Op God vertrouw ik,
mein Glaube läßt ihn walten. mijn geloof laat hem regeren.
Nun kann mich keine Sorge nagen, Nu kunnen geen zorgen meer aan mij knagen,
nun kann mich auch kein Armut plagen. nu kan ook geen armoede mij kwellen.
Auf Gott steht meine Zuversicht! Op God vertrouw ik!
Auch mitten in dem größten Leide Ook midden in het grootste leed
bleibt er mein Vater, meine Freude, blijft hij mijn Vader, mijn vreugde,
er will mich wunderlich erhalten.hij wil mij wonderlijk bewaren.
beluister:

De enige, maar dan ook lange aria (4) in deze cantate is voor de bas, die zich inmiddels van Gods duurzame toewijding verzekerd weet; strijkers en continuo begeleiden hem, in het ritme van een menuet. Het vocale en instrumentale thema bestaat uit drie delen: gedragen lange noten die rust en betrouwbaarheid moeten uitstralen, gevolgd door een kort, stuiterend vreugdemotiefje, dat regelmatig de rustige continuonoten zal onderbreken, en afgerond met een lange coloratuur, waarop meestal walten en Freude wordt gezongen. Aan voorbijgaande Sorge en Armut worden slechts zeventien van de 165 maten besteed.

Ruim vijftien jaar later zou Bach deze aria zorgvuldig bewerken tot het Gratias van zijn Mis in G (BWV 236).

5. Recitatief (A)

alt, continuo

Ei nun! so will ich auch recht sanfte ruhn. Welnu, dan wil ik ook zacht rusten.
Euch, Sorgen! sei der Scheidebrief gegeben. Adieu, zorgen.
Nun kann ich wie im Himmel leben.Nu kan ik als in de hemel leven.
beluister:

Op de valreep sluit ook de alt zich, met een zeer kort (vijf maten) recitatief (5), bij de bas aan.

6. Koraal

tutti gefigureerd

Weil du mein Gott und Vater bist,Omdat u mijn God en Vader bent,
dein Kind wirst du verlassen nicht,zult u uw kind niet verlaten,
du väterliches Herz!o vaderhart!
Ich bin ein armer Erdenkloß,Ik ben een armzalig brokje aarde,
auf Erden weiß ich keinen Trost.op aarde kan ik geen troost vinden.
beluister:

De cantate wordt besloten (6) met het derde - en dus niet het laatste - couplet van het inmiddels vertrouwde Warum-betrübst-du-dich-koraal. De vijf enigszins polyfoon geharmoniseerde regels van het koor zijn ingebed in een concertante orkestpartij, die zich geheel onafhankelijk lijkt af te spelen, schijnbaar onberoerd door het onregelmatig invallende koor. In een dansante 6/8-maat, boven een strak doorlopend continuo, spelen de violen spectaculaire figuraties die alle zorgen wegwuiven.